Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding, uitgebracht d.d. 21 mei 2021
- de brief van [ged.conv./eis.reconv.] d.d. 8 juni 2021 met eis in reconventie en producties
- de brief van [ged.conv./eis.reconv.] d.d. 8 juni 2021 met productie
- de mondelinge behandeling d.d. 10 juni 2021
- de pleitnota van [eis.conv./ged.reconv.]
- de pleitnota van [ged.conv./eis.reconv.] .
2.De kern van deze zaak en de beslissing van de rechter
3.De feiten
Indien de samenleving (…) eindigt, heeft ieder het recht nog gedurende drie maanden te wonen in de door hen tezamen bewoonde woning. (…)
a. Gedurende voormelde periode zal in onderling overleg worden uitgemaakt wie in redelijkheid de meeste aanspraken heeft om de woning te blijven bewonen.
(…)
4.Het geschil in conventie
5.Het geschil in reconventie
6.De beoordeling
spoedeisend belang [eis.conv./ged.reconv.]
Voor mevrouw [eis.conv./ged.reconv.] is het noodzakelijk dat de woning z.s.m. verkocht wordt en dat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt gesteld. Eerder kunnen wij geen schuldhulpverlening bieden…”
NJ2007, 37). Volgens de Hoge Raad kan in twee gevallen sprake zijn van ongeschiktheid voor behandeling in kort geding (HR 4 juni 1993,
NJ1993, 659). Ten eerste kan een zaak ongeschikt zijn indien de feiten binnen het beperkte kader van het kort geding niet voldoende tot klaarheid zijn gebracht. Ten tweede kan een zaak ongeschikt zijn indien de voorzieningenrechter de gevolgen van een door hem te geven beslissing niet voldoende kan overzien.