In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de voorwaarden verbonden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een tijdelijke mantelzorgwoning. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd om een mantelzorgwoning te bouwen op een perceel met de bestemming 'Bos'. De vergunning was verleend met de voorwaarde dat de mantelzorgwoning binnen twee maanden verwijderd moest worden als deze gedurende zes maanden niet meer bewoond werd voor mantelzorg. Eiser was het niet eens met deze voorwaarde, omdat hij vreesde dat de zorgbehoevende langer dan zes maanden in een zorginstelling zou verblijven, maar de intentie had om op termijn terug te keren naar de mantelzorgwoning.
De rechtbank oordeelde dat de voorwaarde op zichzelf redelijk was, maar dat deze moest worden aangevuld met een clausule die de mogelijkheid van terugkeer van de zorgbehoevende na een langere afwezigheid waarborgde. Daarnaast moest het voor alle betrokkenen duidelijk zijn dat eiser ook aan anderen dan zijn moeder mantelzorg mocht verlenen in de woning. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente Epe vanwege een zorgvuldigheidsgebrek en gaf de gemeente een termijn van zes weken om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd de geldingsduur van de omgevingsvergunning opgeschort totdat de nieuwe beslissing bekend was gemaakt.
De rechtbank oordeelde ook dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van eiser verschilde van andere gevallen waarin geen vergelijkbare voorwaarden waren gesteld. Eiser had geen recht op inzage in eerdere privaatrechtelijke overeenkomsten die door de gemeente waren afgesloten. De rechtbank veroordeelde de gemeente in de proceskosten van eiser en droeg hen op het griffierecht te vergoeden.