ECLI:NL:RBGEL:2021:3165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
C/05/387879 / KG RK 21-359
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening en misbruik van wrakingsprocedure

Op 27 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek was ingediend op 7 mei 2021, maar de rechtbank oordeelde dat het te laat was ingediend. De verzoeker had zijn gronden voor wraking geuit in een schriftelijk verzoek, waarin hij stelde dat de voorzitter van de wrakingskamer zich niet neutraal opstelde en betrokken was bij een deal die zijn bedrijf zou schaden. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop van vier dagen tussen de zitting van 3 mei 2021 en de indiening van het wrakingsverzoek. Hierdoor was de rechtbank van mening dat het verzoek niet-ontvankelijk was.

Daarnaast merkte de rechtbank op dat de verzoeker in eerdere procedures al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat had geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker het middel van wraking misbruikte, en besloot dat toekomstige wrakingsverzoeken van deze verzoeker in deze procedure niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing werd genomen door de rechters P.J.C. Cremers, H.C. Leemreize en M.M. Klaasen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/387879 / KG RK 21/359
Beslissing van 27 mei 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. S.J. Peerdeman, mr. J.A. van Schagen en mr. A.F. Germs-de Goede,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 mei 2021, op de griffie ontvangen op 7 mei 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 18 mei 2021.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters als leden van de wrakingskamer in de zaak met nummer C/05/386228 KG RK 21-244. Het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend nadat voornoemd wrakingsverzoek ter zitting van 3 mei 2021 is behandeld.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Hij stelt dat de voorzitter van de wrakingskamer zich van de domme hield over het feit dat er een deal is met een narcist en dat deze deal zijn bedrijf kapot moest maken, terwijl de voorzitter wist van de ontwikkelde machine die door de overheid van de markt is gehaald. Verzoeker stelt voorts dat de voorzitter weigerde het gesprek aan te gaan om tot een oplossing te komen voor de corruptie en de deal van de rechtbank. Hij stelt vervolgens dat, onder meer door de voorzitter van de wrakingskamer, de rechtszaken in Den Bosch en Arnhem van elkaar worden gesplitst, duidelijk om de kwestie in de doofpot te schrijven. Verzoeker stelt tot slot dat de presidenten van de rechtbanken Arnhem, Den Bosch en Den Haag gezamenlijk met de overheid en in overeenstemming met de narcist hebben besloten om in diens bevredigingsbehoefte te voorzien en om verzoeker zijn rechten te ontnemen door zijn zaak bij het OM kapot te schrijven en al zijn andere zaken door te drukken. De overige gronden zijn gericht tegen de overheid, waaronder de rol van de rechtspraak.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het wrakingsverzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het wrakingsverzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op de zitting van 3 mei 2021 en het verzoek is gedaan op 7 mei 2021. Voor het tijdsverloop van vier dagen is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Het wrakingsverzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het wrakingsverzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek komt de rechtbank daarom niet toe. Voor een behandeling ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het voorgaande niet toegekomen.
3.3.
Verzoeker heeft in de onderliggende procedure reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de rechtbank gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker in deze procedure gericht tegen (rechters als leden van) een wrakingskamer niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • verklaart verzoeker (kennelijk) niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze procedure gericht tegen (rechters als leden van) een wrakingskamer niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. P.J.C. Cremers, mr. H.C. Leemreize en mr. M.M. Klaasen, en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. M.M. Klaasen in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. van Veldhuizen en in openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.
de griffier de voorzitter
is buiten staat mede te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.