Op 27 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek was ingediend op 7 mei 2021, maar de rechtbank oordeelde dat het te laat was ingediend. De verzoeker had zijn gronden voor wraking geuit in een schriftelijk verzoek, waarin hij stelde dat de voorzitter van de wrakingskamer zich niet neutraal opstelde en betrokken was bij een deal die zijn bedrijf zou schaden. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop van vier dagen tussen de zitting van 3 mei 2021 en de indiening van het wrakingsverzoek. Hierdoor was de rechtbank van mening dat het verzoek niet-ontvankelijk was.
Daarnaast merkte de rechtbank op dat de verzoeker in eerdere procedures al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat had geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker het middel van wraking misbruikte, en besloot dat toekomstige wrakingsverzoeken van deze verzoeker in deze procedure niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing werd genomen door de rechters P.J.C. Cremers, H.C. Leemreize en M.M. Klaasen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.