In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een erfrechtelijk geschil tussen [eisende partij] en de stichting Vrienden van de Molenberg. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Hupkes, vorderde de nietigheid van een testament dat op 19 november 2014 was opgemaakt door erflaatster, die op 20 april 2019 overleed. De eiseres stelde dat het testament onder invloed van een geestelijke stoornis tot stand was gekomen, en dat de stichting Vrienden van de Molenberg, die als enig erfgename was benoemd, een verboden partij was in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een geestelijke stoornis die de wilsbekwaamheid van erflaatster zou hebben beïnvloed. Bovendien werd vastgesteld dat Vrienden van de Molenberg geen tussenbeidekomende partij was, omdat er geen personele unie bestond tussen de stichting en het verzorgingshuis waar erflaatster verbleef.
De rechtbank verklaarde de eiseres niet ontvankelijk in haar vorderingen tot schorsing van de executie en terugbetaling van reeds betaalde bedragen, omdat deze vorderingen tegen de verkeerde partij waren ingesteld. De rechtbank wees de overige vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.753,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.