Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel en de beoordeling van verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke op 12 maart 2021 een beslissing heeft genomen tot het verlenen van verplichte zorg, waarbij verschillende vormen van zorg zijn genoemd. De rechtbank oordeelt dat de toevoeging 'indien nodig' bij enkele vormen van zorg impliceert dat deze op het moment van de beslissing niet noodzakelijk waren, waardoor de beslissing van de zorgverantwoordelijke niet op rechtsgevolg is gericht. Verzoekster, die onder zorgmachtiging stond, heeft een klacht ingediend tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaart haar niet-ontvankelijk voor de vormen van zorg die 'indien nodig' zijn genoemd.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke onvoldoende heeft onderbouwd dat de in de beslissing genoemde vormen van verplichte zorg op dat moment noodzakelijk waren. De rechtbank concludeert dat er niet kan worden vastgesteld of de zorg noodzakelijk was en of aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan. De klacht van verzoekster wordt in zoverre gegrond verklaard. Ten aanzien van de schadevergoeding oordeelt de rechtbank dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond welke schade zij heeft geleden, waardoor dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank vernietigt de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 12 maart 2021 en verklaart het verzoek van verzoekster niet-ontvankelijk voor de verplichte vormen van zorg die onder de eerdergenoemde voorwaarden vallen.