ECLI:NL:RBGEL:2021:3128

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/05/387841 / FA RK 21-1630
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot voortzetting van de crisismaatregel en beoordeling van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel en de beoordeling van verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke op 12 maart 2021 een beslissing heeft genomen tot het verlenen van verplichte zorg, waarbij verschillende vormen van zorg zijn genoemd. De rechtbank oordeelt dat de toevoeging 'indien nodig' bij enkele vormen van zorg impliceert dat deze op het moment van de beslissing niet noodzakelijk waren, waardoor de beslissing van de zorgverantwoordelijke niet op rechtsgevolg is gericht. Verzoekster, die onder zorgmachtiging stond, heeft een klacht ingediend tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaart haar niet-ontvankelijk voor de vormen van zorg die 'indien nodig' zijn genoemd.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de zorgverantwoordelijke onvoldoende heeft onderbouwd dat de in de beslissing genoemde vormen van verplichte zorg op dat moment noodzakelijk waren. De rechtbank concludeert dat er niet kan worden vastgesteld of de zorg noodzakelijk was en of aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan. De klacht van verzoekster wordt in zoverre gegrond verklaard. Ten aanzien van de schadevergoeding oordeelt de rechtbank dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond welke schade zij heeft geleden, waardoor dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank vernietigt de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 12 maart 2021 en verklaart het verzoek van verzoekster niet-ontvankelijk voor de verplichte vormen van zorg die onder de eerdergenoemde voorwaarden vallen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/387841 / FA RK 21-1630
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Beschikking beroep tegen klachtenprocedure ex artikel 10:7 Wvggz
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door betrokkene ingediend bij de klachtencommissie op 19 maart 2021 (hierna: de klachtencommissie)
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
verblijvende te Pro Persona [locatie] , op grond van een zorgmachtiging geldend tot en met uiterlijk 19 oktober 2021,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. A.H. Staring te Arnhem.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het beroepschrift van 10 mei 2021 op nader aan te voeren gronden met bijlagen;
  • de gronden voor het beroep met bijlagen, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 21 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 april 2021, via beeldbellen. Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
  • [behandelaar] , als behandelaar verbonden aan Pro Persona;
  • [psychiater] , als psychiater verbonden aan Pro Persona.

2.Feiten

2.1.
Verzoekster was op grond van de beschikking van deze rechtbank van 12 maart 2021, opgenomen bij Pro Persona en ontving verplichte zorg. In die beschikking zijn de volgende vormen van verplichte zorg opgenomen:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen,
  • het beperken van de bewegingsvrijheid,
  • insluiten,
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene,
  • onderzoek aan kleding of lichaam,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, en
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.
Verzoekster heeft bij brief van 19 maart 2021 een klacht ingediend bij de klachtencommissie tegen de verplichte zorg. Deze klacht is gericht tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 12 maart 2021, waarbij wordt overgegaan tot het verlenen van alle vormen van verplichte zorg, zoals hierboven genoemd.
2.3.
De klachtencommissie heeft klaagster op 29 maart 2021 gehoord en de klacht op 1 april 2021 ongegrond verklaard.
2.4.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren en een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren. Voorts heeft verzoekster de rechtbank gevraagd een schadevergoeding vast te stellen.

3.Standpunten van partijen

Verzoekster
3.1.
Door en namens verzoekster is gesteld dat de medische verklaring, die de grondslag vormde voor de crisismaatregel en de beschikking van de rechtbank, op onderdelen onjuist is en is gebaseerd op verouderde informatie. Verzoekster is het niet eens met de opname en verplichte zorg in de [accommodatie] . Zij geeft aan dat men haar op basis van een twintig jaar oude diagnose, te weten een postnatale depressie, vasthoudt.
3.2.
De klachten zijn verder gericht tegen het toepassen van alle vormen van verplichte zorg die in de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 12 maart 2021 zijn opgenomen. Meer specifiek wordt door en namens verzoekster aangevoerd dat de genoemde vormen van verplichte zorg slechts mogen worden toegepast nadat de noodzaak hiertoe is gebleken. Daarbij is namens verzoekster benadrukt dat in de rapportages van 10 maart tot en met 23 maart 2021 weliswaar incidenten te zien zijn, maar dit geen incidenten betreffen die toepassing van verplichte zorg rechtvaardigen. Ook dient, gelet op het bepaalde in de wet, haar actuele gezondheidstoestand te worden beoordeeld, er vooroverleg met haar plaats te vinden en dient dan pas een op de actuele gegevens gebaseerde schriftelijke beslissing te worden uitgereikt. Volgens verzoekster is hieraan niet voldaan. Een eventuele hoge formulierenlast mag hier geen afbreuk aan doen volgens verzoekster. Het nemen van een beslissing, waarbij ‘indien nodig’ vormen van verplichte zorg op voorhand worden gefiatteerd, acht verzoekster in strijd met artikel 8.9 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
3.3.
Verzoekster stelt schade te hebben geleden door deze gang van zaken. Verplichte zorg bij psychiatrische patiënten is een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Naar de overtuiging van verzoekster komt haar daarom een vergoeding toe van de schade die zij als gevolg van de ondergane vormen van verplichte zorg heeft geleden, althans een tegemoetkoming van de schade.
Verweerder
3.4.
Verweerder stelt dat in deze situatie de actuele gezondheidstoestand van verzoekster is beoordeeld, voordat de beslissing is genomen. Verweerder vult nog aan dat sprake is (geweest) van manische decompensatie en (verbale) agressie bij verzoekster. Zij was op dat moment niet te handhaven en ‘zette de afdeling op stelten.’ Om de veiligheid van verzoekster en die van haar medepatiënten op de afdeling te kunnen waarborgen diende te worden ingegrepen.
3.5.
Verweerder is van mening dat juist de opzet van de nieuwe wet maakt dat je al voorzienbare of mogelijk verwachte verplichte zorg kunt aanvragen bij de rechter voordat dit daadwerkelijk wordt ingezet. Volgens verweerder is het wenselijk dat er een breed scala van verplichte zorg kan worden ingezet, gelet op de hoge formulierenlast. Het is niet wenselijk dat telkens als verplichte zorg wordt ingezet er een formulier dient te worden ingevuld. Dit maakt de uitoefening van de zorgmachtiging onnodig bureaucratisch en gaat ten koste van de daadwerkelijke zorg.

4.Beoordeling

4.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar verzoekster verblijft te bezoeken. Dit levert voor verzoekster en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten verzoekster via beeldbellen te horen.
De ontvankelijkheid
4.2.
Op grond van artikel 10:7 lid 1 Wvggz kan verzoekster een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht. De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift van verzoekster op juiste wijze en tijdig is ingediend, zodat het verzoek in zoverre ontvankelijk is.
4.3.
In de door de zorgverantwoordelijke genomen beslissing van 12 maart 2021 is bij een aantal verplichte vormen van zorg een voorbehoud gemaakt. Bij de verplichte vormen van zorg:
  • insluiten,
  • onderzoek aan kleding of lichaam,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
is aangegeven dat deze – indien nodig – zullen worden ingezet.
4.4.
Gelet op de toevoeging ‘indien nodig’ waren deze verplichte vormen van zorg op het moment van het nemen van de beslissing vooralsnog niet aan de orde en stond evenmin vast dat deze in de nabije toekomst wel - als zijnde noodzakelijk - zouden worden ingezet. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van de zorgverantwoordelijke, voor zover deze ziet op de in overweging 4.3 genoemde vormen van verplichte zorg, daarom niet op rechtsgevolg is gericht. De rechtbank zal verzoekster ten aanzien van deze vormen van zorg dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Op het moment dat de zorgverantwoordelijke het alsnog noodzakelijk acht dat een van deze verplichte vormen van zorg dient te worden ingezet, dient hij op dat moment een beslissing te nemen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:9 Wvggz.
De inhoudelijke beoordeling
4.5.
Op 12 maart 2021 heeft de rechtbank de beschikking tot voortzetting van de crisismaatregel gegeven. Op dezelfde datum heeft de zorgverantwoordelijke de beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, waarbij alle door de rechtbank genoemde vormen van verplichte zorg ook in de beslissing zijn genoemd. Op grond van artikel 8:9 Wvggz mag de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing nemen tot het verlenen van verplichte zorg. De zorgverantwoordelijke kan dit alleen doen nadat hij zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene, met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en voor zover hij geen psychiater is, hij hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur. Bij de uitvoering van een zorgmachtiging dient de proportionaliteit en subsidiariteit, alsmede de doelmatigheid en veiligheid van de verplichte zorg te worden beoordeeld (artikel 2:1 derde lid Wvggz).
4.6.
In het systeem van de wet fungeert de zorgmachtiging als een paraplu, waarbij het aan de zorgverantwoordelijke is om telkens te toetsen en te motiveren welke vormen van verplichte zorg, zoals genoemd in de zorgmachtiging, in een gegeven situatie concreet dienen te worden ingezet.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende onderbouwd dat de in de beslissing genoemde vormen van verplichte zorg op dat moment noodzakelijk waren. De rechtbank stelt vast dat op grond van het zorgdossier niet achteraf kan worden getoetst welke vormen van zorg feitelijk zijn ingezet en wat de reden is geweest om deze zorg in te zetten. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld of de zorg noodzakelijk was of dat het nadeel op een andere (minder ingrijpende) manier kon worden afgewend, dan wel of aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan. Dat er op dat specifieke moment sprake was van decompensatie, verbale agressie en seksuele ontremming bij verzoekster, waarvoor inzet van verplichte zorg noodzakelijk was, is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan de vereisten die de wet stelt. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klacht van betrokkene in zoverre gegrond verklaard moet worden.
Schadevergoeding
4.8.
Tot slot moet de rechtbank beoordelen of verzoekster aanspraak maakt op een schadevergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster onvoldoende onderbouwd welke schade zij heeft geleden. Gelet daarop zal dit verzoek worden afgewezen.

5.De rechtbank

5.1.
verklaart het verzoek van klaagster niet-ontvankelijk voor zover dit ziet op de verplichte vormen van zorg, zoals genoemd onder overweging 4.3;
5.2.
verklaart de klacht voor het overige gegrond;
5.3.
vernietigt de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 12 maart 2021;
5.4.
wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. Vierveijzer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.C. van Doornik als griffier op 16 juni 2021.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel cassatie open.
Tegen de beslissing omtrent de schadevergoeding staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.