ECLI:NL:RBGEL:2021:3127

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
05/237896-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en doorrijden na aanrijding

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een 33-jarige man uit Arnhem veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 juli 2020. De man reed als bestuurder van een personenauto op de Rijkerswoerdsestraat in Arnhem en verleende geen voorrang aan een fietser, waardoor een aanrijding plaatsvond. De fietser, genaamd [slachtoffer], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenschudding, gebroken ribben en een gekneusde long. Na de aanrijding is de verdachte doorgereden zonder zich om de toestand van het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen, vooral omdat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar en een week hechtenis voor het rijden zonder rijbewijs. De uitspraak is gedaan na een zitting op 8 juni 2021, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/237896-20
Datum uitspraak : 22 juni 2021
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te Arnhem,
feitelijke verblijfplaats: [verblijfplaats] ,
géén BRP-adres.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 8 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Kerkstraat en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, het fietspad, genaamd het Rijnwaalpad, en de Rijkerswoerdsestraat, daarmee rijdende op de weg, de Rijkerswoerdsestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
 terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
 terwijl 50 meter voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990: inhoudende: “Stop, verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg”, met daaronder aangebracht, -het onderbord OB401, met de tekst 50 m-, was/waren geplaatst en/of
 terwijl voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord J24 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten (overstekende) fietsers, -met daaronder aangebracht het onderbord OB503, waarop twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers uit twee richtingen konden naderen-, was/waren geplaatst en/of
 terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde borden B7 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", met de onderborden OB02+OB503, -aanduidende dat het een fietspad betreft met verkeer uit beide richtingen-, waren geplaatst en/of
 terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Rijkerswoerdsestraat) een pianoklavier, een voorrangsteken en/of een stopstreep waren aangebracht,
 niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) verkeer naderde en/of
 in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de door hem bereden en/of die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
 in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement en/of voormelde borden B7 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) voor die op het wegdek van die die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) aangebrachte stopstreep te stoppen en/of die kruising is op- en/of overgereden en/of
 in strijd met voormelde borden B7 en/of voormelde stopstreep geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad), dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
 is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) rijdende, dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van een fiets, ten gevolge waarvan de bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Kerkstraat en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, het fietspad, genaamd het Rijnwaalpad, en de Rijkerswoerdsestraat, daarmede heeft gereden op de weg, de Rijkerswoerdsestraat,
 terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
 terwijl 50 meter voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990: inhoudende: “Stop, verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg”, met daaronder aangebracht, -het onderbord OB401, met de tekst 50 m-, was/waren geplaatst en/of
 terwijl voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord J24 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten (overstekende) fietsers, -met daaronder aangebracht het onderbord OB503, waarop twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers uit twee richtingen konden naderen-, was/waren geplaatst en/of
 terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde borden B7 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", met de onderborden OB02+OB503, -aanduidende dat het een fietspad betreft met verkeer uit beide richtingen-, waren geplaatst en/of
 terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Rijkerswoerdsestraat) een pianoklavier, een voorrangsteken en/of een stopstreep waren aangebracht,
 in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de door hem bereden en/of die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
 in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement en/of voormelde borden B7 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) voor die op het wegdek van die die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) aangebrachte stopstreep te stoppen en/of die kruising is op- en/of overgereden en/of
 in strijd met voormelde borden B7 en/of voormelde stopstreep geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad), dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
 is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) rijdende, dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van een fiets, ten gevolge waarvan de bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
Hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Arnhem, in de gemeente Arnhem, op of nabij de kruising van de Rijkerswoerdsestraat en/of het Rijnwaalpad, op of omstreeks 7 juli 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht
en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
3.
Hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Rijkerswoerdsestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 7 juli 2020 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Rijkerswoerdsestraat in Arnhem richting Huissen, komende uit de richting van de Kerkstraat. [2] [slachtoffer] fietste op dat moment over het Rijnwaalpad in Arnhem richting Elst, komende uit Rijkerswoerd. [3]
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens achtereenvolgend van toepassing op verdachte als verkeersdeelnemer:
 aan de rechterzijde het bord B7, inhoudende:
‘Stop. Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg’met daaronder het bord OB401 met de tekst
‘50 m’;
 aan de rechterzijde het bord J24, inhoudende naderend gevaar van overstekende fietsers met daaronder het bord OB503 waarop twee pijlen zijn geplaatst ten teken dat fietsers uit twee richtingen konden naderen;
 aan beide zijdes van de weg het bord B7, inhoudende:
‘Stop. Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg’met daaronder de borden OB02 en OB503 inhoudende kruisende fietsers in twee richtingen;
 op het wegdek waren voor de kruising pianoklavieren, een voorrangsdriehoek en een stopstreep aangebracht. [4]
Op de kruising van het Rijnwaalpad met de Rijkerswoerdsestraat stak verdachte het Rijnwaalpad over zonder te stoppen. Verdachte gaf geen voorrang aan [slachtoffer] , die op dat moment de Rijkerswoerdsestraat overstak. Een aanrijding tussen verdachte en [slachtoffer] was het gevolg. Verdachte reed tegen [slachtoffer] aan, waarna zij ten val kwam. [5] Verdachte is vervolgens niet gestopt om zich op de hoogte te stellen van de toestand van [slachtoffer] of om zijn identiteit kenbaar te maken. [6] Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs. [7]
Om tot een veroordeling wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank betrekt bij de beoordeling van de vraag of sprake was van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid en bij de beschouwing van alle omstandigheden, dat verdachte ervoor gekozen heeft een auto te besturen zonder dat hij in het bezit is van een geldig rijbewijs, dat hij bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en dat hij wist dat hij moest stoppen. [8]
Ondanks het feit dat verdachte bekend was met het kruispunt en met de verplichting om daar te stoppen – hetgeen naar het oordeel van de rechtbank extra voorzichtigheid van hem vereiste – heeft verdachte bewust de keus gemaakt om zijn auto niet tot stilstand te brengen. Hierdoor heeft hij [slachtoffer] niet gezien. [9] Dit, terwijl verdachte erkent dat het een gevaarlijke kruising betreft, waar het nodig is om echt stil te staan. [10] De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat als verdachte zijn auto bij de stopstreep tot stilstand had gebracht, zijn zicht op geen enkele wijze belemmerd zou zijn geweest. [11]
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet alleen heeft verzuimd de auto tot stilstand te brengen, maar dat hij ook zijn snelheid niet of onvoldoende heeft geminderd. [12] Hierdoor was verdachte niet in staat om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen een afstand waarop hij de kruising kon overzien.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen zichzelf de mogelijkheid heeft ontnomen om zich ervan te vergewissen of er andere verkeersdeelnemers op het kruispunt aanwezig waren. Hierdoor heeft verdachte zich er in onvoldoende mate van overtuigd of er verkeer naderde. Door dergelijk verkeersgedrag, onder de geschetste omstandigheden en terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van – ten minste – aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank is gelet op het voorgaande zelfs van oordeel dat sprake is van een zeer hoge mate van schuld, in de zin van onvoorzichtigheid, onoplettendheid en onachtzaamheid.
Met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij een zware hersenschudding, zes gebroken ribben, een klaplong en een gekneusde long en meerdere breuken aan het bekken en de heupkom aan het ongeval heeft overgehouden. Zij heeft twee operaties ondergaan. Zij heeft een zenuwbeschadiging opgelopen en heeft hierdoor continu pijn. Zij is tot op heden nog niet volledig hersteld en het is vooralsnog onduidelijk of zij wel volledig zal herstellen. [13] De rechtbank kwalificeert het letsel als zwaar lichamelijk letsel, mede gelet op het feit dat dat [slachtoffer] haar normale bezigheden en haar werk tot op heden niet of zeer beperkt kan uitoefenen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij alleen fietste, dat zij na het ongeval in paniek was en heel veel pijn had. [14] Verdachte heeft verklaard dat hij na de aanrijding is doorgereden. Naar eigen zeggen was hij in paniek omdat hij niet in het bezit was van een rijbewijs. Hij heeft ook verklaard dat hij zag dat er meerdere mensen ter plaatse aanwezig waren en dat hij anders zelf de ambulance zou hebben gebeld. [15]
De dag na het ongeval heeft verdachte berichten verstuurd met de tekst: ‘Ik haat wielrenners’, ‘Hij vloog door me ruit heen’ en ‘1tje minder’, en heeft hij de vraag van zijn gesprekspartner ‘Moest ie naar het ziekenhuis?’ beantwoord met ‘Ja’. [16]
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande kan worden afgeleid dat verdachte wist dat hij aan [slachtoffer] letsel had toegebracht, maar dat hij desondanks is weggereden. De rechtbank oordeelt, mede gelet op de aard van het letsel, dat verdachte [slachtoffer] na de aanrijding in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Dat na de aanrijding een omstander zich om [slachtoffer] heeft bekommerd, doet daaraan niet af.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 juli 2020 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Kerkstraat en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, het fietspad, genaamd het Rijnwaalpad, en de Rijkerswoerdsestraat, daarmee rijdende op de weg, de Rijkerswoerdsestraat,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
 terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
/of
 terwijl 50 meter voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990: inhoudende: “Stop, verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg”, met daaronder aangebracht, -het onderbord OB401, met de tekst 50 m-,
was/waren geplaatst en
/of
 terwijl voor voormelde kruising aan de rechterzijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord J24 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten
(overstekende
)fietsers, -met daaronder aangebracht het onderbord OB503, waarop twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers uit twee richtingen konden naderen-,
was/waren geplaatst en
/of
 terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg (de Rijkerswoerdsestraat) in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde borden B7 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Stop. Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", met de onderborden OB02+OB503, -aanduidende dat het een fietspad betreft met verkeer uit beide richtingen-, waren geplaatst en
/of
 terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (Rijkerswoerdsestraat) een pianoklavier, een voorrangsteken en
/ofeen stopstreep waren aangebracht,

niet ofin onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/ofzich
niet ofin onvoldoende mate heeft overtuigd of over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) verkeer naderde en
/of
 in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de door hem bereden en
/ofdie kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) kon overzien en waarover deze vrij
warenen
/of
 in strijd met het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement en
/ofvoormelde borden B7 van voormeld reglement, niet aan zijn verplichting heeft voldaan om met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) voor die op het wegdek van die die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) aangebrachte stopstreep te stoppen en
/ofdie kruising is op
-en
/ofovergereden en
/of
 in strijd met voormelde borden B7 en
/ofvoormelde stopstreep geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende
(voorrangs
)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad), dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en
/of
 is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen met,die over die kruisende (voorrangs)weg (het fietspad genaamd het Rijnwaalpad) rijdende, dicht genaderd zijnde fiets en
/ofde bestuurster van
diefiets, ten gevolge waarvan de bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
Hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Arnhem, in de gemeente Arnhem, op
of nabijde kruising van de Rijkerswoerdsestraat en
/ofhet Rijnwaalpad, op
of omstreeks7 juli 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,een ander (te weten [slachtoffer] letsel
en/of schadewas toegebracht
en
/ofdie ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
3.
Hij op
of omstreeks7 juli 2020 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Rijkerswoerdsestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Ten aanzien van feit 2
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 3
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren. Met betrekking tot feit 3 heeft zij geëist dat verdachte wordt veroordeeld één week hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 april 2021.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte door zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Verdachte bestuurde een auto zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs, was bekend met de gevaarlijke situatie ter plaatse van het kruispunt, erkent dat het nodig is om voor de kruising te stoppen omdat het kruisende verkeer anders niet goed zichtbaar is, maar heeft de auto desondanks niet tot stilstand gebracht en zelfs überhaupt geen snelheid geminderd. Hij heeft geen voorrang verleend aan een naderende fietser.
Het was zo’n harde klap dat [slachtoffer] acht tot tien meter verderop op het asfalt terechtkwam. [slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ter terechtzitting heeft zij aangegeven dat het ongeval grote impact heeft op haar psychische gesteldheid en (gezins)leven. Zij heeft verklaard dat zij nog dagelijks pijn heeft, dat zij haar normale bezigheden en werkzaamheden niet of zeer beperkt kan uitoefenen, dat zij nog steeds niet (volledig) is hersteld en dat het bovendien onduidelijk is of zij nog volledig zal herstellen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk vaker zonder geldig rijbewijs een auto bestuurt. Immers, ruim twee weken na het ongeval is verdachte wederom zonder rijbewijs achter het stuur aangetroffen en is hij daarvoor beboet.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij na het ongeval is doorgereden en [slachtoffer] in een hulpeloze toestand achterliet. Daarbij komt, dat verdachte zich niet direct bij de politie heeft gemeld, naar eigen zeggen omdat hij het weekend wilde overbruggen. Als redenen daarvoor noemde verdachte onder meer dat hij niet in het weekend wilde vastzitten en dat hij op de dag waarop hij werd aangehouden, allerlei afspraken had. De rechtbank merkt hierbij op dat het ongeval op een dinsdag heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte uitsluitend aan zijn eigen belangen heeft gedacht, zich na het ongeval niet heeft bekommerd om [slachtoffer] en op geen enkele wijze zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Voorts toont hij geen berouw, heeft hij stuitende berichten naar een kennis verstuurd over het ongeval – waaruit blijkt dat hij heel goed wist wat er was gebeurd en hoe hard de klap was geweest – , heeft hij geen contact gezocht met [slachtoffer] en is hij ook niet ter terechtzitting verschenen om verantwoording af te leggen. Verdachte heeft respectloos gehandeld jegens [slachtoffer] terwijl zij en haar gezin nog dagelijks de gevolgen van de aanrijding ondervinden. Het handelen van verdachte getuigt van een ongehoorde onverschilligheid, niet alleen tegenover het lot van [slachtoffer] maar ook tegenover de verkeersveiligheid in het algemeen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Gelet op dit alles kan niet worden volstaan met een geldboete of taakstraf. De rechtbank acht een stevige vergelding in de zin van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (c.q. hechtenis) op zijn plaats. Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank ook een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, nu verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht. Als verdachte tijdens de geldigheidsduur van deze ontzegging toch een motorrijtuig mocht gaan besturen, maakt hij zich schuldig aan een misdrijf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en zal tot oplegging hiervan overgaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens feit 1 primair en feit 2 tot een
gevangenisstraf voor de duur van (6) zes maanden;

ontzegtverdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren;
 veroordeelt verdachte wegens feit 3 tot
hechtenis voor de duur van 1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. G.M. van den Broek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2021.
Mr. D. R. Sonneveldt is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020315703, gesloten op 18 augustus 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 7, alsmede het proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, p. 144.
3.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 7.
4.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 7, alsmede het proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, p. 122-124.
5.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 7.
6.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 7, alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 107.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p, 105, alsmede het proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 106.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 106-107.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 106.
11.Het proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, p. 144.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 18.
13.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 16, alsmede de getuigenverklaring afgelegd door [slachtoffer] ter terechtzitting van 8 juni 2021.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] ,p. 15-16.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 107.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 45-46.