ECLI:NL:RBGEL:2021:3106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
05/140184-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland een 44-jarige man uit Nijmegen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, wegens poging tot seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen. De man moet ook € 1.000,00 schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 juni 2019, waarbij de verdachte, wetende dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft verricht die als seksueel binnendringen kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de toestand van het slachtoffer en dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer niet in staat was om haar wil te bepalen of weerstand te bieden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt om tot de conclusie te komen dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische problemen en het verlies van zijn baan, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om hem de kans te geven zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/140184-20
Datum uitspraak : 21 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. E.R.T. Tromp, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting, gehouden op 7 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen te plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] op de bijrijdersstoel van zijn, verdachtes, auto heeft laten plaatsnemen en/of
(vervolgens) zijn auto heeft gereden naar en/of heeft geparkeerd op een rustig plekje, ergens in Neerbosch-Oost en/of (aldaar) de broek en/of de slip van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, althans (deels) naar beneden heeft gedaan en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek heeft uitgetrokken, althans zijn, verdachtes, penis (deels) uit de broek heeft gehaald en/of (vervolgens) tussen de benen, althans bovenop het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het eenmaal of meerdere malen kussen (op de mond) van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens) het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, ontblote penis tussen de benen en/of tegen de schaamstreek van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dan wel behoefde te vermoeden dat aangeefster niet in staat was haar wil te bepalen. Aangeefster was, tot zij onwel werd, aanspreekbaar en gaf antwoord op de door verdachte gestelde vragen. Daarnaast heeft aangeefster ontkennend geantwoord op de vraag van verdachte of aangeefster onder invloed was. Ten aanzien van de poging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zijn handelen gestaakt heeft zodra aangeefster hem een duwtje gaf en dat zodoende sprake was van vrijwillige terugtred.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft verklaard dat zij op 13 juni 2019 bij een vriend van haar is geweest en daar vermoedelijk GHB heeft gedronken. Vervolgens is aangeefster boodschappen gaan doen bij de Lidl in Neerbosch-Oost, waar zij zich niet lekker begon te voelen. Aangeefster had een raar gevoel in haar benen en werd misselijk. Zij is vervolgens een paar keer gevallen op de parkeerplaats van de Lidl. Volgens aangeefster bood verdachte aan haar naar huis te brengen. Vanaf dat moment kan aangeefster zich een periode niets meer herinneren en was er aldus volgens aangeefster sprake van een zwart gat. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op haar lag toen zij bijkwam. Zij zat op dat moment in de auto van verdachte, op de bijrijdersstoel. Verdachte was bezig met het aantrekken van aangeefsters en zijn kleding. [2] Volgens aangeefster trok verdachte zijn broek omhoog. Aangeefsters string zat niet goed, de bandjes voor de zijkant zaten bij haar kruis. Hetgeen bij haar kruis hoorde te zijn, zat ter hoogte van haar heup. De trainingsbroek van aangeefster hing op de linkerkant van haar linker enkel. Eén been zat nog in de broek, het andere been was eruit. [3] Verdachte heeft aangeefster gevraagd of zij wat had gebruikt. [4] Aangeefster heeft nadat ze bij was gekomen twee keer overgegeven. [5]
De politie heeft camerabeelden uitgekeken van de Lidl aan de [adres 2] te Nijmegen, d.d. 13 juni 2019. De verbalisanten omschrijven dat zij zien dat aangeefster voor de kassa licht door beide knieën zakt. Aangeefster maakt vervolgens een, van voren naar achteren, hellende beweging. De verbalisanten zien dat aangeefster meerdere malen met haar hand naar haar mond reiktVervolgens zien verbalisanten aangeefster een licht hellende beweging naar achteren maken, waarna zij haar balans verliest. Kort daarna leunt aangeefster tegen de kassa en maakt wederom een licht hellende beweging naar achteren. [6]
De politie heeft tevens camerabeelden uitgekeken van de parkeerplaats van Winkelcentrum Notenhout, d.d. 13 juni 2019. De verbalisant omschrijft dat hij ziet dat aangeefster om 15:18 uur in elkaar zakt en op de grond valt. [7] De verbalisant ziet later, om 16:41 uur, een auto die op naam van verdachte staat het parkeerterrein oprijden. Op de bijrijdersstoel zit een persoon die bovenkleding draagt dat gelijkend is met de kleding van aangeefster. De verbalisant ziet dat om 17:02 uur een grijze [merk] (de rechtbank begrijpt: de auto van aangeefster) het parkeerterrein verlaat. [8] Tot slot ziet de verbalisant een voertuig, gelijkend op het voertuig van de verdachte, het parkeerterrein verlaten om 17:02 uur. [9]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij aangeefster zwalkend heeft zien lopen op de parkeerplaats van de COOP. [getuige] dacht dat aangeefster onder invloed was van drugs of alcohol. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster op de parkeerplaats heeft aangesproken, omdat hij haar bebloede handen zag. Aangeefster zei tegen verdachte dat zij misselijk was en zich niet lekker voelde. Aangeefster is zelf in verdachtes auto gestapt, maar verdachte heeft haar hierbij moeten ondersteunen. Verdachte is naar de parkeerplaats bij zijn flat gereden, wat een relatief rustig plekje is. Aangeefster heeft vervolgens overgegeven. [11] Hierna heeft verdachte aangeefster gevraagd of zij het goed vond om seks te hebben. Volgens verdachte antwoordde aangeefster hier positief op. Zij hebben elkaar vervolgens meerdere malen op de mond gekust volgens verdachte, waarna verdachte op aangeefster is gaan liggen. Aangeefster gaf verdachte vervolgens een duwtje, waarna verdachte gestopt is. Aangeefster is hierop flauwgevallen. Verdachte heeft verklaard dat zijn geslachtsdeel uit zijn onderbroek stak, maar niet geheel ontbloot was. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster heeft gevraagd of zij gebruikt heeft, omdat aangeefster zei dat ze misselijk en duizelig was. [12]
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaring van aangeefster dat zij vermoedelijk GHB heeft geconsumeerd en dat deze consumptie ertoe heeft geleid dat zij zich niet alles meer kan herinneren. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de camerabeelden van zowel binnen de LIDL als buiten op het parkeerterrein en de getuigenverklaring van [getuige] , alsmede de verklaring van verdachte dat hij aangeefster heeft moeten ondersteunen bij het instappen. Steun vindt de rechtbank ook in zowel de verklaring van aangeefster als van verdachte dat aangeefster misselijk was en heeft moeten overgeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ook wetenschap had dat aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. Verdachte zag op de parkeerplaats dat aangeefster bebloede handen had. Hij heeft haar ondersteund bij het instappen. Hij heeft haar horen zeggen dat ze misselijk was en duizelig was en heeft haar zien overgeven. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden een poging te ondernemen om bij aangeefster seksueel binnen te dringen, door met zijn deels ontblote penis tussen de benen van aangeefster te gaan liggen. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of weerstand te bieden tegen het binnendringen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster heeft gevraagd of zij iets had gebruikt. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte zich ervan bewust was dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Beslissend voor de vrijwillige terugtred is de vraag of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels, of anders gesteld dat de vrijwillige terugtred plaatsvond ten gevolge van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij gestopt is met het proberen seks te hebben met aangeefster, nadat zij hem een duwtje had gegeven. De rechtbank is van oordeel dat dit duwtje gekwalificeerd kan worden als een uitwendige prikkel en niet als een omstandigheid van de wil van verdachte afhankelijk.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van zowel feit 1 en feit 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks13 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat dat deze in staat
van bewusteloosheid,verminderd bewustzijn
of lichamelijke onmachtverkeerde, dat deze
niet ofonvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een ofmeer handelingen te plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] op de bijrijdersstoel van zijn, verdachtes, auto heeft laten plaatsnemen en
/of
(vervolgens
)zijn auto heeft gereden naar en
/ofheeft geparkeerd op een rustig plekje, ergens in Neerbosch-Oost en
/of (aldaar
)de broek en
/ofde slip van die [slachtoffer]
heeft uitgetrokken, althans (deels)naar beneden heeft gedaan en
/of (vervolgens
) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek heeft uitgetrokken, althanszijn, verdachtes, penis
(deels
)uit de broek heeft gehaald en
/of (vervolgens)tussen de benen, althans bovenop het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks13 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat
van bewusteloosheid,verminderd bewustzijn
of lichamelijke onmachtverkeerde, dat deze
niet ofonvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het eenmaal
of meerdere malen kussen (op de mond) van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens)het brengen
en/of duwenvan zijn, verdachtes, ontblote penis tussen de benen
en/of tegen de schaamstreek van die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
met iemand die in staat van onmacht verkeert buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek ter hoogte van 2 dagen. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, en de dadelijk uitvoerbaarheid hiervan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het volgende. Verdachte is zijn baan als beveiliger kwijtgeraakt. Daarnaast is sprake van bepaalde psychologische kenmerken, waarvoor een behandeling geïndiceerd is. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank het advies van de reclassering te volgen inhoudende geen gevangenisstraf op te leggen, nu dit het recidiverisico zal doen toenemen vanwege verlies van woning en daarmee nog meer stabiliteit. Verdachte heeft geen bezwaar tegen oplegging van bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat er sprake is van meerdaadse samenloop. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. Hierbij is onder meer gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 april 2021;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 10 mei 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot seksueel binnendringen bij een onmachtige en het plegen van ontuchtige handelingen met een onmachtige. De rechtbank vindt dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft in eerste instantie een helpende hand geboden, maar heeft daarna misbruik gemaakt van de verminderde staat van bewustzijn waar aangeefster in verkeerde. Hij heeft hiermee een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zowel aangeefster als de samenleving. Slachtoffers van zedenfeiten ondervinden vaak nog lang hinder van de gevolgen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is wegens het plegen van relevante strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte wegens het verlies van zijn baan niet alleen zijn inkomstenbron, maar ook voor een groot deel zijn structuur is kwijtgeraakt. Verdachte heeft een zeer beperkte sociale kring, waardoor hij veelal op zichzelf aangewezen is. Hij gebruikt frequent softdrugs, hetgeen niet tot problemen lijkt te leiden, maar waarbij aanvullende observatie (middels urinecontroles) gepast is. Verdachte is aangemeld bij BATZ GGZ, voor een diagnostisch onderzoek. Daarin zijn onder andere kenmerken van ASS problematiek vastgesteld, naast een aanpassingsstoornis en kenmerken van PTSS. De reclassering concludeert dat verdachte vooral gebaat is bij therapie en coaching, enkel straf zal het recidiverisico niet doen afnemen. Een langere gevangenisstraf zal het recidiverisico juist doen toenemen, omdat verdachte dan waarschijnlijk ook zijn huis verliest en daarmee nog meer stabiliteit. Tot slot adviseert de reclassering de oplegging van, kort gezegd, een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling bij Kairos, een contact- en locatieverbod en de verplichting om mee te werken aan middelencontrole en woonbegeleiding.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf dient als stok achter de deur voor verdachte om geen nieuwe strafbare feiten te begaan. De rechtbank vindt in de ernst van de feiten reden om een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De strafoplegging wijkt af van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meer rekening gehouden met de omstandigheden dat het relatief oude feiten betreft, verdachte een first offender is en zowel verdachte als de maatschappij meer gebaat zijn bij een tijdige behandeling van verdachte.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod, aangezien dit vanwege de geringe afstand tussen de woningen van verdachte en aangeefster moeilijk kan worden nageleefd. De bijzondere voorwaarden bieden waarborgen voor behandeling van verdachte. Deze behandeling is noodzakelijk ter bescherming van verdachte en de samenleving. Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden te bevelen, nu sinds de pleegdatum sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop en niet is gebleken dat verdachte bij nieuwe incidenten betrokken is geweest.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 en feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van immateriële schade, nu de psychische gevolgen niet vast zijn komen te staan. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank wel tot een toewijzing komt, aangesloten dient te worden bij de eerste door de benadeelde partij genoemde relevante uitspraak waarin een bedrag van € 1.000,00 is toegewezen.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Door het plegen van feit 1 en feit 2 is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Verdachte heeft met zijn handelen een diepe inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering, gedeeltelijk, tot een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd vanaf 13 juni 2019.
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 243, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat:
- verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland aan de Stieltjesstraat 1 te Nijmegen, en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Verdachte werkt mee aan eventuele huisbezoeken;
- verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van Kairos, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte werkt mee aan de totstandkoming van diagnostiek en zal zich houden aan de huisregels van de zorgverlener en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , op het moment van uitbrengen van dit rapport bekend op het adres [adres 3] te Nijmegen, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te observeren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Indien dat noodzakelijk wordt geacht op basis van de metingen, kan verdachte verplicht worden mee te werken aan onderzoek en/of behandeling binnen de verslavingszorg;
- verdachte zal, indien door de reclassering geïndiceerd, gedurende de proeftijd meewerken aan ambulante woonbegeleiding die hem coachend bijstaat ten aanzien van het alledaagse leven, het bewaken van zijn grenzen en het behouden van zijn dagstructuur, alsook verdachte ondersteunt in het contact met instanties. De exacte vorm en intensiteit zal bepaald worden door de instantie van woonbegeleiding in overleg met verdachte, dit zolang de reclassering nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 en feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans en
mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Hadžić, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201926512, gesloten op 22 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 40.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 41.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 42.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 40.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
7.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, p. 85.
8.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, p. 90.
9.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, p. 91.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.