ECLI:NL:RBGEL:2021:3078

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
9229050
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van werknemer tot werkzaamheden in het kader van de Olympische Spelen na non-actiefstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en de vereniging Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU). De werknemer, die sinds 2014 in dienst is bij de KNGU als Senior Coach, vorderde toelating tot zijn reguliere werkzaamheden, met name in het kader van de Olympische Spelen in Tokio. De KNGU had de werknemer eerder op non-actief gesteld naar aanleiding van meldingen van ongewenst gedrag en een lopend onderzoek door het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR). De werknemer stelde dat de KNGU geen redelijke grond had om hem niet toe te laten tot de werkzaamheden, aangezien zijn arbeidsovereenkomst en functiebeschrijving hem het recht gaven om deel uit te maken van het begeleidingsteam tijdens grote evenementen.

De kantonrechter oordeelde dat de KNGU onvoldoende had onderbouwd dat er een zwaarwegende reden was om de werknemer niet toe te laten tot het begeleidingsteam voor de Olympische Spelen. De rechter benadrukte dat een goed werkgever een werknemer alleen de mogelijkheid om zijn werkzaamheden te verrichten mag onthouden als daar een redelijke grond voor is. De KNGU had niet aangetoond dat de onrust rondom de werknemer, veroorzaakt door de beschuldigingen, een voldoende zwaarwegende reden was om hem niet voor te dragen aan het NOC*NSF. De rechter besloot dat de KNGU de werknemer moest voordragen als lid van het begeleidingsteam, met een dwangsom van € 200.000,- als zij hier niet aan voldeed. Tevens werd de KNGU veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
zaakgegevens 9229050 \ VV EXPL 21-26
uitspraak van 18 juni 2021
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Beekhuis en mr. B. de Smit,
tegen
de vereniging Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie,
gevestigd te Beekbergen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. L.J.J. van Asseldonk.
Partijen worden hierna [eisende partij] en de KNGU genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 mei 2021;
- de brieven van mr. Van Asseldonk namens KNGU, met daarbij de producties 1 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 7 juni 2021. Tijdens de mondelinge behandeling hebben mrs. De Smit en Beekhuis de brief van 7 juni 2021 met als bijlage de e-mail van 5 juni 2021 van [betrokkene1] aan [eisende partij] overgelegd en heeft mr. Beekhuis een pleitnotitie voorgedragen. Mr. Van Asseldonk heeft namens de KNGU een pleitnotitie voorgedragen. Van het overige verhandelde zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is op 1 januari 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij KNGU in de functie van Senior Coach. Op 6 juni 2017 hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten voor de periode 1 maart 2017 tot en met 31 december 2020. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd tot en met 31 december 2021. Op de arbeidsovereenkomsten is de cao Sport(hierna verder: de cao) van toepassing.
2.2.
Artikel 8 van de cao geeft regels voor de non-actiefstelling van een werknemer en luidt als volgt:

1. De werkgever mag een werknemer maximaal twee weken op non-actief stellen als:
• het doorwerken van de werknemer de werkzaamheden grote schade toebrengt;
• het doorwerken van de werknemer van de werkgever niet kan worden gevraagd omdat de werkgever andere zwaarwegende redenen heeft die zwaarder wegen dan de belangen van de werknemer. Deze termijn kan eenmaal met maximaal twee weken worden verlengd.
2. Het besluit tot op non-actiefstelling en een eventuele verlenging wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk aan de werknemer meegedeeld. Hierbij vermeldt de werkgever de redenen van zijn beslissing. Vervolgens zal de werkgever het besluit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee werkdagen, schriftelijk en gemotiveerd bevestigen.
3. Na de periode van twee of vier weken zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel mag de werknemer zijn werkzaamheden weer beginnen, tenzij de burgerlijke rechter is verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden dan wel er een ontslagvergunning is aangevraagd bij het UWV. In dit geval kan de werkgever, nadat hij de werknemer heeft gehoord, de op non-actiefstelling steeds met een door hem te bepalen termijn verlengen, totdat de arbeidsovereenkomst eindigt of de procedure daartoe is geëindigd.
4. Tijdens de op non-actiefstelling betaalt de werkgever het salaris van de werknemer door. 5. De werkgever is verplicht die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om ervoor te zorgen dat de werknemer aan het werk kan indien de op non-actiefstelling eindigt.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:
“(…)
1.2
Werknemer zal belast zijn met de werkzaamheden en activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 ‘de functiebeschrijving’, zonder dat van een limitatieve opsomming sprake is.
(...)
Takenpakket op hoofdlijnen – deel “KNGU”
- Technische rechterhand en adviseur van de bondscoach;
- Lid van (eventueel) begeleidingsteam senioren tijdens grote evenementen;
(…)
2.4.
In de functiebeschrijving die als bijlage 1 bij de arbeidsovereenkomst is gevoegd, is het volgende te lezen:

(…)
Trainer-coach Belangrijkste Functie-eisen
(…)Resultaatverantwoordelijkheden(…)
(…) (…)

Het coachen en begeleiden
van sporters tijdens
sportevenementen
(…)”
2.5.
In het huishoudelijk reglement van de KNGU is - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:

(…)
8.1.
TOPSPORT EN SELECTIES
(…)
8.1.03.
Procedures
1. De technische directeur van de KNGU is verantwoordelijk voor en stelt in overleg met de bondscoaches van de topsportdiscipline de te volgen (kwalificatie)procedure voor de Olympische Spelen, Wereldkampioenschappen, Europese Spelen en Europese Kampioenschappen op.
(…)
2.6.
In juli 2020 heeft een aantal oud-turnsters melding gemaakt van misstanden in de turnsport. Naar aanleiding van deze meldingen heeft KNGU op 29 juli 2020 besloten het Olympisch topsportprogramma van de Oranjeselectie Turnen dames op te schorten.
2.7.
Op 11 augustus 2020 heeft de KNGU een melding gedaan van vermeend ongewenst c.q. grensoverschrijdend gedrag van [eisende partij] bij het Instituut voor Sportrechtspraak (hierna: ISR). De aanklager bij het ISR is naar aanleiding van deze meldingen een onderzoek gestart naar [eisende partij] .
2.8.
De KNGU heeft [eisende partij] op 4 augustus 2020 voor een periode van twee weken op non-actief gesteld. Deze non-actiefstelling is op 13 augustus 2020 met twee weken verlengd.
2.9.
De KNGU heeft met ingang van 26 augustus 2020 het topsportprogramma weer opgestart en [eisende partij] toegestaan om met ingang van die datum onder voorwaarden trainingen te verzorgen aan de TeamNL Selectie. De KNGU heeft daarbij op advies van de aanklager bij het ISR aan [eisende partij] een bestuurlijke ordemaatregel opgelegd. Deze maatregel luidde als volgt:

Het is [eisende partij] verboden gedurende het onderzoek en de mogelijk daarop volgende tuchtrechtelijke procedure bij het ISR contact te zoeken, direct of indirect (via anderen), met andere leden of voormalige leden van de KNGU, met uitzondering van de selectiestatushouders en de A statushouders.
2.10.
Op 12 november 2020 heeft de KNGU het volgende aan [eisende partij] geschreven:

Op 5 november 2020 is het bestuur van de KNGU door het ISR geadviseerd om de ordemaatregel aan te passen, volgend uit de voortgang van het huidige onderzoek van de aanklager.
Het bestuur van de KNGU legt de volgende aangepaste ordemaatregel op:
Het is de heer [eisende partij] toegestaan in een gecontroleerde omgeving training te geven aan de leden van TeamNL. De overige restricties uit de ordemaatregel op 25 augustus jl. hoeven niet meer te worden gehandhaafd.
(…)
2.11.
Op 9 april 2021 heeft de KNGU aan [eisende partij] meegedeeld dat hij geen deel uitmaakt van het begeleidingsteam Turnen Dames dat meegaat naar de Olympische Spelen in Tokio.
2.12.
[eisende partij] heeft tijdens de in april 2021 gehouden Europese Kampioenschappen (EK) als onderdeel van het begeleidingsteam zijn werkzaamheden als coach uitgevoerd.
2.13.
In opdracht van de KNGU heeft Verinorm B.V. een wetenschappelijk onderzoek verricht naar (onder meer) het in kaart brengen van de aard, omvang en aanpak van grensoverschrijdend gedrag in zowel de top- als breedtesport, onder minderjarigen en bij volwassenen in alle gymsportdisciplines. Het onderzoek heeft op 28 april 2021 geleid tot het rapport ‘Ongelijke leggers’.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de KNGU bij wege van voorlopige voorziening zal veroordelen [eisende partij] toe te laten tot zijn reguliere werkzaamheden, althans tot zijn werkzaamheden in het kader van de Olympische Spelen (taak KNGU), althans [eisende partij] als onderdeel van het begeleidingsteam voor te dragen aan het NOC*NSF, binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven;
b. de KNGU zal veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure en tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering, bezien tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten, zakelijk weergegeven het volgende ten grondslag.
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat het coachen en begeleiden van sporters op topsportevenementen onderdeel van zijn werkzaamheden is. Door te beslissen dat [eisende partij] geen deel uitmaakt van de coachstaf die meegaat naar de Olympische Spelen, belet de KNGU [eisende partij] om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Een juridische grondslag ontbreekt hiervoor volgens [eisende partij] . De KNGU heeft geen onderbouwing gegeven van de hem verweten gedragingen en het handelen van de KNGU is hierdoor in strijd met goed werkgeverschap.
De Oranjeselectie Dames vertrekt op 5 juli 2021 voor een pre-camp en de Olympische Spelen starten op 23 juli 2021. Daaruit volgt dat [eisende partij] spoedeisend belang heeft bij de te treffen voorziening.
[eisende partij] heeft kosten gemaakt die noodzakelijk waren in verband met de voorbereiding van de zaak. Die kosten moet de KNGU aan hem vergoeden.
3.3.
KNGU heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van de procedure.
Op de inhoud van het verweer zal indien nodig hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
[eisende partij] vordert toelating tot de volgens hem overeengekomen werkzaamheden. [eisende partij] heeft aangevoerd dat in zijn arbeidsovereenkomst en in de daarbij gevoegde functiebeschrijving, is opgenomen dat hij lid is van het begeleidingsteam tijdens grote evenementen, dat hij de rechterhand en adviseur is van de bondscoach en dat hij sporters coacht en begeleidt tijdens topsportevenementen. Daaruit volgt volgens [eisende partij] dat hij lid is van de coachstaf op de Olympische Spelen, althans dat de KNGU hem bij NOC*NSF als zodanig moet voordragen. De KNGU heeft betwist dat [eisende partij] op basis van zijn arbeidsovereenkomst tot de coachstaf behoort die wordt voorgedragen aan NOC*NSF. In de arbeidsovereenkomst is volgens de KNGU slechts opgenomen dat [eisende partij] deel zal kunnen uitmaken van het (eventuele) begeleidingsteam dat op topsportevenementen zal worden afgevaardigd. Volgens de KNGU is het haar technisch directeur die op basis van
§ 8.1.03 van het huishoudelijk reglement van de KNGU bepaalt of [eisende partij] aan het begeleidingsteam wordt toegevoegd.
4.3.
Voor het antwoord op de vraag wat partijen zijn overeengekomen, komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In de arbeidsovereenkomst is niet, zoals de KNGU heeft betoogd, opgenomen dat [eisende partij] deel
zal kunnenuitmaken van het begeleidingsteam op topsportevenementen, waardoor [eisende partij] redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn plaats in het begeleidingsteam afhankelijk is van een nog te nemen beslissing. Er staat dat hij lid
isvan het begeleidingsteam op grote evenementen. Het woord ‘(eventueel)’ staat in de tekst voor ‘begeleidingsteam’ en niet voor ‘lid’, zodat [eisende partij] ook daaraan niet de conclusie hoefde te verbinden dat zijn deelname aan het begeleidingsteam nog afhankelijk was van een nadere beslissing. De bepalingen van hoofdstuk 8 van het huishoudelijk reglement zien op de te volgen procedures bij de selectie van topsporters voor grote sportevenementen. Uit het bepaalde in § 8.1.03 volgt dan ook slechts dat de technisch directeur van de KNGU verantwoordelijk is voor de selectie van de topsporters. Dat uit deze bepaling volgt dat de technisch directeur ook het begeleidingsteam selecteert valt, zonder nader toelichting die de KNGU niet heeft gegeven, niet in te zien. Ook uit de ‘interne kwalificatieprocedure voor de Olympische Spelen 2021 turnen dames’, die door de KNGU is overgelegd en waarin is te lezen dat nog nader te bepalen is wie er als coaches worden voorgedragen aan het NOC*NSF, volgt niet dat de keuze met betrekking tot [eisende partij] is voorbehouden aan de technisch directeur van de KNGU.
Dit leidt ertoe dat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat partijen in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat [eisende partij] lid is van het begeleidingsteam op grote sportevenementen en dus ook op de Olympische Spelen 2021 in Tokio. Dat sluit ook aan bij het verleden, waarin het nooit is voorgekomen dat de KNGU een lid van het begeleidingsteam heeft thuisgelaten bij een groot evenement.
4.4.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of de KNGU verplicht is [eisende partij] te werk te stellen. Het antwoord op die vraag is in het kader van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst, van de overeengekomen arbeid, alsmede van de bijzondere omstandigheden van het geval.
Het uitgangspunt is dat een goed werkgever een werknemer slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft. Die grond moet ook voldoende klemmend zijn, gelet op het in beginsel zwaarwegende belang van de werknemer om de overeengekomen arbeid te blijven verrichten.
4.5.
De KNGU heeft aangevoerd dat zij het besluit om [eisende partij] niet aan het begeleidingsteam voor de Olympische Spelen toe te voegen, heeft genomen om duidelijkheid en rust te creëren rondom de sporters. De KNGU heeft daarbij alle omstandigheden meegewogen, waaronder de (ernstige) aantijgingen jegens [eisende partij] , de enorme onrust die iedere vorm van berichtgeving over grensoverschrijdend gedrag binnen de turnsport veroorzaakt, de lopende tuchtprocedure bij het ISR en de uitkomsten van het Verinormonderzoek. Bovendien heeft de KNGU vanuit haar maatschappelijke en overkoepelende rol vele belangen te dienen en te beschermen, waaronder ook belangen die raken aan moreel besef, aldus steeds de KNGU.
4.6.
Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft de KNGU daarmee onvoldoende onderbouwd dat zij een redelijke grond heeft die zwaarwegend genoeg is om [eisende partij] niet voor te dragen als lid van het begeleidingsteam op de Olympische Spelen in Tokio.
Nadat de periode van non-actiefstelling van [eisende partij] eind augustus 2020 was afgelopen en het topsportprogramma Turnen Dames - dat tijdelijk was stopgezet - werd hervat, heeft de KNGU [eisende partij] immers in staat gesteld zijn werkzaamheden te hervatten. Weliswaar ging dat gepaard met een bestuurlijke ordemaatregel en met zekere beperkingen ten aanzien van de trainingen, de KNGU voldeed daarmee naar de kern wel aan haar verplichting die voortvloeit uit artikel 8, lid 5 van de cao: het na het eindigen van een periode van non-activiteit treffen van voorzieningen om ervoor te zorgen dat de werknemer aan het werk kan.
Die verplichting past in een afgewogen set van regels voor de non-activiteit zoals de cao die kent. Daarin wordt enerzijds rekening gehouden met het belang van de werkgever om een werknemer in de luwte te mogen plaatsen indien onrust rond het werk daarvoor voldoende aanleiding geeft, terwijl anderzijds ter bescherming van de werknemer die periode aan een maximum is gebonden. Daarna moet wel of niet voor een ontslag worden gekozen. Is dat niet het geval, zoals bij [eisende partij] , dan behoort alles in het werk te worden gesteld om de werkverhouding te normaliseren. In de relatie tussen [eisende partij] en de KNGU is dat laatste ook feitelijk gebeurd. [eisende partij] heeft zijn trainingen hervat en de KNGU heeft hem ook gewoon in staat gesteld om tijdens het EK zijn werk als coach te verrichten. Latere beperkingen in dat opzicht verdragen zich niet met de cao, voorzover de aanleiding daarvoor gezocht wordt in dezelfde feiten en omstandigheden die reeds ten grondslag lagen aan de ingestelde
non-activiteit. Dat is hier het geval. Alleen al om die reden slaagt de vordering van [eisende partij] , omdat de KNGU op grond van de cao niet gerechtigd is de eerdere non-activiteit, waarvan de maximale tijdsduur al was verstreken, te verlengen.
4.7.
Daarbij komt nog het volgende. De KNGU heeft onvoldoende onderbouwd waarom [eisende partij] wél zijn werkzaamheden als coach mocht verrichten tijdens het EK, maar in juli 2021 niet als lid van het begeleidingsteam mee mag naar de Olympische Spelen. Tijdens het EK was het Verinorm-onderzoek nog niet afgerond, liep de ISR-procedure nog en gold ook nog steeds de aan [eisende partij] opgelegde bestuurlijke ordemaatregel. Het NOC*NSF heeft het besluit van de KNGU om [eisende partij] niet mee te nemen naar de Olympische Spelen in een persbericht van 14 april 2021 bekend gemaakt. De KNGU heeft ter zitting verklaard dat de door haar zo gevreesde mediastorm zich rondom het EK eind april 2021 - toen bekend was dat [eisende partij] niet mee zou gaan naar de Olympische Spelen - niet heeft voorgedaan. Zonder nadere toelichting die KNGU niet heeft gegeven, valt dan ook niet in te zien dat deze mediastorm rondom de Olympische Spelen wel zal opsteken. Voor zover de KNGU heeft willen aanvoeren dat onrust onder de sporters moet worden voorkomen, heeft de KNGU onvoldoende onderbouwd dat sprake is van onrust bij de potentiële Olympische turnsters, anders dan dat in algemene zin de aantijgingen jegens [eisende partij] bekend zijn en dat daarvoor de ISR-procedure aanhangig is. De opmerking van de Atletencommissie dat zij onder de sporters wisselende geluiden heeft gehoord over de door KNGU voorgestelde alternatieve coachstaf, is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van onrust onder de sporters, zodanig dat daaruit een redelijke grond voor KNGU voortvloeit om [eisende partij] niet toe te laten tot het begeleidingsteam. Ook met betrekking tot het feit dat [eisende partij] in januari 2021 een officiële waarschuwing heeft gekregen van de KNGU voor het overtreden van de opgelegde ordemaatregel, heeft de KNGU niet onderbouwd dat dit tot enige extra media-aandacht of onrust onder sporters heeft geleid.
4.8.
De KNGU heeft ten slotte nog aangevoerd dat met het besluit om [eisende partij] niet mee te nemen naar de Olympische Spelen wordt voorkomen dat ontwikkelingen in de loop van het voorbereidingstraject en zelfs tijdens de Olympische Spelen een rol kunnen spelen en van negatieve invloed zijn. Hoewel de KNGU heeft aangevoerd dat zij daarmee niet wil vooruitlopen op de uitkomst van de tuchtprocedure, heeft zij dat feitelijk wel gedaan.
De KNGU baseert haar beslissing om [eisende partij] niet toe te voegen aan de coachstaf immers mede op de mogelijke onrust die kan ontstaan naar aanleiding van de (ongewisse) uitkomst van de tuchtrechtprocedure.
4.9.
Het voorgaande leidt vooralsnog tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de KNGU een zodanig zwaarwegende redelijke grond heeft voor het niet te werk stellen van [eisende partij] , dat het belang van [eisende partij] bij het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden daarvoor moet wijken. Omdat niet de KNGU, maar NOC*NSF uiteindelijk bepaalt wie er een accreditatie krijgt voor de Olympische Spelen, is de primaire vordering van [eisende partij] niet toewijsbaar. De KNGU zal daarom worden veroordeeld om [eisende partij] als lid van het begeleidingsteam voor te dragen aan het NOC*NSF, indien en zodra zij deze voordracht uitbrengt. Hoewel daarvoor een deadline bestaat valt dit niet te koppelen aan een exacte datum. De veroordeling zal daarom anders worden geformuleerd, zoals hierna verwoord, met een daaraan te verbinden eenmalige dwangsom.
4.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Er is geen sprake van een uit overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom, zodat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijk incassokosten niet van toepassing is. De buitengerechtelijke werkzaamheden waarvan [eisende partij] heeft aangevoerd deze te hebben verricht, worden aangemerkt als werkzaamheden ter voorbereiding van de procedure. De hiervoor in rekening gebrachte kosten worden aangemerkt als proceskosten, waarover een aparte beslissing wordt genomen.
4.11.
De KNGU zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende in kort geding
5.1.
beveelt de KNGU om bij de voordracht aan het NOC*NSF van het naar de Olympische Spelen in Tokio 2021 door haar af te vaardigen begeleidingsteam [eisende partij] op te nemen als lid van dat team en, voor zover nodig, alles te doen wat in haar macht ligt om te bevorderen dat NOC*NSF een accreditatie verstrekt aan [eisende partij] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,- indien de KNGU nalaat aan dit bevel te voldoen;
5.2.
veroordeelt de KNGU in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van [eisende partij] vastgesteld op:
€ 103,83 aan explootkosten
€ 747,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
mt