ECLI:NL:RBGEL:2021:3007

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
C/05/385932 / FA RK 21-1118
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarige en de beoordeling van ongeoorloofde inmenging in gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, [naam meederjarige], door zijn stiefvader, [naam adoptievader]. De rechtbank moest beoordelen of de afwijzing van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven zou zijn, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank constateerde dat [naam meederjarige] op het moment van indiening van het verzoek 33 jaar oud was, wat in principe een adoptie volgens de nationale regelgeving uitsloot. Echter, de rechtbank oordeelde dat er zeer bijzondere omstandigheden waren die een terzijdestelling van de wettelijke vereisten rechtvaardigden.

De rechtbank overwoog dat [naam meederjarige] vanaf zijn tweede levensjaar door verzoeker is opgevoed en dat er een sterke emotionele band tussen hen bestaat. De juridische vader had geen rol gespeeld in de opvoeding van [naam meederjarige] en was inmiddels overleden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om adoptie een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven zou zijn, gezien de hechte gezinsband en de omstandigheden die de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek verklaarden. De rechtbank sprak uit dat de adoptie van [naam meederjarige] door verzoeker moest worden toegewezen, waarbij de juridische bevestiging van hun emotionele band en het gevoel van familie centraal stonden.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.A. Roodenburg en is op 14 juni 2021 schriftelijk vastgesteld. De rechtbank gelastte de ambtenaar van de Burgerlijke Stand om de adoptie in de registers vast te leggen, en gaf aan dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/385932 / FA RK 21-1118
Datum uitspraak: 28 mei 2021
beschikking adoptie
naar aanleiding van het verzoek van
[naam adoptievader](hierna: verzoeker),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I.P. Rietveld te Arnhem
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
  • [naam moeder](hierna: de moeder);
  • [naam meederjarige](hierna: [naam meederjarige] ),
allen wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met producties ingekomen ter griffie op 24 maart 2021;
  • het journaalbericht van mr. Rietveld van [datum] 2021 met bijlage.
1.2.
Ter zitting van 28 mei 2021 zijn gehoord:
  • de stiefvader, bijgestaan door mr. Rietveld;
  • de moeder;
  • [naam meederjarige] .

2.De feiten

2.1.
[naam meederjarige] is op [geboortedatum] 1988 geboren uit het huwelijk van de moeder en [naam juridische vader] (nader te noemen: de juridische vader).
2.2.
Het huwelijk tussen de moeder en de juridische vader is op [datum] 1990 ontbonden.
2.3.
Op [datum] 1990 zijn de moeder en verzoeker met elkaar getrouwd.
2.4.
In [maand] 1995 is de geslachtsnaam van [naam meederjarige] gewijzigd naar: ‘ [naam adoptievader] ’.
2.5.
Op [datum] 2012 is de juridische vader overleden.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker vraagt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de adoptie uit te spreken van [naam meederjarige] door hem en te bepalen dat deze wordt ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:228, eerste lid aanhef en onder a BW kan een verzoek tot adoptie alleen worden uitgesproken indien het kind op de dag van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak niet aan deze voorwaarde is voldaan, nu [naam meederjarige] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift 33 jaar oud is. Hieruit volgt dat adoptie van [naam meederjarige] door verzoeker op grond van nationale regelgeving niet mogelijk is.
4.2.
Vervolgens ligt aan de rechtbank ter beoordeling voor of een afwijzing van het verzoek om adoptie in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven van [naam meederjarige] en/of verzoeker, als bedoeld in artikel 8 EVRM, met zich brengt en een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW rechtvaardigt. Slechts indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden is een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling gerechtvaardigd. Hierbij zijn de volgende twee aspecten van belang: de vraag of de omstandigheden zodanig uitzonderlijk zijn dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek in redelijkheid te verklaren valt.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
Uit de stukken en uit wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat [naam meederjarige] vanaf het moment dat hij ongeveer twee jaar oud was, mede is opgevoed door de stiefvader. Verzoeker en de moeder zijn daarmee voor [naam meederjarige] de opvoeders geweest. Verzoeker heeft hierin altijd de rol van vader op zich genomen (en doet dat nu nog steeds). Dit heeft geleid tot een sterke emotionele band tussen verzoeker en [naam meederjarige] . Bovendien heeft de [naam meederjarige] zijn geslachtsnaam in 1995 laten wijzigen in die van verzoeker. De juridische vader heeft niet of nauwelijks een rol gespeeld in de opvoeding en het leven van [naam meederjarige] . Er is sinds [naam meederjarige] vier jaar oud werd geen contact meer tussen hen geweest en de juridische vader is inmiddels overleden.
De rechtbank ziet dat verzoeker in alle opzichten een ouderrol heeft vervuld en nog steeds vervuld. Deze omstandigheden onderstrepen het hechte gezinsleven tussen verzoeker en [naam meederjarige] en zijn naar het oordeel van de rechtbank ook zodanig uitzonderlijk dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het tussen hen bestaande familieleven, wanneer adoptie geweigerd zou worden.
4.5.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een in redelijkheid te verklaren termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoekschrift. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt. In het verleden was adoptie niet mogelijk, omdat de juridische vader van [naam meederjarige] zich tegen een verzoek tot adoptie zou verzetten. Tussen het overlijden van de juridische vader en het verzoek tot adoptie is echter bijna negen jaar verstreken. Verzoeker heeft toegelicht dat hij in [maand] 2021 in het ziekenhuis is opgenomen als gevolg van een verstopping in zijn ruggenmerg, een ernstig en beangstigend moment voor de hele familie. Pas tijdens het ziekenhuisbezoek realiseerde [naam meederjarige] zich voor het eerst dat hij toch geen eigen kind is van verzoeker. Om die reden gaf hij aan dat de biologische kinderen van verzoeker maar eerst naar hem toe moesten gaan, ondanks dat verzoeker (ook) om hem had gevraagd. Daardoor realiseerden alle betrokkenen zich voor het eerst dat [naam meederjarige] toch, ondanks dat hij al wel dezelfde achternaam had en hij zo goed als volledig in het gezin is opgegroeid, het gevoel had dat hij er niet bij hoorde. Bezien in het licht van het feit dat [naam meederjarige] vrijwel geheel in het gezin van verzoeker is opgegroeid en het dus zo normaal was dat hij erbij hoorde, is het ook begrijpelijk dat de betrokkenen dit niet eerder beseft hebben en geen aandacht gehad hebben voor het feit dat de relatie tussen een vader en een zoon toch anders is dan die tussen een stiefvader en een stiefzoon.
Deze gebeurtenissen maken naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat pas in [maand] 2021 is gebleken dat de adoptie van [naam meederjarige] door verzoeker noodzakelijk is om het tussen hen bestaande familieleven volledig tot zijn recht te laten komen. Dit maakt dat sprake is van een in redelijkheid te verklaren termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek tot adoptie.
4.6.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat [naam meederjarige] een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking, alsmede bij de juridische bevestiging van de emotionele band die hij met verzoeker heeft en van het gevoel dat zij tot één familie behoren.
4.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van artikel 1:228, eerste lid, sub a BW rechtvaardigen, voor zover die bepaling vereist dat het te adopteren kind ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is.
4.8.
Onder de hiervoor vermelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat afwijzing van het verzoek tot adoptie van [naam meederjarige] door verzoeker, jegens [naam meederjarige] een ongeoorloofde inmenging in het recht op familie- en gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 EVRM, meebrengt. Ook aan de verdere voorwaarden voor adoptie wordt voldaan, zodat het verzoek kan worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt uit de adoptie van:
- [naam meederjarige] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
door [naam adoptievader] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
5.2.
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente [plaatsnaam] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.3.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te [plaatsnaam] zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A. Roodenburg, rechter, in tegenwoordigheid van R.G.A. Bergevoet-Welling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juni 2021.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.