ECLI:NL:RBGEL:2021:299

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
05/881111-18 en 05/229962-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, mishandeling en poging tot zware mishandeling van een kind door moeder te slaan, waardoor de moeder samen met het kind ten val kwam

In deze zaak, behandeld door de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland, is de verdachte beschuldigd van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 10 juni 2018 in Zoetermeer, waar de verdachte de moeder van zijn pasgeboren dochter, [slachtoffer 1], heeft mishandeld. Tijdens de mishandeling, waarbij de verdachte met kracht op [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt, viel zij met haar dochter, [slachtoffer 2], in haar armen. Dit leidde tot twee gebroken ribben bij [slachtoffer 1] en een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2]. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld, en dat hij de aanmerkelijke kans op letsel voor zijn dochter willens en wetens heeft aanvaard.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot militaire detentie, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van zware mishandeling. De militaire kamer heeft geoordeeld dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel, maar dat de mishandeling wel bewezen kon worden. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke militaire detentie van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 200 uren. De militaire kamer heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting voor agressie- en emotieregulatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/881111-18 en 05/229962-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 4 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
doch feitelijk verblijvend aan de [adres 2] ,
Raadsman: mr. P.T. Verweijen, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 21 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/881111-18:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee (2), althans één of meer, gebroken ribben, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voet(en), op/tegen/in de rug en/of ribben, althans tegen/op het lichaam te trappen en/of te schoppen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht met geschoeide voet(en), op/tegen/in de rug en/of ribben, althans tegen/op het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2018) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de moeder van die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, terwijl zij hierbij voornoemde [slachtoffer 2] in haar armen had/droeg, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] mede ten val is gekomen en/of op de grond
terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer [slachtoffer 2] heeft mishandeld door de moeder van die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, terwijl zij hierbij voornoemde [slachtoffer 2] in haar armen had/droeg, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] mede ten val is gekomen en/of op de grond terecht is gekomen;
ten aanzien van parketnummer 05/229962-19:
hij op of omstreeks 22 augustus 2019 in de gemeente Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk bij een woning gelegen aan de [adres 3]
- een deurbel met camera ( [merknaam] ) en/of
- een kijkgaatje van de voordeur van voornoemde woning en/of
- een slot van de voordeur van voornoemde woning,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/881111-18
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 juni 2018 heeft verdachte te Zoetermeer [slachtoffer 1] met gebalde vuist geslagen en met geschoeide voet geschopt. [2] [slachtoffer 1] had haar dochter [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2018 [3] ) in haar armen op het moment dat verdachte haar sloeg. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn op de grond terecht gekomen. [4]
Door de klap heeft [slachtoffer 1] een blauwe plek onder haar oog opgelopen en door de schop heeft zij twee gebroken ribben opgelopen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zware mishandeling en een poging tot zware mishandeling. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 1] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 heeft hij aangevoerd dat er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 2] , door [slachtoffer 1] te slaan, zou vallen en daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken moet worden van zware mishandeling. Hij heeft aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 1] niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Ook had verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte integraal vrijgesproken moet worden. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de mishandeling van [slachtoffer 2] . Het geweld was gericht op [slachtoffer 1] en er was geen aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zou vallen. Het is niet duidelijk vanaf welke hoogte [slachtoffer 2] is gevallen of hoe zij is gevallen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat niet is vastgesteld dat [slachtoffer 2] als gevolg van de val pijn of letsel heeft gehad. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1
Het staat niet ter discussie dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geschopt en dat zij hierdoor twee ribben heeft gebroken. De vraag die aan de militaire kamer voorligt is hoe dit letsel gekwalificeerd moet worden.
De militaire kamer constateert dat er niets bekend is over de duur en de wijze van het feitelijke herstel van aangeefster. Zo is niet gebleken of medisch ingrijpen heeft plaatsgevonden. Blijkens de in het dossier bevindende medische verklaring was de verwachting dat aangeefster binnen vier tot zes weken weer volledig zou zijn hersteld. De militaire kamer is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is, geweest, van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De militaire kamer acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met geschoeide voet te schoppen. De militaire kamer is ook van oordeel dat verdachte met kracht heeft geschopt. Daartoe overweegt de militaire kamer dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij erg veel pijn voelde toen verdachte haar schopte en dat zij even haar bewustzijn verloor. [6] Zij heeft als gevolg van de schop ook twee ribben gebroken. Daarmee is het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 11 juni 2018 verklaard dat zij haar dochter vasthield toen verdachte haar onverwachts sloeg. Zij is hierdoor gevallen en ze zag vervolgens dat verdachte haar tegen haar rug schopte. Hierdoor heeft zij even haar bewustzijn verloren. Toen zij weer bij kwam zag zij dat haar dochter anderhalve meter bij haar vandaan op de grond lag. [7] [slachtoffer 1] heeft op 10 juni 2018 verklaard dat [slachtoffer 2] door het slaan op de stenen is gevallen. [8]
De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] heeft geschopt en geslagen, ondersteunt de aangifte. Ook heeft verdachte evenals [slachtoffer 1] verklaard dat zij op de grond is gevallen. [9] Aangeefster heeft op de dag van en de dag na de mishandeling verklaard dat zij door de klap is gevallen en vervolgens is geschopt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer zeker weet op welk moment zij is gevallen. De militaire kamer heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en gaat daarom uit van haar verklaring dat zij en [slachtoffer 2] door de klap zijn gevallen.
De militaire kamer stelt vast [slachtoffer 1] rechtop stond op het moment dat zij [slachtoffer 2] vasthield en viel door de klap. Daarmee kan worden aangenomen dat [slachtoffer 2] van een hoogte van ongeveer anderhalve meter is gevallen en op een stenen ondergrond terecht is gekomen. [slachtoffer 2] was op dat moment slechts twee maanden oud en was dus niet in staat om te anticiperen op een dergelijke val. Bovendien was zij door haar zeer jonge leeftijd kwetsbaar. Uit het feit dat zij een nacht ter observatie in het ziekenhuis is opgenomen [10] leidt de militaire kamer eveneens af dat de kans op ernstig letsel aanwezig was. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat valpartijen de voornaamste oorzaak van ernstig letsel bij kinderen jonger dan één jaar zijn, waarbij vooral het hoofd zeer kwetsbaar is omdat de schedel nog geen stevig geheel is, maar bij de geboorte bestaat uit losse botten, die gedurende de eerste twee levensjaren samenhechten.
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden is de militaire kamer van oordeel dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De militaire kamer is gelet op de verklaring van verdachte dat het feit dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] vasthad hem er niet van heeft weerhouden om haar met zijn vuist in het gezicht te slaan [11] , van oordeel dat hij deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
De militaire kamer acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. De militaire kamer concludeert dat voldaan is aan het ten laste gelegde opzet.
Ten aanzien van parketnummer 05/229962-19 [12]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 120 en 121;
  • het proces-verbaal van bevindingen p. 88 en 89;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten met parketnummer 05/881111-18 onder 1 subsidiair en 2 primair en het met parketnummer 05/229962-19 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/881111-18:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal
,met kracht met geschoeide voet
(en),
op/tegen
/inde rug
en/of ribben, althans tegen/op het lichaam te trappen en/ofte schoppen;
2.
hij op
of omstreeks10 juni 2018 in de gemeente Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren op 03 april 2018) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de moeder van die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] ,
op/tegen het gezicht heeft
geslagen en/ofgestompt, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, terwijl zij hierbij voornoemde [slachtoffer 2] in haar armen had
/droeg, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] mede ten val is gekomen en/
ofop de grond
terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
ten aanzien van parketnummer 05/229962-19:
hij op
of omstreeks22 augustus 2019 in de gemeente Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk bij een woning gelegen aan de [adres 3]
- een deurbel met camera ( [merknaam] ) en
/of
- een kijkgaatje van de voordeur van voornoemde woning en
/of
- een slot van de voordeur van voornoemde woning,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten dele aan een ander, te wetenaan
die[slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield of
,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/881111-18, feit 1 subsidiair:
mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/881111-18, feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/229962-19:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan en ander toebehoort vernielen of beschadigen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot militaire detentie voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met hieraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, verdachte voelde zich onmachtig en wilde zijn dochter graag zien. Verder heeft verdachte verantwoording afgelegd voor zijn daden. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de stress die dat voor verdachte heeft meegebracht. Ook heeft de strafzaak reeds gevolgen voor zijn baan gehad en zal een zware straf nog verdergaande gevolgen hebben indien daardoor zijn Verklaring van Geen Bezwaar zal worden ingetrokken.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft de moeder van zijn pasgeboren dochter mishandeld terwijl zij hun dochter in haar armen vasthield. Hij heeft haar met zijn vuist in het gezicht gestompt en toen zij daardoor viel, heeft hij haar geschopt. Door de schop heeft zij twee ribben gebroken. Er is weliswaar in juridische zin geen sprake van zwaar lichamelijk letsel, maar dit neemt niet weg dat het letsel aanzienlijk is. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij veel pijn had en zij is in het ziekenhuis opgenomen. Ook [slachtoffer 2] heeft een nacht ter observatie in het ziekenhuis gelegen, omdat zij op de grond is gevallen door het handelen van verdachte. Verdachte had de gezondheid van zijn dochter en haar moeder nimmer in gevaar mogen brengen door fysiek op hen af te reageren. Verdachte had als vader bescherming en geborgenheid moeten bieden, ook al was hij (nog) niet betrokken bij de opvoeding van zijn dochter. Van een verantwoorde ouder mag worden verwacht dat hij, ook in situaties van hevige emoties, de veiligheid en gezondheid van zijn kind boven alles zal stellen. De militaire kamer rekent dit verdachte in het bijzonder zwaar aan.
Ruim een jaar na de mishandeling heeft verdachte weer grensoverschrijdend gedrag richting de moeder van zijn kind laten zien. Hij heeft het slot van haar voordeur vernield en de deurbelcamera en het kijkgat met zwarte spuitverf beschadigd. Dit is zeer vervelend voor aangeefster en heeft opnieuw een zeer verstorend effect op (de mogelijkheid van) het opbouwen van hun relatie als ouders.
De reclassering heeft op 11 december 2020 geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. In relatie tot aangeefster heeft verdachte de conflicten niet passend kunnen oplossen en ontbreekt het hem aan zelfinzicht. Aangezien zij samen een dochter hebben en er nog geen omgangsregeling is getroffen, blijft volgens de reclassering toekomstig contact tussen hen een risico. De militaire kamer kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de reclassering en zal daarom de geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De beoordeling in hoeverre het contact- en locatieverbod nodig is, laat de militaire kamer over aan de reclassering omdat zij de contacten met verdachte zullen hebben en het toezicht op verdachte inhoudelijk vorm zullen geven.
De militaire kamer is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke detentie passend. Er is echter sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 11 juni 2018 in verzekering gesteld en inmiddels is ruim tweeënhalf jaar verstreken. Dit levert een overschrijding van de redelijke termijn op als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM. Gelet op deze overschrijding, zal een geheel voorwaardelijke detentie worden opgelegd en daarnaast een forse taakstraf.
Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de militaire kamer een voorwaardelijke militaire detentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, en een taakstraf van 200 uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 11 en 14 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
militaire detentievoor de duur van
twee (2) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam (telefoonnummer 088-8041302). Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte laat zich voor agressie- en emotieregulatie behandelen door forensische zorgspecialist de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1975, en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018, beide wonende aan de [adres 3] te Zoetermeer, zolang en voor zover de reclassering dit nodig vindt.
- verdachte bevindt zich niet rond de woning en het werkadres van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1975, en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018, beide wonende aan de [adres 3] te Zoetermeer, zolang en voor zover de reclassering dit nodig vindt. De politie ziet op deze voorwaarde toe.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt verder aan verdachte op een
taakstraf van tweehonderd (200) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van honderd (100) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon, rechter, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat en mr. S. den Otter, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2021.
mr. J.M.J.M. Doon, mr. M. Langstraat en mr. S. den Otter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 1] van de Koninklijke Marechaussee Zuid-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 18-048246, gesloten op 20 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , p. 125; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.
3.De ontslag brief van [slachtoffer 2] , p. 131.
4.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , p. 126; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.
5.De ontslag brief van [slachtoffer 1] , p. 129.
6.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , p. 126.
7.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , p. 126.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 121.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.
10.De ontslag brief van [slachtoffer 2] , p. 132.
11.de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 2] van de Koninklijke Marechaussee Zuid-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 19-078912, gesloten op 13 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.