ECLI:NL:RBGEL:2021:2982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
05/060998-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor openlijke geweldpleging in Putten

Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 2 november 2018 in Putten openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het schreeuwen en agressief opdringen aan meerdere personen, alsook van het slaan en stompen van slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in een snackbar geweld heeft gepleegd, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de slachtoffers. De verdachte heeft ook pepperspray gebruikt tegen de slachtoffers, wat de ernst van de feiten vergrootte.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, mishandeling en het voorhanden hebben van een wapen (pepperspray). De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de zitting op 1 juni 2021, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften van de slachtoffers, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten strafbaar zijn en dat de verdachte strafbaar is, zonder dat er omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De officier van justitie heeft een taakstraf van 120 uren geëist, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdediging heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, en heeft de taakstraf opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de schadeposten heeft beoordeeld en toegewezen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/060998-19
Datum uitspraak : 15 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Putten openlijk, te weten, in de (snackbar) [naam] , gelegen aan de Molenstraat te Putten, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en) en/of een goed te weten tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door:
- naar voornoemd(e) perso(o)n(en) toe te lopen en (vervolgens) te schreeuwen
en/of (als groep) agressief op te dringen aan/tegen voornoemd(e) perso(o)n(en)
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te duwen en/of te slaan en/of te stompen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij) een glas in zijn hand had en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen in/tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of was ingesloten/werd omsingeld door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of werd vastgehouden door verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of
te schoppen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen tegen/op/in het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 3] terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
pijn aan het hoofd en/of een (lichte) hersenschudding en/of last aan zijn
(voornoemde [slachtoffer 1] ) borst en/of oorsuizingen voor die [slachtoffer 1] ten
gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Putten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
- naar voornoemd(e) perso(o)n(en) toe te lopen en (vervolgens) te schreeuwen
en/of (als groep) agressief op te dringen aan/tegen voornoemd(e) perso(o)n(en)
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te duwen en/of te slaan en/of te stompen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij) een glas in zijn hand had en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen in/tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of was ingesloten/ werd omsingeld door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of werd vastgehouden door verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen tegen/op/in het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Putten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of de (vier maanden oude) dochter van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door in een afgesloten ruimte en/of op korte afstand van voornoemd(e) perso(o)n(en) met (zogeheten) pepperspray, althans met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en/of soortgelijke stof, te spuiten;
3.
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Putten
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een spuitbus met pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van
personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2021;
 het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p, 105-106;
 het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p, 111-112;
 het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 122-123;
 het proces-verbaal van bevindingen, p. 160-165;

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 november 2018 te Putten openlijk, te weten, in de (snackbar) [naam] , gelegen aan de Molenstraat te Putten,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeerdere perso
(o)n
(en
) en/of een goedte weten tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door:
- naar voornoemd
(e
)perso
(o)n
(en
)toe te lopen en (vervolgens) te schreeuwen
en
/of(als groep) agressief op te dringen aan/tegen voornoemd(e) perso
(o)n
(en
)
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te duwen en
/ofte slaan en/of te stompen in/tegen/op het gezicht en
/ofhoofd en
/oflichaam van die voornoemde [slachtoffer 1]
, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij) een glas in zijn hand haden
/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of te stompen en
/ofte schoppen en/of te trappen in/tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
/ofwas ingesloten/werd omsingeld door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)en
/ofwerd vastgehouden door verdachte
en/of zijn mededader(s), en/of
- die [slachtoffer 2]
(meermalen)te slaan en/of te stompen
en/of te trappen en/of
te schoppen in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam, en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen tegen
/op/inhet
gezicht en/ofhoofd
van die [slachtoffer 3] terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
pijn aan het hoofd en/of een (lichte) hersenschudding en/of last aan zijn
(voornoemde [slachtoffer 1] ) borst en/of oorsuizingen voor die [slachtoffer 1] ten
gevolge heeft gehad.
2.
hij op
of omstreeks2 november 2018 te Putten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/ofde (vier maanden oude) dochter van [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] heeft mishandeld door in een afgesloten ruimte en/of op korte afstand van voornoemd
(e
)perso
(o)n
(en
)met (zogeheten) pepperspray, althans met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en/of soortgelijke stof, te spuiten;
3.
hij op
of omstreeks2 november 2018 te Putten een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbus met pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 als voorgezette handelingen moeten worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gesproken worden van één wilsbesluit, nu verdachte met de pepperspray heeft gespoten nadat de openlijke geweldpleging was geëindigd en verdachte onderweg naar buiten was.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’;
feit 2:
‘mishandeling, meermalen gepleegd’;
feit 3:
‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren taakstraf subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van 2 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde net 18 jaar, woonde bij zijn vader en was beperkt zelfredzaam. Gelet daarop en gelet op het feit dat de redelijke termijn is overschreden, heeft de raadsman verzocht de eis van de officier van justitie te matigen, dan wel een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen in een horecagelegenheid in Putten schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen meerdere personen. Daarnaast heeft verdachte de slachtoffers bespoten met pepperspray. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Uit de stukken die door de slachtoffers als benadeelde partijen zijn overgelegd, blijkt dat de feiten voor de slachtoffers ingrijpend is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak – zoals verzocht is door de raadsman van verdachte - onvoldoende redenen aanwezig zijn om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. De strafbare feiten zijn begaan op 2 november 2018, toen was verdachte 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dat dan het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Hetgeen door de raadsman van verdachte is aangevoerd, is onvoldoende om van het uitgangspunt af te wijken. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte niet mee heeft willen werken aan het opstellen van een actueel reclasseringsrapport, hetgeen meer inzicht had kunnen bieden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 26 april 2021. Daaruit volgt dat verdachte eerder voor openlijke geweldpleging is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal daarom een taakstraf van 120 uren opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
8. De beoordeling van de civiele vorderingen
In deze strafzaak hebben zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 drie benadeelde partijen met vorderingen tot schadevergoeding gevoegd: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De opgevoerde schadeposten betreffen materiële schade en/of smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
De standpunten
De officier van justitie heeft gewezen op twee vonnissen van de kinderrechter waarin twee medeverdachten van verdachte zijn veroordeeld en waarbij de vorderingen van de benadeelde partijen deels zijn toegewezen. Gelet daarop heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen ter hoogte van de volgende bedragen kunnen worden toegewezen: [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.155,16, [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 310,-- en [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 100,--, telkens met toekenning van de wettelijke rente. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk kunnen worden aangesproken.
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen nu de schade al door de medeverdachten is betaald. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de beslissingen die zijn genomen in de zaken van de medeverdachten.
De overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal daarom de vordering voor wat betreft de materiële schade (€ 405,16) toewijzen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter terechtzitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] schade hebben geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk wetboek valt. Door het bewezenverklaarde hebben de benadeelde partijen immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de beslissingen die in de vonnissen van de medeverdachten zijn genomen en zal het smartengeld ten aanzien van [slachtoffer 1] vaststellen op € 750,--, ten aanzien van [slachtoffer 2] op € 310,-- en ten aanzien van [slachtoffer 3] op € 100,--. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk in de vorderingen worden verklaard.
Wettelijke rente en hoofdelijkheid
Verdachte is vanaf 2 november 2018 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed. Overigens staat een eventuele eerdere betaling door een medeverdachte een toewijzing van de vordering in de zaak van verdachte niet in de weg.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van de volgende bedragen aan materiële schade en/of smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 1.155,15 2 november 2018
2. [slachtoffer 2] € 310,-- 2 november 2018
3. [slachtoffer 3] € 100,-- 2 november 2018
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F Prisse, voorzitter, mr. M.F. Gielissen en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2021.
mr. W.L.F. Prisse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018535645, gesloten op 28 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.