ECLI:NL:RBGEL:2021:298

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
05.035917.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van de eerbaarheid door een collega in militaire context

Op 4 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 4 en 11 november 2019 te Bergen Hohne, Duitsland, waar de verdachte en het slachtoffer, een collega-militair, samen op oefening waren. De verdachte heeft tijdens deze oefening, terwijl het slachtoffer in bed lag, plotseling en zonder toestemming de penis van het slachtoffer vastgepakt en geknepen. De verdachte heeft dit gedrag als een grap gepresenteerd, maar de militaire kamer oordeelde dat de handelingen objectief als seksuele handelingen moeten worden gekwalificeerd en dat het gedrag grensoverschrijdend was. De militaire kamer heeft vastgesteld dat het slachtoffer niet instemde met de handelingen en dat hij gedwongen werd deze te dulden door de onverwachte aard van de acties van de verdachte. De militaire kamer heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, maar sprak hem vrij van het misbruik maken van een feitelijke verhouding van overwicht. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de gevolgen van de zaak voor de verdachte, die zijn baan bij Defensie had verloren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.035917.20
Datum uitspraak : 4 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
Raadsman: mr. R.G. van der Laan, advocaat in leiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 21 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 04 november 2019, althans in of omstreeks de periode van 4 november 2019 tot en met 11 november 2019 te Bergen Hohne, althans in de Bondsrepubliek Duitsland [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
het betasten en/of aanraken en/of het knijpen van/in de penis van die [benadeelde] , en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte,
- misbruik heeft gemaakt vanuit (een) feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht op die [benadeelde] en/of
- bij die [benadeelde] in bed is gaan liggen en/of (vervolgens) voor de [benadeelde] in bed is gaan liggen en/of
- onverhoeds en zonder toestemming van die [benadeelde] de penis van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) in de penis van die [benadeelde] heeft geknepen en/of
- daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Is dit jouw piemel?" en/of "Is dit jouw dop?".
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is in de periode van 4 november 2019 tot en met 11 november 2019 te Bergen Hohne (Bondsrepubliek Duitsland) samen met [benadeelde] op oefening geweest. Verdachte is tijdens die oefening bij [benadeelde] in bed gaan liggen. Het bed van [benadeelde] stond tegen de muur. [benadeelde] lag tussen de muur en verdachte in. Verdachte lag met zijn rug naar [benadeelde] toe en pakte vervolgens plotseling en zonder toestemming de penis van [benadeelde] vast en kneep vervolgens in de penis van [benadeelde] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Het kan alleen niet worden bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken moet worden. Hij heeft aangevoerd dat er geen sprake is van ontuchtige handelingen, omdat het in de sfeer paste van de eenheid waar verdachte en [benadeelde] onderdeel van uitmaakten. Ook had verdachte geen seksuele intentie. De raadsman heeft verder aangevoerd dat er geen sprake was misbruik van feitelijke verhoudingen voortvloeiend uit overwicht op [benadeelde] .
Beoordeling door de militaire kamer
[benadeelde] heeft verklaard dat hij alleen zijn onderbroek aan had toen verdachte bij hem in bed kwam liggen. Verdachte lag voor hem en [benadeelde] lag met zijn rug naar de muur. [3] Verdachte pakte zijn penis vast over zijn onderbroek heen, kneep erin en zei daarbij "Is dit jouw piemel?" en "Is dit jouw dop?". [4]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor [benadeelde] in diens bed is gaan liggen, zijn penis heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen. Verdachte heeft desgevraagd bevestigd dat [benadeelde] daarbij tussen de muur en verdachte lag. Verdachte heeft voorts verklaard dat [benadeelde] over verdachte heen had moeten klimmen om zich aan de situatie te onttrekken.
Verdachte heeft ontkend bij het betasten van diens penis tegen [benadeelde] te hebben gezegd: "Is dit jouw piemel?" en "Is dit jouw dop?" Aangezien de verklaring van verdachte ter zitting de verklaring van aangever aangaande het ten laste gelegde voldoende ondersteund, gaat de militaire kamer uit van de juistheid van de aangifte van [benadeelde] . De militaire kamer acht daarmee daarom eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen hem heeft gezegd "Is dit jouw piemel?" en "Is dit jouw dop?" Voorts gaat de militaire kamer er daarom van uit dat, anders dan verdachte heeft verklaard, [benadeelde] slechts gekleed was in een onderbroek toen verdachte hem heeft betast.
De vragen die de militaire kamer vervolgens moet beantwoorden is of er sprake is van ontuchtige handelingen en of [benadeelde] werd gedwongen om deze handelingen te dulden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de penis van [benadeelde] heeft vastgepakt en daar kort in heeft geknepen bij wijze van grap. Deze ‘grappen’ zouden vaker binnen de eenheid voorkomen en passen binnen de sfeer van de eenheid.
De militaire kamer concludeert dat de handelingen naar hun aard zijn te duiden als objectief seksuele handelingen. Dat verdachte daarbij geen seksuele bedoelingen had, doet daar niet aan af.
De vraag of er sprake is van strijd met de sociaal-ethische norm dient niet te worden beantwoord door een oordeel te vormen over de seksuele moraal onder een kleine groep militairen. Er dient uitgegaan te worden van hetgeen algemeen maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Ook personen die onderdeel uitmaken van groepen dienen beschermd te worden tegen grensoverschrijdend gedrag.
Het zonder toestemming vastpakken en knijpen in een geslachtsdeel van een ander is grensoverschrijdend. [benadeelde] wilde niet dat verdachte hem op de hiervoor omschreven wijze aanraakte en heeft hiertoe geen enkele aanleiding gegeven.
Dat binnen de legereenheid waarvan verdachte en [benadeelde] op dat moment deel uitmaakten dit soort gedrag vaker zou voorkomen en enkel gezien moet worden als “geintje” zoals door verdachte in eerste instantie is verklaard, maakt niet dat dit soort gedrag (het betasten van elkaars geslachtsdeel) daardoor wel acceptabel is. Bovendien is uit de getuigenverklaringen niet gebleken dat de handelingen van verdachte binnen het onderdeel gewoon waren.
Naar het oordeel van de militaire kamer is daarmee sprake van ontuchtige handelingen.
Door het onverhoedse karakter van de ontuchtige handelingen, terwijl verdachte voor [benadeelde] op bed lag en [benadeelde] met zijn rug naar de muur lag waardoor hij niet gemakkelijk uit bed kon stappen, maakt dat [benadeelde] zich niet gemakkelijk kon onttrekken aan de handelingen van verdachte. Hetgeen te meer geldt nu de handelingen door verdachte volkomen onverwacht, onverhoeds, zijn verricht. [benadeelde] werd hierdoor gedwongen om de handelingen te dulden. De militaire kamer acht daarmee het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Tot slot constateert de militaire kamer dat verdachte weliswaar als een van de oudere militairen kan worden aangemerkt maar dat dit niet maakt dat enkel daardoor sprake was van een vanuit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op 04 november 2019, althansin
of omstreeksde periode van 4 november 2019 tot en met 11 november 2019 te Bergen Hohne,
althansin de Bondsrepubliek Duitsland [benadeelde] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten
het betasten
en/of aanrakenen
/ofhet knijpen van/in de penis van die [benadeelde] ,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of diedoor één of meer feitelijkheden, bestaande hierin dat verdachte,
- misbruik heeft gemaakt vanuit (een) feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht op die [benadeelde] en/of- bij die [benadeelde] in bed is gaan liggen en
/of (vervolgens)voor die [benadeelde] in bed is gaan liggen en
/of- onverhoeds en zonder toestemming van die [benadeelde] de penis van die [benadeelde] heeft vastgepakt en
/of (vervolgens
)in de penis van die [benadeelde] heeft geknepen en
/of- daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Is dit jouw piemel?" en/of "Is dit jouw dop?".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 40 uren taakstraf subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de gevorderde taakstraf te matigen. Hij heeft de militaire kamer verzocht om er rekening mee te houden dat er sprake is van een uit de hand gelopen ontgroening en dat verdachte geen seksuele intentie had bij de handelingen. De gevolgen van de strafzaak zijn voor verdachte al erg groot. Hij is ontslagen en zijn jongensdroom om voor Defensie te werken is ten einde.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is bij een collega in bed gaan liggen en heeft plotseling over de onderbroek het geslachtsdeel van die collega vastgepakt en erin geknepen. Dit gedrag is ook binnen een eenheid waarin een sfeer heerst waarin onderling veel grappen worden uitgehaald onacceptabel. Hij heeft de seksuele integriteit van [benadeelde] aangetast en het vertrouwen dat [benadeelde] in hem mocht hebben als (oudere) collega beschaamd. [benadeelde] heeft door het handelen van verdachte de oefening moeten afbreken, omdat hij zodanig van slag was dat hij zijn werk niet meer kon uitvoeren. Ook is [benadeelde] bij een andere eenheid gaan werken.
De militaire kamer houdt er in het voordeel van verdachte wel rekening mee dat de sfeer binnen de eenheid op verdachte mogelijk een ontremmende werking heeft gehad. Maar verdachte is met zijn handelen de (strafrechtelijke) grens overgegaan en het opleggen van een taakstraf is daarom passend.
De militaire kamer houdt er in het voordeel van verdachte ook rekening mee dat het voorval reeds grote gevolgen heeft gehad voor hem. Hij is namelijk ontslagen door Defensie. De militaire kamer zal daarom de op te leggen straf sterk matigen. Aan de andere kant heeft het opleggen van een straf ook generale preventie tot doel. Om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen zal de militaire kamer daarom een werkstraf van 80 uren opleggen, te vervangen door 40 dagen hechtenis. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank een groot deel daarvan, 60 uren, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van één jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
• bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 60 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van één jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. R.M.H. Pennings, rechter, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat en mr. S. den Otter, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2021.
mr. J.M.J.M. Doon, mr. M. Langstraat en mr. S. den Otter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27QR/19-109450, gesloten op 21 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] , p. 11; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 december 2020.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] , p. 15.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] , p. 11.