ECLI:NL:RBGEL:2021:2916

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
8990254 \ EZ VERZ 21-43 \ MMKJS \ mr
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot oprichting van een commanditaire vennootschap en inbreng van registergoed onder testamentair bewind

In deze zaak verzoekt de testamentair bewindvoerder van een onder bewind gestelde persoon om machtiging van de kantonrechter voor het oprichten van een commanditaire vennootschap (C.V.) en de inbreng van een registergoed in deze vennootschap. De onder bewind gestelde, [onder bewind gestelde], heeft een 1/6e eigendomsrecht op het registergoed, dat door de erflater is nagelaten. De erflater heeft in zijn testament een testamentair bewind ingesteld over de goederen die aan [onder bewind gestelde] zijn toebedeeld, met de bewindvoerder als enige bevoegd om beschikkingshandelingen te verrichten, mits met machtiging van de kantonrechter. De kantonrechter heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de voorgestelde constructie van de C.V. en de inbreng van het registergoed in het belang van [onder bewind gestelde] is, en dat deze in lijn is met de wensen van de erflater. De kantonrechter verleent machtiging voor de oprichting van de C.V. en de inbreng van het registergoed, met enkele aanpassingen aan de voorwaarden. Daarnaast wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, om vertraging in het herontwikkelingstraject te voorkomen. Het aanvullend verzoek van de bewindvoerder wordt afgewezen, omdat dit niet voldoende onderbouwd is.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 8990254 \ EZ VERZ 21-43 \ MMKJS\mr
uitspraak van 4 juni 2021
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij], handelend in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder van [onder bewind gestelde]
wonende te [woonplaats]
verzoeker
gemachtigde mr. Van der Hoorn

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 21 januari 2021 met bijlagen;
- de e-mail van 30 april 2021 namens verzoeker;
- de e-mail van 4 mei 2021 met bijlage namens verzoeker.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] overleden [erflater] , geboren te [geboortedatum+plaats] (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [woonplaats] .
2.2.
Erflater heeft bij testament van 29 februari 2012 over zijn nalatenschap beschikt.
2.3.
Erflater heeft onder last van een aantal legaten zijn drie kinderen tot zijn erfgenamen benoemd, te weten:
- [onder bewind gestelde] (hierna: [onder bewind gestelde] );
- [verzoekende partij] (hierna: [verzoekende partij] );
- [erfgenaam3] (hierna: [erfgenaam3] ).
2.4.
Erflater heeft onder meer in zijn testament bepaald dat over hetgeen [onder bewind gestelde] verkrijgt uit zijn nalatenschap een testamentair bewind wordt ingesteld, met benoeming van [verzoekende partij] tot testamentair bewindvoerder. [verzoekende partij] heeft deze benoeming aanvaard. In het testament is
voorts bepaald:
“E.BEWIND
(…)
1. Het bewind vangt aan op het tijdstip van mijn overlijden en zal levenslang duren.
(…)
3. Het bewind omvat ook de goederen, die geacht moeten worden in de plaats van een onder bewind staand goed te treden, alsmede de vruchten en andere voordelen die het goed oplevert.
(…)
8. De bewindvoerder bepaalt of en in welke mate de inkomsten uit het onder bewind gestelde vermogen aan de rechthebbende worden uitgekeerd.
De rechthebbende is naast de bewindvoerder bevoegd tot handelingen dienende tot gewoon onderhoud van de goederen die hij in gebruik heeft en tot handelingen die geen uitstel kunnen lijden.
Voor het overige komt het beheer uitsluitend toe aan de bewindvoerder.
De beschikkingsbevoegdheid over de goederen, die onder bewind zijn gesteld, komt uitsluitend toe aan de bewindvoerder, zonder medewerking van de rechthebbende, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, doch met machtiging van de kantonrechter.
(…)
13. De bewindvoerder is verplicht jaarlijks en bij het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af te leggen aan de rechthebbende.
(…)”.
2.5.
Erflater en zijn broer, [betrokkene1] , hebben tezamen op 3 januari 2001 het bedrijfsterrein met opstallen op het bedrijventerrein [het registergoed] , verkregen (hierna: het Registergoed). Door het overlijden van erflater zijn de drie erfgenamen gezamenlijk eigenaar geworden van (onder meer) de onverdeelde helft van het Registergoed.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt de kantonrechter hem machtiging, zoals bedoeld in
artikel E lid 8 van het testament van erflater, te verlenen voor:
a. het aangaan van de C.V.;
b. de inbreng van de economische eigendom van het Registergoed in de C.V. tegen uitgifte van participaties;
c. het (eventueel) vestigen van zekerheidsrechten.
3.2.
Verzoeker onderbouwt zijn verzoek als volgt. Op grond van het testamentaire bewind zoals in het testament van erflater is beschreven, komt de beschikkingsbevoegdheid over de goederen die onder bewind zijn gesteld (waaronder begrepen 1/6e aandeel in het Registergoed), uitsluitend toe aan de bewindvoerder, zonder medewerking van de rechthebbende, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, doch met machtiging van de kantonrechter.
Het aangaan van de C.V.
3.3.
[betrokkene1] , [verzoekende partij] , [erfgenaam3] en [onder bewind gestelde] zijn voornemens tezamen met de [stichting] een besloten commanditaire vennootschap aan te gaan, genaamd: [CV] ’ (hierna: de C.V.). Verzoeker verzoekt de kantonrechter toestemming te verlenen voor de oprichting van de C.V. zoals is opgenomen in de concept akte ‘commanditaire vennootschap’ die als bijlage 3 bij het verzoekschrift is ingediend (hierna: de C.V.-overeenkomst). Een kopie van de C.V.-overeenkomst wordt aan deze beschikking gehecht.
De inbreng van het Registergoed in de C.V.
3.4.
Verzoeker ( [verzoekende partij] ), [betrokkene1] , [erfgenaam3] en [onder bewind gestelde] zijn voornemens de economische eigendom van het Registergoed in te brengen in de C.V. tegen uitgifte van participaties. Het oprichten van de C.V. en de inbreng van het Registergoed in de C.V. zijn bedoeld om het registergoed te kunnen herontwikkelen. Door langdurige leegstand in de gebouwen op het Registergoed, is een herontwikkeling noodzakelijk gebleken om inkomsten te genereren. Deze constructie is bovendien nodig en wenselijk teneinde het beheer van dit vastgoed binnen de familie centraal en duidelijk te regelen voor de toekomst en bovendien de privé aansprakelijkheid jegens derden bij het vastgoed voor de betrokkenen te beperken. De constructie is in het belang van alle betrokkenen, waaronder [onder bewind gestelde] . Verzoeker is voorts ervan overtuigd dat de opzet (met inbreng van het Registergoed) past binnen de wens van erflater de financiële belangen van [onder bewind gestelde] te beschermen.
3.5.
Verzoeker verzoekt de kantonrechter aldus toestemming te verlenen het Registergoed in te brengen in de C.V. tegen uitgifte van participaties. De concept ‘Akte van inbreng in commanditaire vennootschap, onherroepelijke volmacht en vestiging hypotheekrecht’ is als bijlage 4 bij het verzoekschrift ingediend (hierna: de Akte van inbreng). Een kopie van de Akte van inbreng wordt aan deze beschikking gehecht.
Het (eventueel) vestigen van zekerheidsrechten
3.6.
Verzoeker verzoekt de kantonrechter verder machtiging te verlenen voor het (eventueel) vestigen van zekerheidsrechten ten aanzien van het Registergoed. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat verzoeker ( [verzoekende partij] ),
[betrokkene1] , [erfgenaam3] en [onder bewind gestelde] en de [stichting] vanwege de kosten van de herontwikkeling een hypotheekrecht willen vestigen op het Registergoed.
Aanvullend verzoek
3.7.
Verzoeker heeft de kantonrechter bij aanvullend verzoek tevens verzocht machtiging te verlenen voor een aantal vervolgtransacties, te weten:
1. het inbrengen van de economisch en/of juridische eigendom in de C.V. van:
a. [object] ;
b. [object2] ;
c. [object3] ;
ofwel
2) het geven van hypothecaire zekerheid ten behoeve van de bank (incl. verpanding van de huurpenningen) van voornoemde objecten a t/m c;
ofwel
3) het verkopen en leveren, tegen marktconforme condities van voornoemde objecten
a t/m c.
3.8.
Verzoeker onderbouwt dit aanvullend verzoek als volgt. De bank heeft haar beleid omtrent de maximale ‘loan to value’ op het betreffende vastgoed aangescherpt. Om de aanneemsom te financieren, is het vereist dat ofwel een extra hypothecair onderpand wordt ingebracht of een (minder renderend) object te verkopen en het geld als extra vermogensinbreng aan te wenden. Voornoemde transacties zijn het meest voor de hand liggend. Deze objecten zijn eveneens verkregen uit de nalatenschap van erflater, waarbij de eigendomsverhoudingen dezelfde zijn als bij het Registergoed.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Een testamentair bewindvoerder heeft voor het verrichten van de in de
artikelen 4:169 lid 1 en 4:170 leden 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genoemde rechtshandelingen in beginsel toestemming nodig van de rechthebbende. Artikel 4:171 lid 1 BW regelt dat bij uiterste wil de bevoegdheden en verplichtingen van de bewindvoerder nader kunnen worden geregeld door deze ruimer of beperkter vast te stellen dan in de artikelen 4:169 en 4:170 BW zijn geregeld. Uit de Parlementaire Geschiedenis van het huidige artikel 4:171 lid 1 BW volgt dat een dergelijke beperking van de bevoegdheden van een bewindvoerder kan bestaan in het vereiste van een machtiging van de kantonrechter (TK 1991-1992, 17 141, nr. 9, p. 17).
4.2.
Erflater heeft in zijn testament van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. In
artikel E lid 8 van het testament van erflater is bepaald dat de beschikkingsbevoegdheid over de goederen die onder bewind zijn gesteld, uitsluitend toekomt aan de bewindvoerder, zonder medewerking van de rechthebbende, of diens wettelijke vertegenwoordiger, maar dat daarvoor machtiging van de kantonrechter moet worden gevraagd. De kantonrechter acht zich gelet op de overweging in de parlementaire geschiedenis in combinatie met hetgeen erflater in zijn uiterste wilsbeschikking heeft opgenomen, bevoegd te beslissen op de onderhavige verzoeken.
De verzoeken
4.3.
Op grond van artikel E aanhef en lid 3 van het testament van erflater omvat het testamentair bewind al hetgeen [onder bewind gestelde] uit de nalatenschap van erflater verkrijgt, alsmede de goederen die geacht moeten worden in de plaats van een onder bewind staand goed te treden, alsmede de vruchten en andere voordelen die het goed oplevert. [onder bewind gestelde] heeft uit de nalatenschap van erflater (onder meer) een 1/6e eigendomsrecht op het Registergoed verkregen. Op grond
van de Akte van inbreng zal [onder bewind gestelde] voor de inbreng van zijn 1/6e eigendomsrecht op het Registergoed participaties in de C.V. ontvangen. Deze participaties treden derhalve in de plaats van een onder bewind staand goed. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de bewindvoerder voor het mogen verrichten van beschikkingshandelingen ten aanzien van de participaties steeds de machtiging van de kantonrechter dient te verzoeken.
4.4.
Naar aanleiding van de inhoud van de C.V.-overeenkomst, de Akte van Inbreng en de nadere toelichting daarop van verzoeker tijdens de mondelinge behandeling, overweegt de kantonrechter als volgt. De voorgenomen constructie met betrekking tot de oprichting van de C.V. en de inbreng van de economische gerechtigdheid van het Registergoed in de C.V. is duidelijk en inzichtelijk. De kantonrechter begrijpt de beweegredenen die aan voornoemde constructie ten grondslag liggen. Uit de concept Akte van inbreng volgt dat de verdeling van de participaties gelijk blijft aan de eigendomsrechten op het Registergoed. De goederen die toebehoren aan [onder bewind gestelde] worden daarbij op vergelijkbare wijze gewaardeerd als de inbreng van de eigendomsrechten en de daar tegenoverstaande verkrijging van de participaties door de overige commandieten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het belang van [onder bewind gestelde] gediend is bij deze constructie. Dit geldt temeer nu het testamentair bewind over de goederen van [onder bewind gestelde] , althans de daarvoor in de plaats te komen participaties, in stand blijft.
4.5.
Gelet op het voorgaande en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, zal de kantonrechter machtiging verlenen voor het passeren van de C.V.-overeenkomst, met dien verstande dat het bedrag in artikel 7 lid 2 van de C.V.-overeenkomst van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) wordt gewijzigd in € 250.000,00 (tweehonderdvijftigduizend euro).
4.6.
De kantonrechter zal bovendien machtiging verlenen voor het passeren van de Akte van inbreng waarbij de economische eigendom van het Registergoed in de C.V. wordt gebracht tegen uitgifte van participaties, conform hetgeen is opgenomen in de Akte van inbreng, met uitzondering van artikel 12 lid 10 van de Akte van inbreng.
Artikel 12 lid 10 van de Akte van inbreng betreft een onherroepelijk en onbegrensde volmacht van de commandieten aan de C.V. om (onder meer) het Registergoed te bezwaren met een recht van hypotheek. Bij een dergelijke algemene volmacht is het voor de kantonrechter niet mogelijk de risico’s voor [onder bewind gestelde] te overzien en te beoordelen. Gelet op het feit dat het testamentaire bewind over de goederen van [onder bewind gestelde] is ingesteld ter bescherming van zijn belangen zal de kantonrechter hiervoor geen machtiging verlenen. Dit brengt met zich dat ook de verwijzing naar artikel 12 lid 10 van de Akte van inbreng zoals deze is opgenomen in artikel 12 lid 5 van diezelfde akte dient te vervallen.
4.7.
Verzoeker heeft nagelaten de verzochte machtiging in het kader van het aanvullend verzoek te onderbouwen met verificatoire bescheiden. De kantonrechter acht zich dan ook niet in staat de inhoud van de zogenaamde vervolgtransacties te beoordelen, noch het belang van [onder bewind gestelde] af te wegen. Gelet op het feit dat het testamentaire bewind over de goederen van [onder bewind gestelde] ter bescherming van zijn belangen is ingesteld, zal de kantonrechter voor het aanvullend verzoek eveneens geen machtiging verlenen, zoals dit ook reeds ter zitting is besproken.
4.8.
Nu verzoeker heeft verzuimd de kantonrechter te verzoeken deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zou niet uitvoerbaarheid bij voorraad kunnen leiden tot vertraging, omdat de hoger beroepstermijn dient te worden afgewacht voordat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. De kantonrechter is van oordeel dat [onder bewind gestelde] gebaat is bij een voortvarende aanpak van de oprichting van de C.V., alsmede bij de inbreng van het Registergoed, gelet op de geldende bezwaar- en financieringstermijnen in het herontwikkelingstraject van het Registergoed en zal daarom ambtshalve op grond van
artikel 288 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verleent machtiging voor het passeren van de C.V.-overeenkomst zoals aan deze beschikking gehecht, met dien verstande dat het bedrag in artikel 7 lid 2 van de
C.V.-overeenkomst van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) wordt vervangen door een bedrag van € 250.000,00 (tweehonderdvijftigduizend euro);
5.2.
verleent machtiging voor het passeren van de Akte van inbreng zoals aan deze beschikking gehecht, met uitzondering van artikel 12 lid 10 en de verwijzing daarnaar in artikel 12 lid 5;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.