Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
artikel E lid 8 van het testament van erflater, te verlenen voor:
[betrokkene1] , [erfgenaam3] en [onder bewind gestelde] en de [stichting] vanwege de kosten van de herontwikkeling een hypotheekrecht willen vestigen op het Registergoed.
a t/m c.
4.De beoordeling
artikelen 4:169 lid 1 en 4:170 leden 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genoemde rechtshandelingen in beginsel toestemming nodig van de rechthebbende. Artikel 4:171 lid 1 BW regelt dat bij uiterste wil de bevoegdheden en verplichtingen van de bewindvoerder nader kunnen worden geregeld door deze ruimer of beperkter vast te stellen dan in de artikelen 4:169 en 4:170 BW zijn geregeld. Uit de Parlementaire Geschiedenis van het huidige artikel 4:171 lid 1 BW volgt dat een dergelijke beperking van de bevoegdheden van een bewindvoerder kan bestaan in het vereiste van een machtiging van de kantonrechter (TK 1991-1992, 17 141, nr. 9, p. 17).
artikel E lid 8 van het testament van erflater is bepaald dat de beschikkingsbevoegdheid over de goederen die onder bewind zijn gesteld, uitsluitend toekomt aan de bewindvoerder, zonder medewerking van de rechthebbende, of diens wettelijke vertegenwoordiger, maar dat daarvoor machtiging van de kantonrechter moet worden gevraagd. De kantonrechter acht zich gelet op de overweging in de parlementaire geschiedenis in combinatie met hetgeen erflater in zijn uiterste wilsbeschikking heeft opgenomen, bevoegd te beslissen op de onderhavige verzoeken.
Artikel 12 lid 10 van de Akte van inbreng betreft een onherroepelijk en onbegrensde volmacht van de commandieten aan de C.V. om (onder meer) het Registergoed te bezwaren met een recht van hypotheek. Bij een dergelijke algemene volmacht is het voor de kantonrechter niet mogelijk de risico’s voor [onder bewind gestelde] te overzien en te beoordelen. Gelet op het feit dat het testamentaire bewind over de goederen van [onder bewind gestelde] is ingesteld ter bescherming van zijn belangen zal de kantonrechter hiervoor geen machtiging verlenen. Dit brengt met zich dat ook de verwijzing naar artikel 12 lid 10 van de Akte van inbreng zoals deze is opgenomen in artikel 12 lid 5 van diezelfde akte dient te vervallen.
5.De beslissing
C.V.-overeenkomst van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) wordt vervangen door een bedrag van € 250.000,00 (tweehonderdvijftigduizend euro);