ECLI:NL:RBGEL:2021:290

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
05/112532-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op vader door 39-jarige man met psychische stoornissen

Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 39-jarige man, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn vader. De verdachte heeft op 23 april 2020 in Arnhem, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, zijn vader meermalen met een hamer op het hoofd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een autisme spectrum stoornis en schizofrenie, ten tijde van het delict psychotisch was en niet in staat om zijn handelen te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De officier van justitie had deze maatregel gevorderd, en de verdediging stemde in met de oplegging van de maatregel, met uitzondering van een bepaalde voorwaarde. De rechtbank heeft de omstandigheden van het delict en de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat behandeling noodzakelijk is om het risico op herhaling te verminderen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling vastgesteld en deze dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.112532.20
Datum uitspraak : 20 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvend in [naam FPA] .
Raadsman: mr. G. Altena, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 augustus en 21 oktober 2020 en 6 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een hamer, op zijn hoofd heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere schedelbreuk(en) heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) met een hamer op zijn hoofd te slaan;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14 en 15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 april 2020 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen,
in ieder geval éénmaal,met een hamer, op zijn hoofd heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de stukken in het dossier bevinden zich een Pro Justitia rapportage d.d. 28 juli 2020, opgesteld door dr. D.J. Burck, gz-psycholoog, en een Pro Justitia rapportage d.d. 12 september 2020, opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis en een ongespecificeerde schizofrenie spectrum stoornis. Deskundige dr. Van Os komt in aanvulling hierop tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde trauma- of stress gerelateerde stoornis en een matige stoornis in het gebruik van cannabis.
Verdachte was vanaf het moment dat hij in 2018 op zichzelf ging wonen toenemend psychisch ontregeld, wat resulteerde in heftige angsten, wantrouwen en paranoïde waangedachten. Deskundige dr. Van Os geeft aan in te schatten dat verdachte voorafgaande aan en ten tijde van het slaan met de hamer psychotisch was en de realiteit geheel uit het oog was verloren. Volgens beide deskundigen waren de geconstateerde stoornissen (met uitzondering van de stoornis in het gebruik van cannabis) aanwezig op het moment van het door verdachte tegen zijn vader gebruikte geweld. Zij schatten in dat deze stoornissen het handelen van verdachte dusdanig hebben beïnvloed dat verdachte in het geheel niet meer in staat was zijn handelen te bepalen Daarom adviseren zij verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en maakt deze tot de hare.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte niet strafbaar is omdat het tenlastegelegde feit hem wegens zijn psychische stoornissen niet kan worden toegerekend. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van de poging doodslag de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd met de voorwaarden zoals die door de reclassering in het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden d.d. 4 december 2020 zijn geformuleerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld zich te kunnen vinden in het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarbij heeft de verdediging verzocht niet de door de reclassering gestelde voorwaarde van het meewerken aan schuldhulpverlening op te leggen, omdat niet is gebleken dat er bij verdachte sprake is van problematiek op financieel gebied.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 december 2020, het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van de Reclassering Nederland d.d. 4 december 2020 en de hierboven reeds behandelde rapporten.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn vader. Hij is in het huis van zijn ouders met een hamer naar zijn vader toegelopen terwijl deze met zijn rug naar hem toe zat en heeft zijn vader vanuit het niets meermalen met die hamer met kracht op zijn hoofd geslagen. De vader van verdachte is er vervolgens in geslaagd verdachte te overmeesteren. Het letsel van vader is beperkt gebleven tot een schedelbreuk. Als vader er niet in was geslaagd zijn zoon in bedwang te krijgen, had deze dag heel anders kunnen aflopen.
Dat is niet alleen zeer ernstig, maar ook erg verdrietig. Het moet voor vader vreselijk zijn geweest door zijn eigen zoon op deze manier te zijn aangevallen in zijn eigen huis, wat een veilige omgeving zou moeten zijn. Maar ook voor moeder moet het feit vreselijk zijn geweest. Toen zij de woonkamer in gelopen kwam trof zij haar man en zoon in een houdgreep aan en zag zij overal bloed. Haar man riep daarbij naar haar dat hij met een hamer door hun zoon op zijn hoofd was geslagen. Dat dit een groot effect op vader en moeder heeft gehad en nog steeds heeft, is de rechtbank duidelijk. Maar ook op verdachte zelf heeft het feit naar de overtuiging va de rechtbank veel indruk gemaakt. Verdachte heeft ter zitting aangegeven spijt te hebben van wat er is gebeurd en erg te zijn geschrokken van het feit dat hij tot een dergelijk handelen in staat is gebleken. Vader heeft ter zitting aangegeven verdachte te vergeven en heeft de hoop uitgesproken dat er goede hulp voor zijn zoon wordt gevonden.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
TBS maatregel met voorwaarden
Omdat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, kan aan hem geen straf worden opgelegd. Wel kan een maatregel worden opgelegd. De beide deskundigen en de reclassering hebben geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij de reclassering voorwaarden heeft geformuleerd voor een eventueel op te leggen TBS maatregel.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een TBS maatregel met voorwaarden is voldaan.
Ten eerste volgt uit de eerder aangehaalde Pro Justitia rapportages dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit ziekelijke stoornissen van de geestesvermogens bestonden.
Daarnaast is sprake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, waarmee aan de tweede voorwaarde is voldaan.
Zowel de beide deskundigen als de reclassering schatten het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst in op hoog. Deskundige dr. Van Os merkt in dat kader onder andere op dat er sprake is van een combinatie van stoornissen bij verdachte die leidt tot wantrouwen binnen afhankelijkheidsrelaties, realiteitsvervorming en impulsief en destructief gedrag. Er zijn daarnaast weinig beschermende factoren aanwezig. Zonder behandeling blijft het risico op gewelddadig gedrag onveranderd. Behandeling en begeleiding is dan ook noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen terug te krijgen. Deskundige dr. Burck merkt op dat de voorgeschiedenis van verdachte van woedeaanvallen en automutilerend gedrag samen met de complexiteit van de ziekelijke stoornis de belangrijkste risicofactoren zijn. Gelet op de onvoorspelbaarheid van het agressieve gedrag van verdachte wordt de gevaarszetting ingeschat als verhoogd.
Gelet op de bij verdachte geconstateerde psychische stoornissen en het feit dat het risico op recidive zonder behandeling door zowel de deskundigen als de reclassering wordt ingeschat als hoog, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Het opleggen van een TBS maatregel met voorwaarden is door beide deskundigen en door de reclassering geadviseerd en haalbaar geacht. De reclassering heeft voorwaarden opgesteld en verder de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden geadviseerd. Verdachte heeft zowel bij de reclassering als ter zitting aangegeven bereid te zijn tot het naleven van de door de reclassering gestelde voorwaarden. Ten slotte heeft de reclassering geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om (conform het verzoek van de verdediging) de voorwaarde voor het meewerken aan schuldhulpverlening niet op te leggen. Uit de deskundigenrapportages blijkt namelijk dat verdachte onvoldoende overzicht heeft om zijn eigen financiële administratie te doen en dat zijn moeder dit daarom voor hem doet. De rechtbank acht het onwenselijk moeder hier mee te (blijven) belasten.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden zoals omschreven door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank merkt ambtshalve nog op dat zij niet het advies van de reclassering zal volgen om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Los van het feit dat dit advies niet nader is gemotiveerd ziet de rechtbank in dit geval onvoldoende aanleiding, daarbij mede in aanmerking genomen het blanco strafblad van verdachte, om tot oplegging van deze verstrekkende maatregel over te gaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht, wat onder andere het volgende inhoudt:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig acht;
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
  • verdachte laat zich opnemen in [naam FPA] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is op 1 december 2020 gestart in het kader van schorsing uit de voorlopige hechtenis en dient voortgezet te worden binnen het kader van tbs met voorwaarden. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte verblijft in een, door de indicatie gevende organisatie, nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
 geeft de Reclassering Nederland opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2021.
mr. T.N. Ritzer is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002020180389, gesloten op 15 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.