ECLI:NL:RBGEL:2021:2811

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
05/242030-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 4 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 januari 2019 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die als bestuurder van een motorfiets handelde, veroorzaakte een ongeval waarbij zijn passagier, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed met hoge snelheid en maakte een zogenaamde 'wheely', waardoor de stabiliteit van de motorfiets ernstig werd verstoord. Dit leidde tot een aanrijding met een personenauto, waarbij de passagier van de motorfiets viel en ernstig gewond raakte, wat resulteerde in een amputatie van zijn linkeronderbeen na meerdere operaties.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden met een geschorst rijbewijs. De verdachte had de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden aan zijn gewonde passagier. De rechtbank achtte de gedragingen van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend, wat leidde tot de conclusie dat hij wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van het ongeval in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/242030-19
Datum uitspraak : 4 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 februari 2021, 9 april 2021 en 21 mei 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2019 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), komende uit de richting van de Nijhoffstraat en/of gaande in de richting van de Graaf Lodewijkstraat, daarmede rijdende over de weg, Van Slichtenhorststraat, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, gekomen ter hoogte van de kruising van de Van Slichtenhorststraat en de Sloetstraat, terwijl verdachte achter op dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) een passagier vervoerde en/of terwijl ter plaatse een maximum snelheid gold van 30 kilometer per uur, -over grote afstand, althans zeker over een afstand van 32 meter-, met hoge snelheid een zogenaamde wheely heeft gemaakt, immers heeft verdachte aldaar uitsluitend op het achterwiel gereden, waardoor de stabiliteit van het motorrijtuig (ernstig) werd verstoord en/of de besturing, alsmede de beremming van het voorwiel, (op de normale wijze) niet meer mogelijk was en/of niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die Van Slichtenhorststraat en/of die kruising en het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de
snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) niet op
zodanige wijze heeft geregeld, dat verdachte in staat was dat motorrijtuig
(motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg
(de Van Slichtenhorststraat) en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of terwijl een ander hem, verdachte tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) doende was om op voormelde kruising linksaf te slaan, met die hoge snelheid, dicht voor dat afslaande ander motorrijtuig (personenauto) langs is gereden en/of in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en/of waarbij de duopassagier met zijn linkerbeen tegen de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) is gebotst of aangereden, in elk geval de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) heeft geraakt, ten gevolge waarvan die duopassagier van dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 januari 2019 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), komende uit de richting van de Nijhoffstraat en/of gaande in de richting van de Graaf Lodewijkstraat, daarmede heeft gereden over de weg, Van Slichtenhorststraat en gekomen ter hoogte van de kruising van de Van Slichtenhorststraat en de Sloetstraat, terwijl verdachte achter op dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) een passagier vervoerde en/of terwijl ter plaatse een maximum snelheid gold van 30 kilometer per uur, -over grote afstand, althans zeker over een afstand van 32 meter-, met hoge snelheid een zogenaamde wheely heeft gemaakt, immers heeft verdachte aldaar
uitsluitend op het achterwiel gereden, waardoor de stabiliteit van het motorrijtuig
(ernstig) werd verstoord en/of de besturing, alsmede de beremming van het
voorwiel, (op de normale wijze) niet meer mogelijk was en/of in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) niet op zodanige wijze heeft geregeld, dat verdachte in staat was dat motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg (de Van Slichtenhorststraat) en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of terwijl een ander hem, verdachte tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) doende was om op voormelde kruising linksaf te slaan, met die hoge snelheid, dicht voor dat afslaande ander motorrijtuig (personenauto) langs is gereden en/of in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en/of waarbij de duopassagier met zijn linkerbeen tegen de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) is gebotst of aangereden, in elk geval de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) heeft geraakt, ten gevolge waarvan die duopassagier van dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) is gevallen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Arnhem in de gemeente Arnhem op de Van Slichtenhorststraat, op of omstreeks 9 januari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel en/of schade was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 9 januari 2019 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Van Slichtenhorststraat, een motorrijtuig, (motorfiets), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 januari 2019 rond 18:00 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Van Slichtenhorststraat en de Sloetstraat in Arnhem. Het was op dat moment donker. Bij dit ongeval waren een motorfiets met een bestuurder en de achterop zittende passagier [slachtoffer] betrokken, evenals een personenauto. De motorfiets kwam uit de richting van de Nijhoffstraat en reed in de richting van de Graaf Lodewijkstraat. De bestuurder van de motor maakte met hoge snelheid over een afstand van ten minste 32 meter een
wheely, waarbij de motor enkel op het achterste wiel reed. Hierdoor werd de stabiliteit van het voertuig verstoord en was het op normale wijze besturen en remmen van het voertuig niet langer mogelijk. De personenauto was op de kruising bezig om links af te slaan en kwam de motorfiets daarbij tegemoet rijden. Hierdoor is de bestuurder van de motorfiets met hoge snelheid voor de afslaande personenauto langsgereden, waarbij [slachtoffer] met zijn linker been tegen de linker voorzijde van de personenauto is gebotst en van de motorfiets is gevallen. De bestuurder van de motorfiets is vervolgens doorgereden. Als gevolg van het ongeval ontstond bij [slachtoffer] een grote wond aan het linker bovenbeen, een wond aan het linker onderbeen en ernstig uitwending bloedverlies. [slachtoffer] is in verband hiermee meerdere keren geopereerd en heeft lange tijd in het ziekenhuis verbleven. Uiteindelijk is het linker onderbeen geamputeerd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft betoogd dat de onder feit 1 ten laste gelegde gedragingen moeten worden gekwalificeerd als een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de bestuurder van de motorfiets was.
Beoordeling door de rechtbank
Bestuurder van de motor?
De rechtbank moet eerst beoordelen of bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder van de motorfiets is geweest. De rechtbank betrekt hierbij het volgende.
Uit controle van het RDW-systeem bleek dat tot 11 januari 2019 een motor van het merk [merk 1] met kenteken [kenteken] op naam van verdachte stond geregistreerd. [3] Deze motor is door verdachte verkocht en is onder de nieuwe eigenaar in beslag genomen. Op de plaats van het ongeval werd een plastic kap met daarop het logo van het merk [merk 2] aangetroffen. [4] Uit onderzoek door de politie is gebleken dat deze kap een geheel vormde met het vernielde deel aan de linker achterzijde van de in beslag genomen motorfiets. [5] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de crossmotor met kenteken [kenteken] de motorfiets is die betrokken was bij het ongeval op 10 januari 2019.
Getuige [slachtoffer] , die achterop de motorfiets zat, heeft onder meer het volgende verklaard over de bestuurder:
‘Op woensdag 9 januari 2019, omstreeks 18.30 uur, was ik samen met mijn neefje. Hij
heet [verdachte] (…) [verdachte] kwam met zijn [merk 1] motor bij mij. (…) [verdachte] vroeg mij om een stukje mee te rijden. Ik twijfelde eerst omdat ik geen helm had. Ik wist dat het rijbewijs van [verdachte] was ingevorderd en eigenlijk niet mocht rijden. Toch stapte ik bij [verdachte] achterop. We reden bij mij de hoek om. Ik zag dat [verdachte] de motor optrok hierdoor reden wij op het achterwiel. Voor mijn gevoel hadden we wel een halve straat op 1 wiel gereden. Dit betreft aantallen meters. Ik weet niet of [verdachte] zijn lichten aan had staan. Op onverklaarbare wijze ben ik gevallen van de motor en ben ik over de grond geslingerd. Ik schreeuwde het uit van de pijn. Omstanders hielpen mij en vertelde mij dat de bestuurder was weggereden op de motor.
Mijn linkerbeen is op 3 plaatsen gebroken.’ [6]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
´(…) Ik kwam volgens mij die dag na het ongeluk, ik weet niet meer precies de datum. Dit zal waarschijnlijk op 10 januari 2019 zijn geweest [verdachte] tegen bij mijn moeder thuis voor de deur. Ik zag dat hij in een rood autootje reed en voor de woning stopte en een praatje met mij wilde maken. Ik gooide het balletje toen op en zei dat hij een ongeluk had gehad met de
motor. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen dat hij de dag ervoor wel 's middags bij [slachtoffer]
was geweest met die motor en dat zij een stukje waren gaan rijden. (…)’ [7]
De rechtbank constateert dat getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de bestuurder was van de motorfiets. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte de dag na het ongeluk tegen hem zei dat hij de dag ervoor bij [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) is geweest en dat zij een stukje waren gaan rijden. Ook is vastgesteld dat de bij het ongeval betrokken motor op die bewuste dag op naam van verdachte stond en dat hij die motor de volgende dag met schade heeft verkocht. [8]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zijn motor op de bewuste dag had uitgeleend aan een ander. Deze persoon zou de motor vervolgens beschadigd terug hebben gebracht. De rechtbank constateert dat verdachte dit alternatieve scenario pas in een zeer laat stadium heeft opgeworpen. Ook was verdachte niet bereid om de naam te noemen van deze persoon en trad niet in detail over de omstandigheden waaronder hij de motor had uitgeleend, ondanks dat hij hierop ter zitting is bevraagd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van verdachte weinig gedetailleerd en niet te verifiëren is. De rechtbank vindt de verklaring evenmin geloofwaardig. Om die redenen zal de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte dan als ongeloofwaardig terzijde leggen.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] daarentegen wel geloofwaardig; deze vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft daarnaast ook geen enkele reden om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer] over de persoon van de bestuurder onbetrouwbaar zou zijn.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van het ongeval en direct daarna de bestuurder is geweest van de betrokken motorfiets.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het letsel, de aard van de medische behandeling en de duur van deze behandeling zodanig ernstig en ingrijpend zijn, dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden beschouwd.
Juridische kwalificatie van de gedragingen
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Verdachte heeft als bestuurder van de motor over een afstand van tenminste 32 meter een
wheelygemaakt, waardoor de motorfiets voor een langere tijd enkel nog op het achterwiel reed. Hierdoor was de motor niet of nauwelijks bestuurbaar, minder goed berembaar en scheen de koplamp de lucht in. Gezien de duisternis op het moment van deze manoeuvre was het voertuig daardoor niet goed zichtbaar voor ander weggebruikers. Zelf had hij door zijn positie op de motor hierdoor ook minder goed zicht op de verkeerssituatie. Verdachte reed daarnaast met een hoge snelheid (door getuigen geschat op zeker 80 kilometer per uur), terwijl de maximumsnelheid op de betreffende weg was bepaald op 30 kilometer per uur en er zijstraten op de weg uitkomen. De rechtbank is van oordeel dat het op deze manier en onder deze omstandigheden uitvoeren van een dergelijke manoeuvre moet worden aangeduid als handelen met een aanmerkelijke mate van verwijtbare en zeer grote onvoorzichtigheid. Dit betekent dat de rechtbank een overtreding van artikel 6 van de WVW (feit 1, primair) wettig en overtuigend bewezen acht.
Verlaten van het plaats ongeval
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de motorfiets was, komt ook vast te staan dat hij degene is geweest die vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten. Hij heeft daarbij zijn neef in een hulpeloze toestand achtergelaten, terwijl hij door de aanrijding op zijn minst had moeten vermoeden dat zijn neef hierdoor letsel had opgelopen. De rechtbank acht daarmee ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Rijden met een geschorst rijbewijs
Het rijbewijs van verdachte was per besluit van 20 juni 2018 geschorst. [9] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in januari 2019 al maanden wist dat zijn rijbewijs geschorst was. [10] De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte op die datum op een weg een motorfiets heeft bestuurd. De schorsing van het rijbewijs had ook betrekking op het besturen van dit type voertuig. De rechtbank acht daarmee ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen acht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1, primair
hij op
of omstreeks9 januari 2019 te Arnhem in de gemeente Arnhem, als erkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), komende uit de richting van de Nijhoffstraat en
/ofgaande in de richting van de Graaf Lodewijkstraat, daarmede rijdende over de weg, Van Slichtenhorststraat, zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig
, onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, gekomen ter hoogte van de kruising van de Van Slichtenhorststraat en de Sloetstraat, terwijl verdachte achter op dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) een passagier vervoerde en
/ofterwijl ter plaatse een maximum snelheid gold van 30 kilometer per uur,
- over grote afstand, althans zeker over een afstand van 32 meter-, met hoge snelheid een zogenaamde wheely heeft gemaakt, immers heeft verdachte aldaar uitsluitend op het achterwiel gereden, waardoor de stabiliteit van het motorrijtuig (ernstig) werd verstoord en
/ofde besturing, alsmede de beremming van het voorwiel, (op de normale wijze) niet meer mogelijk was en
/ofniet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die Van Slichtenhorststraat en
/ofdie kruising en het zich daarop bevindende verkeer en
/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de
snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) niet op zodanige wijze heeft geregeld, dat verdachte in staat was dat motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg (de Van Slichtenhorststraat) en
/ofdie kruising kon overzien en waarover deze vrij was
/warenen
/ofterwijl een ander hem, verdachte tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) doende was om op voormelde kruising linksaf te slaan,
met die hoge snelheid, dicht voor dat afslaande andere motorrijtuig (personenauto) langs is gereden en
/ofin aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en
/ofwaarbij de duopassagier met zijn linkerbeen tegen de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) is gebotst
of aangereden,
in elk geval de linker voorzijde van dat andere motorrijtuig (personenauto) heeft geraakt,ten gevolge waarvan die duopassagier van dat door hem bestuurde motorrijtuig (motorfiets) is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
dat hij, als degene die
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Arnhem in de gemeente Arnhem op de Van Slichtenhorststraat, op of omstreeks 9 januari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel
en/of schadewas toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op
of omstreeks9 januari 2019 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Van Slichtenhorststraat, een motorrijtuig, (motorfiets), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 WVW 1994;
feit 2:
Overtreding van artikel 7 WVW 1994;
feit 3:
Overtreding van artikel 9 WVW 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. Ook heeft hij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de straf geen verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een zwaar verkeersongeval in Arnhem. Op de bewuste avond is hij gaan rijden op een crossmotor, terwijl zijn neef achterop zat. Het rijbewijs van verdachte was op dat moment geschorst. Tijdens de rit heeft verdachte met hoge snelheid een zogeheten
wheelygemaakt, waardoor de motor alleen nog op het achterwiel reed. Hierdoor was de motor niet of nauwelijks bestuurbaar en scheen de koplamp naar boven, zodat het voertuig niet goed zichtbaar was voor andere verkeersdeelnemers. Vervolgens heeft er een aanrijding met een auto plaatsgevonden. [slachtoffer] , de neef van verdachte, is hierbij met zijn been tegen de auto terecht gekomen. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] talloze operaties ondergaan, maar uiteindelijk kon het linker onder been niet worden gered en is het later geamputeerd. Verdachte heeft de plaats van het ongeval direct verlaten door weg te rijden en zijn zwaargewonde neef achter te laten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Hoewel verdachte het ongeluk niet zal hebben gewild, heeft hij wel zodanig onvoorzichtig gereden dat de aanrijding plaats kon vinden. Uit het gedrag van verdachte blijkt dat hij geen enkel respect had voor de geldende verkeersregels en zich evenmin heeft bekommerd om de gevolgen voor zijn passagier of voor andere weggebruikers. Het is gebleken dat deze gevolgen bijzonder ingrijpend zijn, in de eerste plaats voor [slachtoffer] . Uit de op de zitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt dat hij lange tijd in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en meerdere operaties heeft moeten ondergaan. Door de amputatie van zijn onderbeen kon hij niet langer in zijn appartement blijven wonen en moest hij leren om met een prothese te lopen. Daarnaast heeft hij tot op de dag van vandaag nog verzorging en begeleiding nodig in verband met zijn fysieke en psychologische problematiek. Ten slotte heeft de gebeurtenis ook gevolgen gehad voor de inzittenden van de auto. Zij werden ongevraagd en buiten hun schuld betrokken bij een zeer ernstig verkeersongeluk, waardoor ook schade aan de auto ontstond.
Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en de daaruit voortgevloeide gevolgen. Hij heeft van meet af aan gepoogd zijn betrokkenheid te verdoezelen door zijn motor een dag later te verkopen. In een eerder stadium van de strafzaak heeft hij verklaard dat zijn neef zelf de motor bestuurd zou hebben. Verdachte is niet op eerdere terechtzittingen verschenen en heeft zelfs één keer de rechtbank vroegtijdig verlaten terwijl er een bevel tot medebrenging tegen hem was uitgevaardigd. Toen verdachte uiteindelijk wel aanwezig was bij de behandeling van de strafzaak heeft hij geen enkele blijk gegeven van enige empathie voor het slachtoffer. Integendeel, hij schoffeert het slachtoffer verder door een volstrekt ongeloofwaardig verhaal te vertellen over het ‘uitlenen’ van de motor aan iemand wiens naam hij niet wil noemen “want hij is geen verrader”. Daarmee laat hij wel zijn eigen neef volstrekt in de kou staan en schildert hem zelfs af als een leugenaar. De rechtbank neemt verdachte deze onverantwoordelijke en onverschillige houding bijzonder kwalijk.
In het recente verleden is verdachte al meerdere keren veroordeeld voor verkeersmisdrijven waarbij alcohol in het spel was. Kennelijk heeft hij uit deze veroordelingen en de opgelegde straffen geen lering getrokken. Ook de schorsing van zijn rijbewijs heeft verdachte er niet van weerhouden om nogmaals op een zeer gevaarlijke wijze deel te nemen aan het verkeer. Er lijkt bij verdachte inmiddels sprake van een patroon van onacceptabel gedrag in het verkeer. Het strafdossier bevat verklaringen van mensen die hem nadien nog steeds op onverantwoorde manier hebben zien rijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen een aanzienlijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraf geschikt is om hem ervan te doordringen dat hij dit patroon moet doorbreken.
De ernst van de feiten en het letsel, de onverantwoordelijke en onverschillige houding van verdachte en de hardnekkigheid van het delictspatroon brengen mee dat de rechtbank een langere gevangenisstraf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend. Ook een lange ontzegging van de rijbevoegdheid is op zijn plaats. Iemand die zich op deze wijze in het verkeer gedraagt, verspeelt het recht motorrijtuigen te besturen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Elbersen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2021.
mr. Hovens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019119836, gesloten op 25 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 10-11; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 17; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 19; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 26; geneeskundige verklaringen, p. 33-34; proces-verbaal van bevindingen, p. 43; proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 63 en 68; aanvullend proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 4-5.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
5.Proces-verbaal van technisch onderzoek, p. 87 en 91.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 26.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , bijlage bij het procesdossier.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 40.
9.Brief van het CBR van 20 juni 2018, bijlage bij procesdossier.
10.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 21 mei 2021.