ECLI:NL:RBGEL:2021:2738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
05.271604.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel voor het plegen van belaging

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De verdachte, geboren in 1974 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Grave, heeft gedurende een periode van bijna drie maanden zijn ex-partner gestalkt door haar vele honderden beledigende, intimiderende en bedreigende berichten te sturen via mobiele telefoon. Ondanks herhaalde verzoeken van de aangeefster om geen contact meer te zoeken, ging de verdachte door met zijn gedrag, wat leidde tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en haar angst aanjoeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het ten laste gelegde feit en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar, die inhoudt dat de verdachte geen contact mag hebben met de aangeefster en zich niet binnen een straal van 500 meter van haar woning mag bevinden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,-- aan immateriële schade toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 september 2020. De rechtbank heeft de vordering tot materiële schade en toekomstige proceskosten afgewezen, omdat deze niet rechtstreeks verband hielden met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering en psycholoog.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.271604.20
Datum uitspraak : 3 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1974 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave.
Raadsman: mr. M.H.A. Horsch, advocaat in Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 29 november 2020 in de gemeente Ermelo en/of Harderwijk en/of Grave en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door het per mobiele telefoon(s), in ieder geval (een) gegevensdrager(s), dagelijks versturen van tientallen en/of in totaal vele honderden berichten, in ieder geval een (zeer) groot aantal, appjes en/of audio berichten en/of filmpjes en/of videoberichten, in ieder geval diverse soorten berichten, met daarin beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende teksten zoals ondermeer
4 september 2020 16:17 ‘He [slachtoffer] ghbtje ja mooie naam voor je zeg je grote vriend even dat die zoon van [naam] zo even langs komt vragen hoe of wat Ja dankjewel’ en/of
4 september 2020 17:07 ‘Maar wel begrijpen dat jij dan beter niet meer bij onze zoons kan zijn
gevaarlijk mensen die daar al jaren aan zitten nou genoeg voor vandaag ga fijn door hopelijk eindelijk tel dat het een keer gebeurt is want je had weer veel veel geluk met dat ongelukje van je Met de auto blij dat onze zoons er niet in zaten en helaas weer een zelfmoord poging mislukt he ja de zoveelste echt wat een achterlijke stuk vreten ben je geworden zeg schaamteloos en moeder gestoord ben jij in je kop van alle rotzooi vooral die aanvallen van je ghb teef demoon [slachtoffer] ghbtje’ en/of
7 september 2020 11:16 ‘Ik beloof meneer agent hier helemaal aflaat gaan kapot laat en beter heel ver bij uit de buurt kan blijven’ en/of . . je hebt nu alleen je moeder meis ja laat haar maar net rust want ik trap je echt helemaal in elkaar ik breek je en de kinderen...’ en/of
18 september 2020 00.09 ‘...let maar goed op slaap met 1 ook open en de mensen om je heen ach ja verassingen ben ik gek op...’ en/of 00.23 ‘.. .ja meisje zal zien hoor ik breek je allebei je benen dan want iedereen weet nu wie enkele jij werkelijk bent...’ en/of . . . let maar goed op als ik jullie te pakken een klauwhamer en vingertje voor vingertje knip ik ze af daar heb ik wel vriendjes voor en ik zal rustig op een stoel zitten terwijl dat gebeurt...’,
in ieder geval vele honderden, in ieder geval een zeer groot aantal berichten met overeenkomstige soortgelijke inhoud/teksten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 18-20;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 29-30 + bijlage, p. 31-32, 42, 44-46;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 182;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 mei 2021.
De rechtbank zal - gelet op de bewijsmiddelen - voor de begindatum uitgaan van 4 september 2020, conform de ter zitting door de officier van justitie en de raadsman ingenomen standpunten.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 september 2020 tot en met 29 november 2020 in de gemeente Ermelo en/of Harderwijk en/of Grave en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door het per mobiele telefoon
(s
), in ieder geval (een) gegevensdrager(s),dagelijks versturen van tientallen en
/ofin totaal vele honderden berichten
,en
in ieder gevaleen
(zeer) grootaantal,
appjes en/ofaudio berichten
en/of filmpjes en/of videoberichten, in ieder geval diverse soorten berichten,met daarin beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende teksten zoals onder meer
4 september 2020 16:17 ‘He [slachtoffer] ghbtje ja mooie naam voor je zeg je grote vriend even dat die zoon van [naam] zo even langs komt vragen hoe of wat Ja dankjewel’ en
/of
4 september 2020 17:07 ‘Maar wel begrijpen dat jij dan beter niet meer bij onze zoons kan zijn
gevaarlijk mensen die daar al jaren aan zitten nou genoeg voor vandaag ga fijn door hopelijk eindelijk tel dat het een keer gebeurt is want je had weer veel veel geluk met dat ongelukje van je Met de auto blij dat onze zoons er niet in zaten en helaas weer een zelfmoord poging mislukt he ja de zoveelste echt wat een achterlijke stuk vreten ben je geworden zeg schaamteloos en moeder gestoord ben jij in je kop van alle rotzooi vooral die aanvallen van je ghb teef demoon [slachtoffer] ghbtje’ en
/of
7 september 2020 11:16 ‘Ik beloof meneer agent hier helemaal aflaat gaan kapot laat en beter heel ver bij uit de buurt kan blijven’ en
/of. . je hebt nu alleen je moeder meis ja laat haar maar net rust want ik trap je echt helemaal in elkaar ik breek je en de kinderen...’ en
/of
18 september 2020 00.09 ‘...let maar goed op slaap met 1 ook open en de mensen om je heen ach ja verassingen ben ik gek op...’ en
/of00.23 ‘.. .ja meis je zal zien hoor ik breek je allebei je benen dan want iedereen weet nu wie enkele jij werkelijk bent...’ en
/of. . . let maar goed op als ik jullie te pakken een klauwhamer en vingertje voor vingertje knip ik ze af daar heb ik wel vriendjes voor en ik zal rustig op een stoel zitten terwijl dat gebeurt...’,
in ieder geval vele honderden
, in ieder geval een zeer groot aantalberichten met overeenkomstige soortgelijke inhoud/teksten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevraagd om oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Deze maatregel zou een contactverbod met aangeefster en de kinderen – met uitzondering van de contactmomenten zoals goed bevonden door de William Schrikker Groep – en een locatieverbod betreffende Harderwijk moeten inhouden. Voor iedere keer dat verdachte niet aan deze maatregel voldoet, moet één maand hechtenis worden opgelegd. Ten slotte heeft de officier van justitie om de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel gevraagd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd bij de strafmaat mee te nemen dat aangeefster tegenstrijdige signalen heeft afgegeven, waardoor de situatie voor verdachte onduidelijk was. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Uit de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de LOVS-oriëntatiepunten en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, volgt dat een onvoorwaardelijk op te leggen strafdeel niet de tijd overschrijdt die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Er moet dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd ter hoogte van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd met bijzondere voorwaarden, zoals een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod dat ziet op een gebied van 250 meter rondom de woning van aangeefster. Indien een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, is verzocht bij iedere overtreding één week hechtenis op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een periode van bijna drie maanden gestalkt, door haar in die periode vele honderden berichten te sturen en een aantal audioberichten. Ondanks dat aangeefster herhaaldelijk heeft aangegeven geen contact meer met verdachte te willen en ondanks dat door de wijkagent is aangegeven dat verdachte moet stoppen met het op deze wijze contact zoeken met aangeefster, is verdachte toch doorgegaan. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar angst aangejaagd. De teksten die verdachte aan haar stuurde, waren bijzonder intimiderend, beledigend en bedreigend van aard. De vraag is welke straf hiervoor aan verdachte moet worden opgelegd.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 8 april 2021 volgt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met diverse delicten. Relevant in het kader van deze strafzaak is dat verdachte in 2017 is veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel en voor bedreiging met een levensdelict tot het verrichten van een taakstraf. Verder is verdachte in 2020 nog veroordeeld voor onder meer het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en het handelen in strijd met een gegeven huisverbod tot een voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden.
Uit het psychologisch onderzoek van 5 februari 2021 volgt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis; een ongespecificeerde aandachtdeficiëntie-/hyperactiviteitstoornis en een stoornis in cannabisgebruik, langdurig in remissie. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de stalking en heeft verdachte daarbij beïnvloed. De stoornissen zijn naar de mening van de psycholoog zodanig van invloed geweest op de afwegingen, keuzes en het handelen van verdachte, dat de psycholoog heeft geadviseerd de stalking verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening zal houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De reclassering heeft in haar rapport van 27 januari 2021 het recidiverisico ingeschat als hoog en geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet namelijk geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de (hoge) risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Binnen het schorsingstoezicht was sprake van een contact- en locatieverbod, maar daar hield verdachte zich niet aan. Aangezien verdachte niet mee wil werken aan een klinisch traject, rest de reclassering niets anders dan te adviseren om verdachte af te straffen en aan hem een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen met een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod dat ziet op een straal van 250 meter van de woning van aangeefster. Dit om aangeefster te beschermen.
Ook ter zitting heeft verdachte opnieuw aangegeven niet in te zien waarom hij klinisch zou moeten worden behandeld en daar niet mee te willen werken.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de ernst en de aard van de inhoud van de door verdachte verstuurde berichten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarnaast zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren als stok achter de deur om herhaling van strafbare feiten tegen te gaan. Een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest is naar het oordeel van de rechtbank passend. Gelet op het advies van de reclassering en de houding van verdachte ter zitting zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel koppelen. Deze strafoplegging wijkt af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de eis geen recht doet aan de ernst en de aard van het feit, alsmede aan de houding van verdachte ter terechtzitting.
Verder zal de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opleggen voor de duur van drie jaren. Deze maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met aangeefster en dat verdachte zich niet zal begeven binnen een straal van 500 meter van de woning van aangeefster. Uit de overgelegde correspondentie van de William Schrikker Groep volgt dat enig contact tussen verdachte en zijn kinderen binnen de kaders van de ondertoezichtstelling mogelijk moet zijn. Om te voorkomen dat een strafrechtelijke maatregel dit civiele traject doorkruist, zal het contactverbod niet zien op de kinderen van verdachte en aangeefster. Een locatieverbod dat ziet op geheel Harderwijk voert naar het oordeel van de rechtbank eveneens te ver.
De rechtbank zal bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt één maand per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op. Eén week hechtenis, zoals voorgesteld door de verdediging, acht de rechtbank onvoldoende afschrikwekkend voor verdachte.
Omdat er – gelet op het reclasseringsrapport en het psychologisch onderzoek – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vanwege de strafoplegging zoals hierboven beschreven, ziet de rechtbank geen aanleiding om gelet op het bepaalde in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering de voorlopige hechtenis op te heffen, zoals verzocht door de verdediging.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.527,27 aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente, € 30,50 aan proceskosten en € 250,-- aan toekomstige proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de vordering ten aanzien van de toekomstige proceskosten, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade is zo eng verbonden met het feit en de bedreigende aard daarvan, dat sprake is van een rechtstreeks verband. Ten aanzien van de toekomstige proceskosten heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden afgewezen, dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de immateriële schade moet worden verklaard en dat de vordering ten aanzien van de proceskosten moet worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 2.527,27 gevorderd voor de aanschaf van een beveiligingssysteem rond haar huis. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een zevental facturen overgelegd.
De rechtbank stelt op basis van de facturen vast dat het beveiligingssysteem is aangeschaft na de bewezen verklaarde periode. Hieruit en uit de verdere onderbouwing van deze schadepost volgt dat het beveiligingssysteem is aangeschaft ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Dat maakt dat niet is gebleken dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van immateriële schade in onder meer het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt. Door het bewezenverklaarde is de benadeelde namelijk op andere wijze in de persoon aangetast. Het systematische karakter en de intensiteit van het handelen van verdachte en de gevolgen daarvan voor aangeefster zoals gebleken uit haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring – waaruit onder meer is gebleken dat zij nu zowel gedrags- als traumatherapie volgt – brengen mee dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 1.000,-- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft verder vergoeding van proceskosten gevorderd. Het gaat hierbij om reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak en om toekomstige reis- en parkeerkosten, met het oog op een eventueel hoger beroep.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij zich tijdens de inhoudelijke behandeling heeft laten bijstaan door een advocaat. Dat maakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zich niet voordoet en dat de civiele proceskostenregeling geen basis biedt voor de vergoeding van de gemaakte reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting. De rechtbank wijst de vergoeding van deze proceskosten dan ook af.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de toekomstige reis- en parkeerkosten, omdat nu nog niet vaststaat dat die kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 4 september 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en de maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat;
  • verdachte voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1984 in [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op de handhaving van dit contactverbod;
  • verdachte zich voor de duur van drie jaren niet zal begeven binnen een straal van 500 meter van de woning van [slachtoffer] aan de [adres 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 maand wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
 beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en toekomstige proceskosten en voor het overige in de vordering tot immateriële schade;
 wijst de vordering tot proceskostenvergoeding af;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij een bedrag te betalen van € 1.000,-- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. M.G.E. ter Hart en
mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2021.
Mr. Baauw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020474557, gesloten op 6 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.