ECLI:NL:RBGEL:2021:2728

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
05/200806-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes, verwerping van noodweer en ontoerekeningsvatbaarheid

Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 augustus 2020, waarbij de verdachte meermalen met een mes op het slachtoffer heeft ingestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een avond met het gebruik van LSD, het slachtoffer heeft verwond door met kracht in verschillende lichaamsdelen te steken. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer en ontoerekeningsvatbaarheid, maar deze werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was, hoewel hij verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. Tevens is er een schadevergoeding van € 37.896,00 toegewezen aan het slachtoffer, die ernstige verwondingen had opgelopen door de steekpartij. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/200806-20
Datum uitspraak : 1 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] Zutphen,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek gevangenis in Zutphen.
Raadsman: mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat in Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
17 november 2020, 9 februari 2021, 13 april 2021 en 18 mei 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Ellecom en/of de Steeg, in de gemeente Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een (groot) mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, met kracht tegen en/of in
- het gezicht,
- het hoofd,
- de nek,
- de oren,
- de rug en/of
- de armen,
althans enige andere lichaamsdelen, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, althans meermalen in de richting van voornoemde lichaamsdelen heeft gestoken en/of geprikt en/of
snijdende bewegingen heeft gemaakt en/of
(vervolgens) met ernstige verwondingen en/of bloedend, tijdens de nachtelijke uren, heeft achtergelaten op een verlaten en/of weinig bezochte plaats in het bos,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Ellecom en/of de Steeg, in de gemeente Rheden, althans in Nederland, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer diepe en/of lange sneeën in/aan
- het gezicht,
- het hoofd,
- de nek,
- de oren,
- de rug en/of
- de armen,
althans enige andere lichaamsdelen, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen met een (groot) mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, met kracht tegen en/of in voornoemde lichaamsdelen te steken, te prikken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Ellecom en/of de Steeg, in de gemeente Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] meermalen met een (groot) mes, althans enig scherp en/of puntig voorwerp, met kracht tegen en/of in
- het gezicht,
- het hoofd,
- de nek,
- de oren,
- de rug en/of
- de armen,
althans enige andere lichaamsdelen, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, althans meermalen in de richting van voornoemde lichaamsdelen heeft gestoken en/of geprikt en/of
snijdende bewegingen heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 augustus 2020 rond 7:09 uur is [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) op een bospad nabij de [naam 1] in Ellecom aangetroffen. Zijn gezicht en beide armen zaten volledig onder het bloed. [2]
[slachtoffer] had (in ieder geval 34) scherprandige huidklievingen hoog op de rug, in de rechterzijde van de nek en de hals, in de behaarde hoofdhuid, in het gelaat (onder andere in de onderlip, linker wenkbrauw, rechter voorhoofd en beide oren), op de rechterhand en -arm, op de voorzijde van de rechterschouder, op de linkerhand en linker onderarm, onder het linker sleutelbeen en op het linkerbeen. Hoog op de rechterzijde van de rug en bij het rechter schouderblad was sprake van meerdere gelijkvormige, gelijk gerichte huidbeschadigingen van ongeveer gelijke grootte. Ook was er schade aan een bloedvat dat de linker ringvinger van bloed voorziet en was er schade aan de spierbuik van de spier waarmee de pink naar de binnenzijde van de pols kan worden bewogen. Verder was sprake van meerdere botbreuken aan - onder meer - de handen, de schedel en de beide spaakbenen. De letsels hebben geleid tot bloedarmoede door bloedverlies en er heeft operatief ingrijpen plaatsgevonden om de letsels te beoordelen en te behandelen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft door zodanig vaak op allerlei vitale lichaamsdelen van [slachtoffer] in te steken voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe is aangevoerd dat uit de bevindingen in de letselrapportage en het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvormen onvoldoende blijkt dat hij (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 2 augustus 2020 in de avond met een vriend genaamd [verdachte] had afgesproken. Eerst hebben zij samen gepraat. Later hebben zij samen LSD gebruikt en zijn zij de bossen in gegaan om naar de volle maan te kijken. De sfeer was goed, maar ineens veranderde er iets. Hij voelde een messteek in zijn schouder. [verdachte] schold hem uit voor pedofiel en stak hem onafgebroken met een mes. Hij heeft geprobeerd zich met zijn handen en armen te verweren. Hij werd over zijn hele lichaam gestoken. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 2 augustus 2020 met [slachtoffer] had afgesproken. Zij hebben eerst gepraat en een aantal jointjes gerookt. Daarna hebben zij samen LSD gebruikt en zijn zij naar het bos gegaan. Verdachte had zijn mes meegenomen. Hij neemt zijn mes eigenlijk altijd met zich mee, aldus verdachte. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op augustus 2020 een verhoor afgenomen van [getuige] , de ambulant begeleider van verdachte. Deze [getuige] had op 3 augustus 2020, nadat verdachte hem vertelde wat er was gebeurd, aan verdachte gevraagd of hij nog iets bij zich had, waarop verdachte een mes in de struiken gooide. Dat mes heeft [getuige] in een doekje gewikkeld en aan de politie overhandigd. [6]
Dit door [getuige] overhandigde mes is door het NFI onderzocht op aanwezigheid van DNA van verdachte en [slachtoffer] . Er zijn bemonsteringen genomen van bloedsporen op het heft en het lemmet. Uit zes bemonsteringen is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . Uit drie andere bemonsteringen is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van een relatief grote hoeveelheid DNA van deze bemonsteringen verkregen matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . De kans dat deze in totaal negen verkregen DNA-profielen matchen met een willekeurig ander, niet aan [slachtoffer] verwant persoon is kleiner dan één op 1 miljard. [7]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er bloed van [slachtoffer] op het lemmet en het heft van het door [getuige] aan de politie overhandigde mes is aangetroffen, en voorts dat verdachte met dit mes aan [slachtoffer] letsel heeft toegebracht door hem meermalen met het mes te steken en te snijden.
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat uit geen enkele verklaring blijkt dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken en gesneden met als doel hem van het leven te beroven. Niettemin kan (voorwaardelijk) opzet op de dood bewezen worden geacht als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door het steken met het mes zou komen te overlijden.
Verdachte heeft met een mes veelvuldig ingestoken en gesneden op het lichaam van [slachtoffer] . Hij heeft onder andere zijn rug, nek, hals, hoofd, armen en schouders daarmee verwond. Gelet op de aard van het letsel moet verdachte [slachtoffer] met kracht hebben gestoken. Het menselijk bovenlichaam bevat veel grote bloedvaten, vitale lichaamsdelen en organen. Gelet op het aantal verwondingen moet verdachte meer dan dertig keer hebben gestoken en gesneden. Door met een mes willekeurig zo vaak en zo hard en op zoveel verschillende plekken op het hoofd en het bovenlichaam in te steken, is de kans dat iemand dodelijk gewond raakt naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Dit samenstel van gedragingen is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm bovendien zozeer gericht op het intreden van de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg heeft aanvaard. Het steken moet enige tijd hebben geduurd gelet op het grote aantal steekletsels. Met elke nieuwe steek nam de kans op een dodelijke verwonding toe.
Dat het letsel dat [slachtoffer] uiteindelijk heeft opgelopen - achteraf gezien - niet levensbedreigend was, doet aan het voorgaande niet af. Dat [slachtoffer] niet dodelijk gewond is geraakt is puur toeval geweest. Verdachte heeft [slachtoffer] bovendien, in die toestand, op een afgelegen bospad achtergelaten. Als [slachtoffer] niet door een toevallige passant was gevonden, had het ook heel anders kunnen aflopen.
Daarom oordeelt de rechtbank dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Dit betekent dat de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
Nu de rechtbank de door de benadeelde partij overgelegde medische rapportage van dr. [naam 2] (met bijlagen) niet voor het bewijs heeft gebruikt, zal de rechtbank voorbij gaan aan het door de verdediging ter terechtzitting gedane voorwaardelijke verzoek tot aanhouding.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het primair ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 augustus 2020 te Ellecom
en/of de Steeg, in de gemeente Rheden,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een
(groot)mes,
althans enig scherp en/of puntig voorwerp,met kracht tegen en
/ofin
- het gezicht,
- het hoofd,
- de nek,
- de oren,
- de rug en
/of
- de armen
,
althans enige andere lichaamsdelen,heeft gestoken en
/ofgeprikt
en/of gesneden, althans meermalen in de richting van voornoemde lichaamsdelen heeft gestoken en/of geprikt en/of
snijdende bewegingen heeft gemaakten
/of
(vervolgens
)met ernstige verwondingen en
/ofbloedend, tijdens de nachtelijke uren, heeft achtergelaten op een verlaten en
/ofweinig bezochte plaats in het bos,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel uit noodweerexces, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer] verdachte eerst met het mes heeft aangevallen en dat verdachte zich hiertegen heeft moeten verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De verklaring van verdachte dat hij plotseling door [slachtoffer] met een mes werd aangevallen wordt enkel ondersteund door de verklaring die verdachte zelf, terwijl hij onder invloed was van LSD, aan derden heeft gegeven. Later wist verdachte zelf niet meer wat er was gebeurd. De rechtbank acht van belang dat verdachte het mes zelf had meegenomen van huis en dat [slachtoffer] juist met dit mes is verwond. Niet is gebleken dat er andere (steek)wapens in het spel waren. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer] het mes van verdachte heeft afgepakt om hem vervolgens met zijn eigen mes te steken. Ook is niet aannemelijk dat [slachtoffer] aanvallend of agressief gedrag jegens verdachte aan de dag heeft gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen het bewezen verklaarde steken met het mes was geboden. Evenmin zijn er aanwijzingen dat bij verdachte de vrees voor een dergelijke aanranding gerechtvaardigd was. Integendeel, [slachtoffer] heeft verklaard dat juist verdachte uit het niets met het mes begon te steken. Naar het oordeel van de rechtbank is het echt verdachte zelf geweest die is begonnen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake was van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer verworpen. Ook het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Het feit is dus strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat niet te voorzien was dat het gebruik van LSD op deze wijze zou doorwerken in het handelen van verdachte. Bovendien was verdachte niet vrij in zijn keuze LSD te gebruiken gezien de stoornissen waaraan verdachte lijdt en de omstandigheid dat de LSD hem die avond herhaaldelijk werd aangeboden.
[naam 3] (psychiater), [naam 4] (psycholoog) en prof. dr. [naam 5] (psychiater) en drs. [naam 6] (psychiater in opleiding), hebben in hun rapportages van 18 maart 2021, 15 maart 2021 respectievelijk 24 maart 2021 geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Er is bij verdachte - onder meer - sprake van kwetsbaarheden in de persoonlijkheid en van verslavingsgevoeligheid. Verdachte was hierdoor minder weerbaar toen hem de LSD werd aangeboden. Verder had verdachte cannabis gebruikt, waardoor de invloed van de LSD minder goed in te schatten was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet ontoerekeningsvatbaar was zoals door de verdediging is bepleit. Verdachte heeft allereerst uit eigen beweging ervoor gekozen cannabis te gebruiken. Toen hij later de LSD kreeg aangeboden, had hij de vrijheid om ervoor te kiezen dat aanbod af te slaan. Verdachte heeft daar echter niet voor gekozen, terwijl hij wist dat hij ook andere verdovende middelen had gebruikt. De rechtbank acht aannemelijk dat de persoonlijkheidskenmerken van verdachte een rol hebben gespeeld bij het nemen van de LSD, maar niet in zodanige mate dat hem de vrijheid een eigen keuze te maken geheel werd ontnomen. Dit betekent dat de rechtbank de conclusies van de gedragsdeskundigen overneemt en verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar zal beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd. De officier van justitie is bij zijn strafeis ervan uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest bepleit. In de strafmaat dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat [slachtoffer] verdachte heeft aangezet de LSD te gebruiken. Daarnaast kan nog een voorwaardelijk deel worden opgelegd met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Een TBS-maatregel is dan niet noodzakelijk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door meer dan dertig keer willekeurig en met kracht op en in het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer] in te steken. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand en in de nachtelijke uren in het bos achtergelaten. Als [slachtoffer] in de vroege ochtend niet door een toevallige passant was gevonden, had het heel anders af kunnen lopen. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Zoals [slachtoffer] ter terechtzitting heeft toegelicht, heeft het feit grote en blijvende gevolgen voor hem gehad. Hij heeft meerdere littekens overgehouden aan de steekverwondingen en ondervindt nog altijd sterke beperkingen bij zijn dagelijkse bezigheden. Het gaat om een schokkend feit met heftige gevolgen. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit onder invloed van meerdere soorten verdovende middelen, terwijl hij bovendien in een emotionele periode verkeerde. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur passend en geboden.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportages van de deskundigen [naam 4] (psycholoog) en [naam 3] (psychiater). Zij adviseren de rechtbank aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. Dit advies wordt door de reclassering onderschreven. In de rapporten komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. Psycholoog [naam 4] noemt verder dat bij verdachte sprake is van elementen van PTSS. De deskundigen schatten de kans op recidive als hoog in indien verdachte onbehandeld blijft. Om de kans op recidive te verminderen is het naar het oordeel van de deskundigen noodzakelijk dat verdachte een intensieve behandeling volgt waarbij wordt gestart met een klinische behandeling, gevolgd door langdurige ambulante begeleiding. Gedurende het traject is controle en toezicht op middelengebruik noodzakelijk. De behandeling dient zich onder andere te richten op het versterken van de emotieregulatie- en agressieregulatiemechanismen, het verbeteren van de copingvaardigheden en de impulscontrole. Daarbij is van belang dat verdachte meer zicht en grip krijgt op zaken die negatieve gevoelens bij hem aanwakkeren omdat hij op die momenten vatbaar is voor middelengebruik en ook beïnvloedbaarder is om middelen te gaan gebruiken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt verder vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf oplevert als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Daarbij heeft de rechtbank de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven in aanmerking genomen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van enkel een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf onvoldoende waarborgen zou bieden. Hoewel verdachte op dit moment gemotiveerd is mee te werken aan zijn behandeling, is de kans reëel dat hij in een later stadium deze motivatie zal verliezen en forse weerstand zal bieden tegen de behandeling. Verdachte heeft in het verleden aangegeven dat hij de gevangenis in wil, omdat daar alles goed is. Hij wil dan wel de gevangenis in voor een feit waar hij trots op is. Als verdachte er in een later stadium voor kiest zijn voorwaardelijke straf uit te zitten, keert hij onbehandeld terug in de maatschappij. Gelet op het recidiverisico acht de rechtbank dat onwenselijk.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het advies van de deskundigen overnemen en aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport.
In dit geval betreft het ook een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Omdat de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding te bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Alles overziend, en rekening houdend met de verminderde toerekeningvatbaarheid van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen.
De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan geëist, omdat zij meer dan de officier van justitie rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert:
  • € 53.486,00 aan materiële schade en
  • € 35.000,00 aan smartengeld,
vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij, nu deze wordt bijgestaan door een advocaat. Wel heeft de officier van justitie verzocht - bij toewijzing van de vordering - de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de vordering van zodanige omvang is dat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er is sprake van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. De huishoudelijke kosten zijn onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij heeft niet schadebeperkend opgetreden door cannabis te blijven gebruiken. Verder is niet gebleken dat de benadeelde partij werk heeft (gehad) en zijn er geen bonnen overgelegd van de kleding.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat een vordering omvangrijk of complex is geen grond oplevert om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Dat is pas het geval indien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat criterium moet mede in het licht van artikel 6, eerste lid, van het EVRM zo worden uitgelegd dat het de strafrechter verplicht tot niet-ontvankelijkverklaring indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van de vordering respectievelijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet voor.
De rechtbank zal de vordering dus inhoudelijk beoordelen.
Eigen schuld
Door de verdediging is aangevoerd dat van de zijde van de benadeelde partij sprake is van eigen schuld omdat de benadeelde partij verdachte LSD heeft aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de benadeelde partij er niet op bedacht te zijn dat hij door verdachte met een mes zou worden aangevallen, ook niet nadat hij verdachte LSD had aangeboden. Van eigen schuld is derhalve geen sprake. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Materiële schade
Reis- en verletkosten
De rechtbank is van oordeel dat de geschatte reiskosten ter hoogte van € 150,00 voor afspraken met (medische) hulpverleners en de advocaat voor vergoeding in aanmerking komen.
Schade door verblijf in ziekenhuis
De rechtbank is van oordeel dat de geleden schade door verblijf in het ziekenhuis gedurende zes dagen ter hoogte van € 180,00 voor vergoeding in aanmerking komt.
Beschadigde kleding
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van de beschadigde kleding door verdachte dienen te worden vergoed. Door de benadeelde partij is aangegeven dat het om dure kleding gaat met een totale waarde van € 700,00, maar er zijn geen bonnetjes van de kleding overgelegd. Ook overigens ontbreekt onderbouwing van de geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan de hoge kant is. De rechtbank schat de in dit verband geleden schade op een bedrag van € 350,00.
Huishoudelijke hulp en kosten mantelzorg
Door de benadeelde partij is aangevoerd dat hij kosten heeft moeten maken voor het huishouden en voor mantelzorg. Hij is zwaar beperkt in zijn dagelijkse bezigheden. Gelet hierop dient naar het standpunt van de benadeelde partij - op grond van de Letselschaderichtlijn Huishoudelijke hulp - een vergoeding van € 174,00 per week plaats te vinden voor een periode van in ieder geval vijf jaren.
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is. De benadeelde partij heeft wisselende verklaringen afgelegd over de hulp die hij heeft gekregen. Ter terechtzitting heeft hij onder meer aangegeven dat hij door niemand is geholpen, terwijl ook is gesteld dat hij wel hulp zou hebben gekregen. De rechtbank is van oordeel dat te veel onduidelijkheid bestaat over dit onderdeel van de vordering, zodat zij de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk zal verklaren.
Schade wegens economische kwetsbaarheid
Door de benadeelde partij is aangevoerd dat hij als gevolg van het handelen van verdachte economisch kwetsbaar is geworden. Hierdoor zal hij worden gehinderd bij het vinden van een passende baan.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij in het verleden betaald werk heeft gehad. Hierdoor is het niet goed mogelijk vast te stellen of en zo ja, welk bedrag aan economische kwetsbaarheid de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit als schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten vanwege beperkingen zelfwerkzaamheid
De rechtbank is van oordeel dat de geschatte kosten vanwege beperkingen in de zelfwerkzaamheid ter hoogte van € 805,00 voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij gedurende vijf jaren beperkt zal zijn in zijn zelfwerkzaamheid.
Kosten ter vaststelling van schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten ter vaststelling van de door de benadeelde partij geleden schade ter hoogte van € 1.411,00 voldoende onderbouwd zijn en voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt verder vast dat deze schadepost niet is betwist.
Smartengeld (immateriële schade)
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde. Op grond van hetgeen neuroloog Visser heeft geschreven is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat het handelen van verdachte het letsel en de mogelijk blijvende beperkingen bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Als gevolg van het bewezen verklaarde feit heeft de benadeelde partij ernstig lichamelijk letsel in de vorm van ernstige steekverwondingen opgelopen. Het gevolg daarvan is dat bij de benadeelde partij ernstige myelumschade is ontstaan. Er is sprake van ernstig functieverlies aan beide handen. Ook is sprake van ernstige gevoels- en coördinatiestoornissen. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat sprake zal zijn van permanente uitval. Dit alles heeft een grote impact op de psychische toestand van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft verder meerdere dagen in het ziekenhuis gelegen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Het gevorderde bedrag van
€ 35.000,00 komt naar het oordeel van de rechtbank, alles overziend, voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
In totaal zal de rechtbank een schadevergoeding van € 37.896,00 toewijzen. Wat betreft het meer of anders verzochte zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, voor zover dat kan worden vastgesteld, te weten:
  • over de reis- en verblijfskosten vanaf 1 juni 2021;
  • over de schade wegens het verblijf in het ziekenhuis vanaf 10 augustus 2020;
  • over de kosten voor de kleding vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de beperkingen in de zelfwerkzaamheid vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de vaststelling van schade vanaf 6 mei 2021;
  • over de immateriële schadevergoeding (smartengeld) vanaf 3 augustus 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag (met uitzondering van de proceskosten) ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast daarnaast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
1. Veroordeelde werkt mee met het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
b. Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig legitimatiebewijs zien;
c. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d. Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
e. Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
f. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
g. Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
h. Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde als dat van belang is voor het toezicht;
2. Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
3. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
4. Veroordeelde laat zich opnemen in CTP Veldzicht of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan overbruggingszorg te indiceren door het NIFP-IFZ en te plaatsen door het DIZ. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
5. Veroordeelde laat zich behandelen en na het klinische behandeltraject ambulant begeleiden door een door de reclassering nader te bepalen instelling. De behandeling start aansluitend op het klinische behandeltraject. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. Veroordeelde verblijft in een passende woonvorm, hetgeen geïndiceerd wordt vanuit de klinische behandelsetting, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op het klinische behandeltraject. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect – contact met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
10. Veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende voorwaarden na te leven en zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn:
a. Veroordeelde zal zich houden aan de behandelvoorschriften van de behandelaars van de instelling van verblijf. Dit geldt ook voor middelengebruik, vrijheden, urinecontroles, blaastesten en medicatiebeleid;
b. Veroordeelde zal toestaan dat de reclassering door de behandelende instelling over de behandeling wordt ingelicht;
c. Veroordeelde dient bijzonderheden, van welke aard dan ook, direct aan de reclassering te melden;
d. Veroordeelde zal zich constructief en open opstellen in het contact met de medewerker van de reclassering en zal inzicht geven in zijn psychosociaal functioneren;
e. Veroordeelde heeft een zinvolle dagbesteding;
f. Veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering om contact op te nemen met relevante personen en/of instellingen, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van het toezicht, door indien gewenst daarvoor een Verklaring van Geen Bezwaar te ondertekenen;
g. Veroordeelde zal iedere zes maanden een pasfoto, welke niet ouder is dan 6 maanden, afgeven aan de reclassering welke gebruikt kan worden voor opsporingsdoeleinden in het geval hij zich aan het toezicht van de reclassering onttrekt;
h. Veroordeelde dient te allen tijde telefonisch bereikbaar te zijn voor de reclassering.
11. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs aan als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
 geeft Tactus verslavingszorg opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 37.896,00, vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de reis- en verblijfskosten vanaf 1 juni 2021;
  • over de schade wegens het verblijf in het ziekenhuis vanaf 10 augustus 2020;
  • over de kosten voor de kleding vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de beperkingen in de zelfwerkzaamheid vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de vaststelling van schade vanaf 6 mei 2021;
  • over de immateriële schadevergoeding (smartengeld) vanaf 3 augustus 2020,
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 37.896,00, vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de reis- en verblijfskosten vanaf 1 juni 2021;
  • over de schade wegens het verblijf in het ziekenhuis vanaf 10 augustus 2020;
  • over de kosten voor de kleding vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de beperkingen in de zelfwerkzaamheid vanaf 3 augustus 2020;
  • over de kosten vanwege de vaststelling van schade vanaf 6 mei 2021;
  • over de immateriële schadevergoeding (smartengeld) vanaf 3 augustus 2020.
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 224 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. J.A.P. Bakker en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2020362564 (onderzoek ON4R020102 (Woud)), gesloten op 12 oktober 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten de rapportage forensisch-medisch onderzoek van [naam 7] , forensisch arts KNMG bij de GGD Gelderland-Zuid van 12 april 2021.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 48.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2021.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37 en 38.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in De Steeg in de nacht van 2 op 3 augustus 2020 van 5 oktober 2020, p. 122-126.