ECLI:NL:RBGEL:2021:2655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
05/149795-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met ernstige verwondingen en psychische stoornissen

Op 31 mei 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte, geboren in 1985 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Haaglanden, heeft op 6 juni 2020 in Neede meerdere keren met een mes gestoken in het lichaam van het slachtoffer, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard en de ernst van de verwondingen die hij toebracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade, aangezien de verdachte al weken voor het incident had nagedacht over het steken van het slachtoffer. De verdachte leed aan een autismespectrumstoornis en schizofrenie, wat invloed had op zijn gedragingen. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kon worden toegerekend, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging op, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling. Daarnaast werd een contactverbod met het slachtoffer opgelegd voor vijf jaar, met vervangende hechtenis bij overtreding. De benadeelde partij, het slachtoffer, diende een vordering tot schadevergoeding in, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/149795-20
Datum uitspraak : 31 mei 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Haaglanden, PPC in 's-Gravenhage.
Raadsvrouw: mr. S. Striekwold, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 17 mei 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2020 te Neede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen (telkens met kracht) met een mes
- in het gezicht en/of in het hoofd en/of
- in de hals(streek) en/of in de nek en/of
- in de buik(streek) en/of in het bovenlichaam en/of
- in de arm(en) en/of hand(en) en/althans
- ( elders) in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht)
(Artikel art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat in het dossier geen enkele objectieve betrouwbare aanwijzing wijst op voorbedachte raad. Verdachte heeft gehandeld op basis psychoses en waanbeelden. Hierdoor was hij niet in staat om over de gevolgen van zijn daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het realiteitsbesef dat ontbreekt maakt dat verdachte geen gebruik heeft kunnen maken van de gelegenheid om zich op zijn handelen en de gevolgen daarvan te beraden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat verdachte op 6 juni 2020 zijn kamer te Neede binnenliep. Verdachte mompelde iets en stak vervolgens [slachtoffer] gelijk met een mes in zijn romp. Verdachte bleef met het mes op hem inhakken. [slachtoffer] is in zijn buik, zijn hoofd en zijn hals gestoken. Vervolgens heeft hij het mes geprobeerd te blokken met zijn handen. Hierdoor zijn zijn handen verbrijzeld en is een pees doormidden. In totaal heeft verdachte iets van acht keer gestoken. Verdachte had een lege, loze blik. Het mes waar verdachte mee heeft gestoken, was een vleesmes van ongeveer 30 centimeter. [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 juni 2020 op het balkon stond te roken. Hij werd aangesproken door [slachtoffer] dat hij niet mocht roken. Verdachte vond het brutaal dat [slachtoffer] zich ermee bemoeide, ondanks dat hij gelijk had. Hij dacht bij zichzelf; ‘jongen hou je mond toch eens een keer dicht’.
Sinds zijn een na laatste injectie had verdachte al beelden in zijn hoofd dat hij [slachtoffer] te pakken wilde nemen (hij heeft twee a drie weken geleden zijn laatste injectie gehad. [3] ) Hij wilde [slachtoffer] steken. Dat heeft verdachte op 6 juni 2021 ook tegen de leiding, [getuige] , gezegd. Daar zijn ze ook over in gesprek gegaan.
Vervolgens heeft verdachte op zijn kamer een tijd nagedacht over wat hij zou doen. Verdachte is naar beneden naar de keuken gelopen en heeft een mes gepakt. Het mes verstopte verdachte onder zijn trui, in een vak voorin. Daarna is hij naar de kamer van [slachtoffer] gelopen. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij zijn grote bek helemaal zat was. Vervolgens heeft verdachte uitgehaald met het mes en [slachtoffer] in zijn hals en in zijn rechter zij gestoken. [4]
In het zorgplan van verdachte staat vermeld dat [getuige] op 6 juni 2020 om 17:19 uur heeft gerapporteerd dat verdachte om 16:00 uur werd gevraagd of hij de balkondeur wilde sluiten. In eerste instantie zou verdachte hier rustig op hebben gereageerd, maar toen [getuige] alleen met verdachte in de keuken was, was verdachte verbaal behoorlijk agressief. Verdachte sprak met stemverheffing en uitte zich uiterst negatief en bedreigend naar [slachtoffer] (rechtbank: [slachtoffer] ) in niet mis te verstane woorden. Verdachte bleef negatief over alles en iedereen. [getuige] kon hem hier in remmen door keihard ‘stop nu’ te zeggen. Verdachte werd hier wat rustiger van. Verdachte wilde [slachtoffer] wel aan het mes steken en in elkaar slaan. [5]
In de geneeskundige verklaring staat beschreven dat het waargenomen letsel bij [slachtoffer] bestaat uit multipele steekwonden in het gelaat, borst, buik en handen. [6]
Uit de letselrapportage komt naar voren dat bij [slachtoffer]
door de behandeld artsen meerdere letsels zijn geconstateerd waaronder zowel slagaderlijke als aderlijke bloedingen. Die bloedingen zijn gestopt door de chirurgen. Er is multipel zenuwletsel in het aangezicht en van de vingers in beide handen. Ook zijn er peesletsels van de vingers in beide handen. Het letsel onder het rechteroog omvat een bloeduitstorting, die het meest aannemelijk door stomp botsend geweld is ontstaan. De overige letsels omvatten snij- en steekwonden. Vervolgens is vastgesteld dat zich op het hoofd meerdere letsels bevonden die werden getypeerd als littekens en een bloeduitstorting. In het aangezicht was een zichtbare asymmetrie. De rechtergelaatshelft en rechtermondhoek leken meer te hangen dan de andere zijde. Het rechteroog leek minder goed te sluiten dan het linkeroog. Aan de linkerarm, linkerhand, rechterarm en rechterhand werden meerdere letsels gezien die werden getypeerd als littekens. Op de buik bevonden zich drie letsels die werden getypeerd als (operatie)littekens.
Van de belangrijkste letsels is het potentiële levensgevaar bepaald. Het leverletsel was ernstig tot levensbedreigend. Dit gold ook voor de slagaderlijke bloeding nabij de dikke darm en het stevig aderlijk bloedverlies uit de halsader en zijtakjes. Zonder medisch ingrijpen zou er een aanzienlijke kans op overlijden zijn geweest. De letsels aan armen en handen zouden goed kunnen passen bij afweerlestel. [7]
Opzet
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Verdachte heeft met een mes meerdere malen ingestoken op het lichaam van [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] in zijn gelaat, hals, borst, buik en handen gestoken. Daarbij heeft hij niet alleen aderlijke maar ook slagaderlijke bloedingen bij [slachtoffer] veroorzaakt. [slachtoffer] is hieraan met spoed geopereerd en heeft vervolgens meerdere dagen op de intensive care gelegen [8] . Er bestond een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] , zonder medisch ingrijpen, aan de door verdachte toegebrachte verwondingen, zou overlijden. De mate en vorm van het uitgeoefende geweld is, naar uiterlijke verschijningsvormen, zo zeer gericht op de dood van iemand, dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte tenminste de kans dat [slachtoffer] door het geweld zou kunnen overlijden bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Voorbedachte rade
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van voorbedachte rade.
Op 6 juni 2021 rond 16:00 uur werd verdachte door [slachtoffer] aangesproken dat verdachte op het balkon stond te roken. Sinds zijn een na laatste injectie had verdachte al beelden in zijn hoofd dat hij [slachtoffer] wilde steken. De laatste injectie was twee a drie weken voor het steken. Na de confrontatie met [slachtoffer] gaf verdachte bij de begeleiding eveneens aan dat hij [slachtoffer] een klap wilde uitdelen en wilde steken. Deze uitspraken zijn door [getuige] bevestigd. Door [getuige] werd verdachte enigszins gekalmeerd en verdachte is toen teruggegaan naar zijn kamer waar hij naar eigen zeggen een tijd heeft nagedacht over wat hij ging doen. Vervolgens besloot verdachte om [slachtoffer] aan te gaan spreken en heeft toen een mes meegenomen. Verdachte is naar de kamer van [slachtoffer] gegaan en heeft [slachtoffer] vrijwel direct meermalen met het mes gestoken.
Gelet op de hiervoor beschreven handelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte al enkele weken voor het incident en ook op de dag zelf bewust heeft nagedacht over het steken van [slachtoffer] . Verdachte heeft dus voldoende tijd gehad, en die tijd ook benut, om over zijn voorgenomen daad en de eventuele gevolgen daarvan na te denken, zich daarvan rekenschap te geven en tot bezinning te komen. Daaraan staat niet in de weg dat verdachte handelde onder invloed van een autismespectrumstoornis en schizofrenie. Niet is gebleken dat ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak.
De rechtbank acht voorbedachte raad derhalve bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 juni 2020 te Neede,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan nietna kalm beraad en rustig overleg,
meermalen
(telkens met kracht)met een mes
- in het gezicht en
/ofin het hoofd en
/of
- in de hals(streek)
en/of in de neken
/of
- in de buik(streek) en
/ofin het bovenlichaam en
/of
- in de arm
(en
)en
/ofhand
(en
) en/althans
- (elders) in het lichaamvan die [slachtoffer] heeft gestoken en
/ofgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van 25 februari 2021 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ernstig psychopathologie in de zin van autismespectrumstoornis en een chronisch psychotische stoornis in het kader van schizofrenie. De autismespectrumstoornis en de schizofrenie waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in het geheel niet aan verdachte toe rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie uit het rapport van het Pieter Baan Centrum over en maakt die tot de hare. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een contactverbod met [slachtoffer] in de vorm van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaar, bij overtreding waarvan een vervangende hechtenis van één week per overtreding wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich onder invloed van een stoornis schuldig gemaakt aan poging tot moord en heeft een medebewoner van de instelling waar hij verbleef meerdere malen, op zeer ernstige wijze gestoken. Dat het slachtoffer het steekincident heeft overleefd, is enkel te danken aan geluk in combinatie met acuut medisch ingrijpen. Zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring naar voren is gekomen heeft het veel impact op het slachtoffer gehad. Daarnaast heeft het slachtoffer blijvend letsel aan het steekincident overgehouden.
In het hiervoor vermelde rapport van het Pieter Baan Centrum is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ernstig psychopathologie in de zin van autismespectrumstoornis en een chronisch psychotische stoornis in het kader van schizofrenie. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. De rapporteurs hebben verder beschreven dat de centrale disfuncties die de schizofrenie bij verdachte kenmerken (verdachte is nooit vrij van de bij de schizofrenie passende formele denkstoornissen, met oordeels- en kritiekstoornissen, gestoord oorzaak-gevolg denken en falende realiteitstoeting) een doorslaggevende rol hebben gespeeld in het ten laste gelegde. Op grond hiervan wordt op basis van de klinische inschatting het recidivegevaar ingeschat als zeer hoog.
Er is tot nu toe geen intrinsieke motivatie voor een behandeling en een geringe respons op behandeling betreffende zijn waandenkbeelden. Er is beperkt ziektebesef en geen ziekte-inzicht. Verdachte heeft wanen die op hem dreigend overkomen en angst veroorzaakt en waarbij gedachten-intrusies opkomen die de zelfcontrole belemmeren en hem overheersen. Verdachte is afhankelijk van extern toezicht en externe structuur. Een langdurig klinisch traject is geïndiceerd. waarbinnen verdachte een langdurende behandeling moeten krijgen. Niet uitgesloten wordt dat geen medicatie wordt gevonden die de paranoïde wanen geheel doen verdwijnen en/of verbleken. Verdachte blijft dan in gelijke of iets verminderde mate onafgebroken paranoïde psychotisch met de drang om zich te verdedigen. Van groot belang daarbij is een langdurig toezicht met begeleiding en structurering zonder dat hij zich hieraan kan onttrekken.
Uiteindelijk is verdachte wel gemotiveerd zich te laten behandelen, maar gelet op de beperkte farmacotherapeutische mogelijkheden blijft hij vooralsnog vanuit zijn paranoïde wanen onveranderlijk acuut gevaarlijk. Een complicerende factor is dat verdachte de ernst van het ten laste gelegde niet onderkent en steeds heel kort inzicht heeft in ziektebesef heeft, maar de waanbelevingen dringen zich onophoudelijk op. Verdachte is ernstig beperkt, hij heeft geen ziekte-inzicht en hij is slechts beperkt ontvankelijk voor beïnvloeding. Een zorgmachtiging (vanwege de beperkte duur en het lage beveiligingsniveau) of een tbs met voorwaarden (vanwege gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht) zijn niet aangewezen. Een tbs met bevel tot verpleging biedt wel alle mogelijkheden tot toezicht, gevaarsreductie, structuur, medicatie, stabilisering en/of in de verre toekomst de mogelijkheid tot enig ziektebesef en/of ziekte-inzicht.
De rechtbank neemt deze conclusies van het Pieter Baan Centrum over. Gelet op die conclusies is het van groot belang dat verdachte gedwongen wordt behandeld en kan dat niet anders dan in het kader van een TBS met dwangverpleging. De rechtbank acht daarom oplegging van maatregel van terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging noodzakelijk. Aan alle voorwaarden voor oplegging van deze vergaande maatregel is voldaan en de veiligheid van anderen eist het opleggen van de maatregel.
De TBS wordt opgelegd voor een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat er de duur van de TBS niet gemaximeerd is.
Ter voorkoming van strafbare feiten legt de rechtbank tevens aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] op, in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaren. De rechtbank beveelt dat drie dagen vervangende hechtenis worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank eveneens van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel op grond van artikel 38v, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.200,67 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade, kijkend naar vergelijkbare gevallen het bedrag moeten worden gematigd tot een bedrag van
€ 8.000,00. Voor het overige gedeelte zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten ziektekosten (€ 1.313,99), ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 420,00), reiskosten (€ 364,46) en medische hulpmiddelen/medicijnen (€ 102,22)voor toewijzing vatbaar zijn. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank wijst daarom deze posten ad € 2.200,67 toe.
Verdachte is ten aanzien van de materiële schade vanaf 31 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter terechtzitting over de vordering is besproken stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de poging tot moord heeft de benadeelde partij geestelijk en lichamelijk letsel opgelopen. Uit de letselverklaring en schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de gevolgen voor de benadeelde aanzienlijk zijn geweest met blijvend letsel. Tot op heden heeft hij zowel lichamelijk als geestelijk last van de gevolgen van hetgeen hem is aangedaan. Deels zijn die gevolgen blijvend van aard. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 20.000,00 geheel toewijzen.
Verdachte is ten aanzien van de immateriële schade vanaf 6 juni 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als de bedragen niet worden betaald kunnen 146 dagen gijzeling worden toegepast. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart
verdachte niet strafbaaren
ontslaatverdachte voor het
ten laste gelegdevan alle
rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt op de
maatregeldat de veroordeelde gedurende een periode van vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboortedag 2] , wonende aan de [adres] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
 bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
 beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020257566, gesloten op 16 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 16 tot en met 18.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 97.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 100.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten het zorgplan met bijlage, p. 55.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten de geneeskundige verklaring van 30 juni 2020, p. 228.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten de letselrapportage, GGD Noord- Oost- Nederland, d.d. 31-12-2020.
8.Het proces-verbaal van verbindingen, p. 198.