ECLI:NL:RBGEL:2021:2597

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
C/05/362165 / HZ ZA 19-136
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen dekking van het brandrisico onder de Alles-in-eenpolis voor inboedel wegens niet melden van gewijzigd gebruik van de woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.B.J.M. van der Linden, en de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V. Interpolis, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.J. Wildenburg. De zaak betreft de vraag of Interpolis dekking moet verlenen onder de Alles-in-een-polis voor schade aan de inboedel als gevolg van een brand die plaatsvond in de nacht van 30 op 31 maart 2019. In een eerder tussenvonnis van 10 maart 2021 had de rechtbank al dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering en de woonhuisverzekering afgewezen.

De eiser stelde dat de inboedel die door de brand verloren was gegaan, zich niet in het bijgebouw bevond, maar in het hoofdgebouw. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser tegen beter weten in een stelling innam die zijn juridische positie zou verbeteren. De rechtbank concludeerde dat de inboedel zich wel degelijk in het bijgebouw bevond, en dat het niet melden van de wijziging van het gebruik van de woning leidde tot verval van dekking.

De rechtbank benadrukte dat de verzekeringsvoorwaarden vereisen dat elke wijziging in het gebruik van de woning binnen 14 dagen moet worden gemeld. Aangezien de eiser dit had nagelaten, was Interpolis niet verplicht om dekking te verlenen. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van Interpolis tot op heden waren begroot op € 4.179,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/362165 / HZ ZA 19-136
Vonnis van 26 mei 2021
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.B.J.M. van der Linden te Veldhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., tevens handelend onder de naam
INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Interpolis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2021
  • de akte houdende uitlating na tussenvonnis van 24 maart 2021 van [eisende partij]
  • de antwoordakte van 21 april 2021 van Interpolis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Interpolis aan [eisende partij] dekking onder de Alles-in-een-polis moet verlenen voor de schade als gevolg van de brand in de nacht van 30 op 31 maart 2019. In het tussenvonnis van 10 maart 2021 heeft de rechtbank dekking onder de daarin opgenomen aansprakelijkheidsverzekering en de woonhuisverzekering afgewezen. Over de vraag of Interpolis gehouden is tot dekking onder de inboedelverzekering zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun stellingen nader te toe te lichten.
2.2.
[eisende partij] heeft aangevoerd dat de particuliere inboedel die door de brand teniet is gegaan, niet in het bijgebouw stond. De rechtbank heeft kennelijk uit het expertiserapport afgeleid dat de inboedel die door brand is teniet is gegaan opgeslagen stond in de berging. Dat is onjuist, want het gaat om inboedel die zich in het privé gedeelte bevond in het hoofdgebouw.
Interpolis heeft hierover opgemerkt dat dit in tegenspraak is met wat [eisende partij] bij dagvaarding heeft gesteld. Het is ook overigens volgens Interpolis niet relevant, omdat het niet melden van de wijziging van het gebruik van de woning tot verval van dekking leidt, ongeacht waar de inboedel zich bevindt.
2.3.
Het heeft er alle schijn van dat [eisende partij] - tegen beter weten in - een stelling inneemt waarvan hij zelf denkt dat dit zijn juridische positie verbetert. Uit de expertiserapporten met foto’s van de verbrande locatie is duidelijk zichtbaar dat het bijgebouw met name is getroffen. Er zijn ook alleen foto’s van de gevolgen van de brand in het bijgebouw. Het hoofdgebouw bevindt zich op enige afstand van het bijgebouw. Als het zou gaan om inboedel die zich in het hoofdgebouw bevond, zou dit in de expertiserapporten zijn vermeld. De rechtbank blijft bij haar beslissing dat de particuliere inboedel zich bevond in het bijgebouw.
2.4.
[eisende partij] stelt dat het gebruik van het woonhuis ongewijzigd is gebleven. In artikel 4 van de verzekeringsvoorwaarden Inboedel wordt gesproken over ‘
het gebruik van de woning’ en niet over ‘
verandering van eengedeeltelijkgebruik van de woning’. Daarom was het voor de inboedelverzekering niet nodig in geval van gedeeltelijke verandering van het gebruik van de woning, alleen een deel van het bijgebouw, de verandering binnen 14 dagen te melden. Artikel 5 is niet van toepassing omdat de daarin opgenomen consequentie alleen geldt bij verandering van het gehele gebruik van de woning, aldus [eisende partij] . In de verzekeringsvoorwaarden van de inboedelverzekering staat nergens vermeld dat na verandering van een gedeelte van het bijgebouw naar (kleinschalig) zakelijk gebruik dit leidt tot verlies van de dekking op grond van de particuliere inboedelverzekering. Ook in de uitsluitingen van artikel 24 tot en met 27 van de verzekeringsvoorwaarden Inboedel is niet bepaald dat bij kleinschalig zakelijk gebruik van een gedeelte van het bijgebouw geen schade-uitkering plaatsvindt voor schade aan de particuliere inboedel. Integendeel, in geval van bedrijfsuitoefening aan huis is de bedrijfsinventaris tot een bedrag van maximaal € 25.000,00 verzekerd. Uit het expertiserapport blijkt dat de schade aan de inventaris van Pura Suerte een bedrag van € 36.160,00 exclusief btw beloopt. [eisende partij] stelt zich op het standpunt dat Interpolis onder de inboedelverzekering de schade aan de particuliere inboedel (€ 74.665,00) en schade aan de inventaris van Pura Suerte tot maximaal € 25.000,00 dient te vergoeden.
2.5.
Interpolis heeft erop gewezen dat in artikel 8 van de verzekeringsvoorwaarden Inboedel is bepaald dat bij de woning ook garages en bijgebouwen horen. Artikel 5 van de verzekeringsvoorwaarden Inboedel bepaalt dat wanneer veranderingen in het gebruik van de woning niet binnen 14 dagen worden gemeld, er geen schade wordt betaald als Interpolis de verzekering gestopt zou hebben en/of aangepast en volgens de nieuwe voorwaarden de schade niet zou zijn verzekerd. Of er wordt maar een deel van de schade betaald als door de veranderingen de verzekering aangepast zou zijn of als door de verandering de premie verhoogd zou zijn. De stelling van [eisende partij] dat nergens “een gedeelte van de woning” in de verzekeringsvoorwaarden staat is onjuist, omdat het gaat om iedere wijziging/verandering in het gebruik van de woning. Anders dan [eisende partij] stelt, is artikel 5 wel van toepassing. [eisende partij] had dus de wijziging van het gebruik van de woning dienen te melden. Artikel 4 bepaalt ook niet dat alleen gemeld moet worden als het gehele gebruik van de woning verandert. Dat het hoofdgebouw nog steeds privé werd gebruikt, is dus niet van belang. Het gaat over wijziging van het risico volgens Interpolis wat een herbeoordeling van de verzekeraar vergt. De wijziging had dus ook onder de inboedelverzekering gemeld moeten worden. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat van kleinschalig zakelijk gebruik geen sprake is, zodat de stellingen van [eisende partij] die dit tot uitgangspunt nemen volgens Interpolis niet relevant zijn.
2.6.
Bij de uitleg van de voorwaarden van de inboedelverzekering is behalve de tekst ook de indeling van de voorwaarden en de onderlinge samenhang van de voorwaarden van belang. De voorwaarden beginnen met wie verzekerde is bij verschillende typen huishoudens. Dan volgt de bepaling (artikel 4) die vermeldt welke veranderingen binnen 14 dagen aan de verzekeraar moeten worden gemeld, waaronder:
“•
Het gebruik van de woning verandert.
– U gaat bijvoorbeeld de woning voor zakelijke doeleinden gebruiken.”
Artikel 5 vermeldt vervolgens wat er gebeurt als niet wordt voldaan aan deze meldingsplicht. Interpolis betaalt dan geen schade of maar een deel van de schade, afhankelijk van het antwoord op de vraag wat de verzekeraar had gedaan als zij van de wijziging van het gebruik op de hoogte was geweest. Als de wijziging van het gebruik leidt tot een wijziging van het risico op schade, kan de verzekeraar de verzekering stoppen, een hogere premie rekenen of andere voorwaarden opstellen. Dan volgen de bepalingen wat van de inboedel is verzekerd. In artikel 8 is opgenomen dat de inboedel is verzekerd in de woning en dat bij de woning ook garages en bijgebouwen horen. Dit betekent dat gebruik van de woning voor zakelijke doeleinden steeds gemeld moet worden, ongeacht of dat zakelijk gebruik het woonhuis, de bijgebouwen en/of garages betreft. Het standpunt van [eisende partij] dat alleen verandering van het gehele gebruik van de woning gemeld moet worden, is dus onjuist. Dat betekent dat artikel 5 wel van toepassing is.
2.7.
Interpolis heeft reeds bij conclusie van antwoord de stelling ingenomen dat zij de inboedelverzekering niet zou hebben voortgezet indien [eisende partij] tijdig melding had gemaakt van het gewijzigde gebruik. In haar antwoordakte heeft Interpolis deze stelling nader onderbouwd. Zij zou de inboedelverzekering, in ieder geval voor wat betreft het bijgebouw, niet hebben afgesloten als zij bij de aanvraag wist van het zakelijk gebruik van het verzekerd object (bijgebouw, tuin, schuur). Als Interpolis lopende de inboedelverzekering op de hoogte zou zijn gebracht van het gewijzigde gebruik van het verzekerde object waarin zich de inboedel bevond, dan zou zij ook de particuliere inboedelverzekering, in ieder geval voor wat betreft het bijgebouw, hebben stopgezet vanwege de verhoogde risico’s (brandrisico en risico op vocht- en waterschade) verbonden aan het betreffende zakelijk gebruik. Er had een bedrijfsmatige polis moeten worden afgesloten met andere voorwaarden, preventie-eisen en een hogere premie.
2.8.
[eisende partij] heeft nagelaten om stellingen in te nemen over het standpunt van Interpolis over de consequenties voor de dekking indien hij wel melding had gemaakt van het zakelijk gebruik van het bijgebouw. Nu [eisende partij] de stelling van Interpolis dat zij de inboedelverzekering niet zou hebben voortgezet onweersproken heeft gelaten, heeft te gelden dat Interpolis geen dekking hoeft te verlenen onder de inboedelverzekering.
2.9.
Wat betreft de stelling van [eisende partij] dat Interpolis de schade aan de bedrijfsmatige inventaris van Pura Suerte tot maximaal een bedrag van € 25.000,00 moet vergoeden, verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 4.2 van het tussenvonnis van 10 maart 2021, waarin is beslist van Pura Suerte geen verzekeringnemer/verzekerde onder de polis van [eisende partij] is.
2.10.
De conclusie is dat Interpolis geen dekking hoeft te verlenen aan [eisende partij] voor de schade die onderwerp van deze procedure is. De vorderingen van [eisende partij] zullen worden afgewezen.
2.11.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De om proceseconomische redenen genomen akten na tussenvonnis blijven voor eigen rekening van de partijen. De kosten aan de zijde van Interpolis worden daarom begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 4.179,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op € 4.179,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partij] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.
St/MK