ECLI:NL:RBGEL:2021:2550

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
05.263384.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenmisdrijven met bewustzijnsbeïnvloedende stoffen en seksuele handelingen met slachtoffers in staat van onmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedenmisdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 31 augustus 2018 tot en met 2 november 2019 drie verschillende slachtoffers heeft misbruikt, waarbij hij hen eerst een bewustzijnsbeïnvloedende stof heeft toegediend zonder dat zij dat wisten. De slachtoffers, twee mannen en een vrouw, verkeerden in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn, waardoor zij niet in staat waren om zich te verzetten tegen de seksuele handelingen die de verdachte bij hen verrichtte. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en de verklaringen van de slachtoffers vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.263384.19
Datum uitspraak : 21 mei 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2018 tot en met 1 september 2018 te Heumen en/of Molenhoek, in elk geval in Gelderland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte zijn penis en/of vinger(s) in haar vagina gebracht;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] een bewustzijnsbeïnvloedende stof te laten drinken en/of hem met de auto naar een voor [slachtoffer 2] onbekende plek te rijden en/of hem (vervolgens) te zeggen dat hij [slachtoffer 2] verder/naar huis zou brengen als [slachtoffer 2] hem zou pijpen en/of op onverhoedse wijze en/of terwijl die [slachtoffer 2] stond te plassen (en zich daardoor niet/moeilijk kon afwenden/verweren), zijn vinger(s) tussen de billen en/of naar de anus van die [slachtoffer 2] te brengen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 2] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen te plegen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , die buiten bewustzijn verkerende/slapende/onder invloed zijnde [slachtoffer 2] met de auto naar een voor [slachtoffer 2] onbekende plek heeft gereden en/of zijn vinger(s) tussen de billen en/of naar de anus van die [slachtoffer 2] heeft gebracht;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 maart 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] een bewustzijnsbeïnvloedende stof laten drinken en/of hem met de auto naar een voor [slachtoffer 2] onbekende plek gereden en/of op onverhoedse wijze en/of terwijl die [slachtoffer 2] stond te plassen (en zich daardoor niet/moeilijk kon afwenden/verweren) de billen van die [slachtoffer 2] betast en/of terwijl die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, bestuurde auto zat en/of terwijl die auto reed en/of afgesloten was (waardoor die [slachtoffer 2] in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt), meermalen, althans eenmaal, zijn hand op en/of bij het kruis van die [slachtoffer 2] heeft gelegd;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 2 november 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 3] een bewustzijnsbeïnvloedende stof te laten drinken en/of hem met de auto naar een voor [slachtoffer 3] onbekende plek te rijden en/of terwijl die [slachtoffer 3] buiten bewustzijn was en/of terwijl die [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, bestuurde auto zat en/of terwijl die auto reed en/of afgesloten was de broek van die [slachtoffer 3] opengemaakt en/of het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] uit zijn broek gehaald en/of het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] betast en/of zijn, verdachtes, geslachtsdeel ontbloot en/of de hand van die [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, geslachtsdeel gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 2 november 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , van wie hij, verdachte, wist dat deze deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het openmaken van de broek van die [slachtoffer 3] en/of het uit de broek halen van het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] en/of het betasten van het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] en/of het ontbloten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel en/of het brengen van de hand van [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, geslachtsdeel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met de penis binnendringen bij aangeefster, terwijl zij in staat van bewusteloosheid verkeerde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen haar wil niet kon bepalen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard.
Op 29 augustus 2018 was zij uitgegaan in Nijmegen. Vanaf 00.30 uur kan zij zich niets meer herinneren. [slachtoffer 1] weet niet hoe dat komt. Op 30 augustus 2018 werd zij ’s ochtends wakker. Ze lag op haar buik in bed. Naast haar lag een voor haar onbekende jongeman. Ze wist op dat moment niet waar ze was. Ze zoende met de jongen. Die probeerde steeds haar broek open te maken. Op een gegeven moment zat de jongen op zijn knieën met zijn blote piemel tegen haar aan te wrijven en hij vroeg of ze hem even wilde pijpen. [slachtoffer 1] raakte de piemel niet aan. Toen ze zei dat ze niet verder wilde gaan, zei de jongen dat ze dan beter kon gaan. [slachtoffer 1] is daarna vertrokken. Zij was nog steeds wazig en niet helder. Toen zij over straat liep, voelde zij pijn bij haar anus. Omdat zij dat niet kon plaatsen, pijn had en niet wist waar ze was, begon ze te huilen. Zij is toen aangesproken door mensen en zij hebben haar naar het [naam 2] in Molenhoek gebracht. Daar bleek zij die nacht te zijn geweest. In het hotel is zij naar het toilet gegaan om te plassen. Zij kon haar ontlasting daarbij niet ophouden en zag dat er wat wits bij haar ontlasting zat.
[slachtoffer 1] heeft geen herinneringen aan het verrichten van seksuele handelingen bij of met de jongen. [2]
Bij aangeefster is een zedenset afgenomen waarbij vagina en anus zijn bemonsterd. [3]
Het NFI heeft de bemonsteringen onderzocht, waarbij in de bemonsteringen “diep vaginaal” spermacellen werden waargenomen. Die bemonstering is onderworpen aan een Y-chromosaal onderzoek, evenals referentiemateriaal van verdachte [verdachte] .
Van het mannelijke DNA in de diepvaginale bemonstering is een Y-chromosomaal DNA-
mengprofiel van minimaal twee mannen verkregen. Uit dit Y-chromosomale DNA-
mengprofiel is een Y-chromosomaal DNA-hoofdprofiel afgeleid. Het Y-chromosomale DNA-
profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit afgeleide Y-chromosomale DNA-
hoofdprofiel. Dit betekent dat de diepvaginale bemonstering een relatief grote hoeveelheid
mannelijk DNA bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] of van een in de
mannelijke lijn aan hem verwante man en een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA
van minimaal één onbekende man.
De hypothese dat de diep vaginale bemonstering een relatief grote hoeveelheid mannelijk DNA bevat dat afkomstig is van verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man is zeer veel waarschijnlijker dan dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid mannelijk DNA bevat dat niet afkomstig is van verdachte [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante, man. [4]
In de bemonsteringen “ vagina buitenzijde nat” en “ diep anaal” zijn aanwijzingen voor spermavloeistof waargenomen. Van het mannelijk DNA in de bemonstering van de buitenzijde van de vagina is eveneens een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit Y-chromosomaal DNA-profiel matcht met verdachte. Ook hier zijn de verkregen resultaten zeer veel waarschijnlijker als de hypothese I waar is (de bemonstering bevat mannelijk DNA dat van verdachte (of van een in de mannelijke lijn aan hem verwant persoon) afkomstig is) dan als hypothese II waar is (de bemonstering bevat mannelijk DNA dat niet afkomstig is van verdachte, maar van een willekeurig gekozen (niet in de mannelijke lijn aan hem verwant) persoon. Van de bemonstering “diep anaal” is geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Een vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek is daarom niet mogelijk gebleken. [5]
De rechtbank neemt die conclusies over en stelt op basis van die conclusies vast dat bij aangeefster diep vaginaal sperma is aangetroffen van verdachte.
Verdachte heeft bij de politie aanvankelijk verklaard dat hij op verzoek van [slachtoffer 1] haar in zijn auto heeft meegenomen om haar weg te krijgen bij een opdringerige jongen. [slachtoffer 1] had aangeboden naar een hotel te gaan en dat zij dan de helft zou betalen. Verdachte deed dit omdat hij toch niet anders te doen had en hij zijn huissleutel niet bij zich had. Het werd het [naam 2] in Molenhoek omdat de hotels in Nijmegen en Lent te duur waren. In het hotel zijn ze gaan slapen en is er niets gebeurd. Ze hebben elkaar hoogstens een kusje gegeven, geen tongzoen. Verdachte benadrukte in zijn verklaring meerdere malen dat hij homoseksueel is zodat hij sowieso geen interesse heeft in seks met vrouwen. Hij had die nacht niet gemasturbeerd en is niet klaargekomen.
Nadat de uitslag van het DNA-onderzoek bekend is geworden, is verdachte opnieuw verhoord, waarbij hem is medegedeeld dat bij [slachtoffer 1] diep vaginaal sperma van hem is aangetroffen. Verdachte heeft hier aanvankelijk geen verklaring voor willen geven en verklaarde nogmaals dat gemeenschap met haar voor hem niet mogelijk is omdat hij homoseksueel is. Na een time out met zijn toenmalige raadsman heeft verdachte verklaard dat hij zich misschien heeft afgetrokken op de wc en haar daarna wellicht gevingerd. Bij de volgende vraag van de verbalisant heeft verdachte verklaard dat hij er bijna zeker van is dat hij zich op de wc heeft afgetrokken en haar daarna gevingerd heeft . Direct daarna heeft verdachte verklaard dat hij er in detentie goed over heeft nagedacht en haar op haar verzoek heeft gevingerd omdat gemeenschap niet lukte omdat hij op mannen valt. Dan weet verdachte zich ook alle details te herinneren, namelijk dat hij na het masturberen zijn geslachtsdeel heeft afgeveegd en dat een gedeelte van het sperma in de wc is gekomen en een gedeelte op zijn vingers.
De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig. Verdachte is pas met deze verklaring gekomen nadat hij werd geconfronteerd met het voor hem belastende resultaat van het DNA-onderzoek. Daarvoor, in hetzelfde verhoor, heeft verdachte nogmaals aangegeven dat hij geen seks met [slachtoffer 1] heeft gehad, en daarbij opnieuw benadrukt dat hij dit nooit zou doen omdat hij homoseksueel is. Verdachtes opmerking dat hij in detentie erover heeft nagedacht, strookt niet met het feit dat hij vóór het mededelen van het onderzoeksresultaat nog steeds volhield geen seks te hebben gehad. Dat verdachte verklaart zich aanvankelijk niets ervan te hebben herinnerd, maar na het horen van het onderzoeksresultaat precies kan vertellen wat hij met zijn sperma heeft gedaan, draagt slechts bij aan het ongeloofwaardige van zijn verhaal. De rechtbank beschouwt die verklaring als een gefabriceerde verklaring om belastend bewijs te ontkrachten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte met zijn penis is binnengedrongen bij [slachtoffer 1] .
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [slachtoffer 1] op dat moment in een staat van bewusteloosheid verkeerde. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende bewijsmiddelen.
- [slachtoffer 1] kan zich niets meer herinneren tussen 00:30 uur in Nijmegen en het wakker worden de ochtend erna in Molenhoek. Ze wist zelfs niet dat ze in Molenhoek was of hoe ze daar is gekomen. Het laatste wat ze zich nog herinnert, is dat ze in Nijmegen in café [naam 1] is. Dat is rond de klok van 00:30 uur geweest. Het eerste dat ze zich weer herinnert, is dat ze in de hotelkamer wakker wordt omdat het licht wordt. Verdachte vertelt haar dan dat ze heeft overgegeven. Dat ziet zij op bovenop het dekbed maar zij weet daar niets meer van. [6]
- Getuige [getuige 1] , medewerker technische dienst bij het hotel, heeft verklaard dat receptioniste [getuige 2] door hotelgasten was benaderd over een man en vrouw die ze een hotelkamer in zagen gaan. Zij maakten zich zorgen om de vrouw. [getuige 1] is daarop gaan kijken op de kamer, waar hij de vrouw in foetushouding zag liggen, met de ogen dicht en de mond open. Ze moest wakker worden gemaakt, waarna ze iets overeind kwam. [getuige 1] wilde dat ze werd wakker gemaakt omdat hij met eigen ogen wilde zien dat ze nog leefde. [7]
- Getuige [getuige 3] , die die avond nachtportier was voordat [getuige 2] hem afloste, heeft verklaard dat er rond 06:30 uur een man aan de balie kwam die redelijk zenuwachtig was. Hij kwam om een kamer vragen en zei dat zijn vriendin ziek was. Nadat de kamer was gereserveerd en de man naar buiten liep om zijn vriendin om te halen, belde er een gast. Die zei dat ze het raar vond dat er een bewusteloze vrouw uit een auto werd getild. Het beangstigde haar. [getuige 3] is toen gelijk naar buiten gelopen naar de man die hij de kamer had gegeven en zag dat een vrouw op de grond met haar rug tegen een autoband zat. [getuige 3] heeft toen de hals van de vrouw gevoeld om te voelen of zij een normale bloedsomloop had. Hij rook dat ze alcohol gebruikt had en ging er toen vanuit dat ze “ toeter” was. [8]
Uit deze verklaringen volgt dat [slachtoffer 1] volledig ‘out’ was toen zij met verdachte bij het hotel aankwam. De hotelgast die ongerust de receptie belt, heeft het over het uit de auto tillen van een bewusteloze vrouw. Maar niet alleen moest zij uit de auto worden gedragen, zij zat daarna op de grond tegen een wiel van de auto, in een dusdanige toestand dat getuige [getuige 3] kennelijk wilde controleren of ze nog leefde. Ook getuige [getuige 1] wilde zich er van vergewissen dat [slachtoffer 1] niet dood was, toen hij haar buiten bewustzijn op bed zag liggen. Die verklaringen, in combinatie met de omstandigheid dat [slachtoffer 1] geen enkele herinnering heeft aan de hele nacht, maken dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat [slachtoffer 1] zich in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht bevond op het moment dat verdachte seks met haar had.
De rechtbank kan uit het dossier niet opmaken of die bewusteloosheid is veroorzaakt doordat verdachte iets in haar drinken heeft gedaan. Dit doet echter niets af aan de bewezenverklaring.
Feit 2 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat voor beide feiten onvoldoende bewijs is te vinden in het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard.
Op 2 april 2019 strandde hij rond 02:15 uur in Nijmegen op het station omdat hij op de terugreis van Amsterdam de laatste trein naar Den Bosch had gemist. Omdat de eerste trein in de ochtend pas rond 07:00 uur zou gaan en het station dicht ging, is hij wat gaan wandelen in de omgeving van het station. Tijdens die wandeling werd hij op de terugweg naar het station gepasseerd door iemand die hem later, ter hoogte van Doornroosje (vlakbij het stationsplein), aansprak met de vraag of hij de bus had gemist. [slachtoffer 2] vertelde hem dat hij de trein had gemist en ze raakten aan de praat. De man vroeg of hij blowde maar [slachtoffer 2] rookt niet. Ook het aanbod om in de auto te zitten, sloeg [slachtoffer 2] af. Op een gegeven moment zei de man dat hij iemand in Oss moest afzetten maar dat die persoon had afgezegd. Hij wilde [slachtoffer 2] wel thuisbrengen, maar dan moest [slachtoffer 2] een blikje Red Bull opdrinken, “als hij mans genoeg was”. [slachtoffer 2] heeft het blikje dat de man aanbood, en dat al geopend was, opgedronken. Daarna is hij in de auto van de man gestapt, richting Den Bosch. [slachtoffer 2] had in Amsterdam wel wat gedronken maar voelde zich redelijk nuchter. Na Amsterdam had hij niets meer gedronken.
Vanaf dat moment herinnert [slachtoffer 2] zich niet alles meer. Wat hij nog weet is dat hij in de auto in slaap is gevallen en misselijk was. Hij heeft ook in de auto overgegeven. Vervolgens heeft hij de man laten stoppen zodat hij buiten de auto nog meer kon overgeven. Daarna zei de man tegen [slachtoffer 2] : “als je me pijpt breng ik je verder”. [slachtoffer 2] weigerde, waarna de man vroeg of hij dan wilde lopen. [slachtoffer 2] zei “ laat me maar lopen, ik ga je niet pijpen”. Uiteindelijk reden ze toch verder. Hij denkt dat ze bij Venlo waren.
Daarna is hij weer in slaap gevallen. Hij voelde zich dronken en voelde dat het niet klopte. Toen hij wakker werd, vroeg hij waar ze waren en zei de man dat ze in een wijk in Nijmegen waren. Op een parkeerplaats moest [slachtoffer 2] plassen en probeerde de man zijn broek naar beneden te trekken en een vinger in [slachtoffer 2] ’ kont te stoppen, wat niet lukte. Hierna moest [slachtoffer 2] weer kotsen. Op de parkeerplaats zei de man weer dat hij [slachtoffer 2] zou wegbrengen als hij hem zou pijpen. Van daarna kan hij zich niets herinneren totdat hij werd gevonden door de politie. Hij werd wakker op de parkeerplaats waar hij ook had geplast.
Onder het rijden had de man ook een paar keer rond het kruis van [slachtoffer 2] gevoeld. [slachtoffer 2] had de hand van de man weggeduwd en gezegd dat hij dat niet wilde.
[slachtoffer 2] had stuiptrekkingen gehad en was verward en gedesoriënteerd geweest. Dat had hij allemaal niet voordat hij de man ontmoette. [9]
[slachtoffer 2] en verdachte zijn naar aanleiding van een melding van de hierna te bespreken getuige [getuige 4] omstreeks 08:45 uur door verbalisanten aangetroffen op een parkeerplaats. [slachtoffer 2] ligt dan op de grond en verdachte staat naast [slachtoffer 2] . Verdachte zegt dan tegen de verbalisanten dat hij [slachtoffer 2] niet kent maar dat hij wel zag dat het niet goed met hem hing. Omdat [slachtoffer 2] overgeven had, heeft verdachte een flesje water voor hem gekocht. Verdachte is daarna weggegaan en de verbalisanten hebben zijn kenteken genoteerd.
Terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt, krijgen de verbalisanten totaal geen contact met hem. Zij moeten behoorlijk wat pijnprikkels geven om hem enigszins bij te krijgen. Zij ruiken geen alcohol. Het kost [slachtoffer 2] uiteindelijk veel moeite om op te staan. Hij heeft daar hulp bij nodig. Verbalisanten zien dat hij onvast ter been is, onnatuurlijk schokkende bewegingen maakt en amper rechtop kan staan. Hij moet zich aan het hek vasthouden. Ook lukt het hem niet de knopen van zijn broek recht dicht te maken. Daarnaar gevraagd kan [slachtoffer 2] hen niet vertellen wat er is gebeurd en wat hij op die plek, een bij verbalisanten ambtshalve bekende homo-ontmoetingsplaats doet. Gezien de toestand van [slachtoffer 2] komt er een ambulance ter plaatse. Tijdens het onderzoek van het ambulancepersoneel begint [slachtoffer 2] te braken. In de ambulance vertelt [slachtoffer 2] dat de man wilde dat hij hem ging pijpen en dat hij dat heeft geweigerd. Verder vertelt hij dat hij een blikje Red Bull aangeboden heeft gekregen van de man en dat hij zich verder niets meer kan herinneren. [10]
Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij [slachtoffer 2] bij het station is tegen gekomen. Omdat [slachtoffer 2] de trein had gemist zou hij hem voor een afgesproken bedrag voor de benzine naar Oss brengen. Hij weet niet waar in Oss hij naar toe moest. Verdachte wilde bij een tankstation alvast geld hebben maar [slachtoffer 2] weigerde dat. Omdat die discussie over geld ontstond, wilde verdachte dat [slachtoffer 2] uitstapte, maar die weigerde. Verdachte probeerde [slachtoffer 2] uit de auto te duwen, waarop [slachtoffer 2] een beetje agressief werd. Hierop is verdachte omgedraaid en terug naar Nijmegen gereden. Onderweg viel [slachtoffer 2] in slaap. Op de Malderburchtstraat zijn ze gestopt maar [slachtoffer 2] wilde de auto niet uit en maakte steeds de gordel weer vast. [slachtoffer 2] werd ook agressiever en sloeg tegen verdachtes arm. Uiteindelijk duwde verdachte hem vanaf de bestuurderskant uit de auto, waarna [slachtoffer 2] uit de auto zakte met een hand op de grond. Uiteindelijk stapte [slachtoffer 2] toch uit maar kwam ten val. Na een minuut of vijf stond [slachtoffer 2] op en leunde tegen een hek. Verdachte vroeg iemand om een ambulance te bellen en zag toen dat de politie eraan kwam.
Verdachte had [slachtoffer 2] nadat hij was gevallen een paar keer aangetikt om te proberen hem wakker te krijgen. Verder had hij [slachtoffer 2] niet aangeraakt. Hij is op de parkeerplaats gestopt om [slachtoffer 2] naar de trein te brengen. Dat is daar in de buurt. De parkeerplaats stond vol met auto’s en daarom is hij helemaal achterin gestopt. Ze hebben niets in de auto gedronken. Hij kan niet verklaren waarom [slachtoffer 2] “ out” wordt aangetroffen.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij vanuit zijn appartement met een verrekijker naar de parkeerplaats keek. Hij zag dat op de achterste parkeerplaats een auto stond en daarnaast een man op de grond lag. Hij zag vervolgens dat de man niet zelfstandig kon staan. Bij deze persoon stond een man die de broek van de eerste persoon probeerde op te trekken of hem probeerde te helpen met plassen. De broek van de eerste persoon hing net onder zijn billen. [11]
Na met deze verklaring geconfronteerd te zijn heeft verdachte zijn verklaring aangepast, in die zin dat hij, nadat hij [slachtoffer 2] uit de auto had gekregen, zag dat de broek van [slachtoffer 2] vijf centimeter was afgezakt. Hij heeft [slachtoffer 2] willen helpen door de broek een klein stukje omhoog te trekken. Daarna had hij niet meer aan de broek gezeten. De toestand waarin [slachtoffer 2] wordt aangetroffen, komt mogelijk door de val uit de auto.
De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij moest plassen en dat verdachte daarbij heeft geprobeerd zijn broek naar beneden te trekken en een vinger in zijn kont te stoppen, wordt bevestigd door de waarneming van [getuige 4] dat de broek van [slachtoffer 2] onder zijn billen hing en verdachte aan de broek van [slachtoffer 2] zat. Daarbij heeft [getuige 4] het over proberen de broek op te trekken of helpen plassen van iemand die niet meer zelfstandig kan staan.. Dat is iets anders dan de vijf centimeter afgezakte broek van iemand die uit de auto is gevallen, een beetje optrekken, zoals verdachte heeft verklaard.
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] agressief reageerde en hem zelfs begon te slaan. Het is niet aannemelijk dat verdachte, nadat hij een agressieve persoon eindelijk uit de auto heeft gekregen, nog even uit behulpzaamheid diens broek optrekt.
[slachtoffer 2] heeft niet alleen bij de politie verklaard dat verdachte hem vroeg om hem te pijpen, verbalisanten hebben gehoord dat [slachtoffer 2] toen hij ziek in de ambulance lag na te zijn opgeraapt op de parkeerplaats, tegen ambulancepersoneel heeft gezegd dat de man met wie [slachtoffer 2] was meegereden wilde dat [slachtoffer 2] hem ging pijpen, hetgeen hij geweigerd had. [12] Er is geen reden te bedenken waarom [slachtoffer 2] dit op dat moment onder die omstandigheden zou verzinnen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van [slachtoffer 2] en acht bewezen dat verdachte in de auto [slachtoffer 2] rond zijn kruis heeft betast en op de parkeerplaats zijn vinger tussen de billen van [slachtoffer 2] heeft gebracht.
Blikje Red Bull/bewustzijnsbeïnvloedende stof
Als gezegd hebben verbalisanten gehoord dat [slachtoffer 2] in de ambulance heeft gesproken met ambulancepersoneel. Zij hoorden [slachtoffer 2] vertellen dat hij een blikje Red Bull had aangeboden gekregen van de man met wie hij mee was gereden. [slachtoffer 2] moest behoorlijk braken.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] geen Red Bull heeft laten drinken en dat hij zelf ook geen Red Bull heeft gedronken of bij zich had. Dit is echter in strijd met het in een prullenbak op de parkeerplaats aangetroffen blikje Red Bull, in welke bemonstering een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard over het zelf al dan niet drinken of bij zich hebben van Red Bull.
[slachtoffer 2] heeft op de parkeerplaats meteen tegen het aanwezige ambulancepersoneel verklaard dat hij uit een door verdachte aangeboden geopend blikje Red Bull heeft gedronken. Ook hier is geen reden te bedenken waarom hij dit op dat moment zou verzinnen. [slachtoffer 2] heeft dit nogmaals herhaald tegenover de politie. Nu de verklaring van [slachtoffer 2] op overige punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals het aantreffen door de verbalisanten en de waarneming van [getuige 4] , ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan die verklaring. Helemaal niet nu daar enkel een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte tegenover kan worden gezet.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verklaring dat verdachte hem pas weg zou brengen als hij een uit een geopend blikje Red Bull zou drinken (als [slachtoffer 2] “mans genoeg” was) klopt.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij voordat in Amsterdam wegging zijn laatste biertje heeft gedronken. Hij voelde zich toen nog redelijk nuchter. Onderweg van Amsterdam naar Nijmegen heeft hij niets meer gedronken. [13] Verdachte heeft verklaard dat het 3 of 4 uur ’s nachts was toen hij [slachtoffer 2] heeft getroffen in Nijmegen. [slachtoffer 2] had gedronken, maar kwam normaal over. [14]
De verbalisanten die [slachtoffer 2] aantroffen op de parkeerplaats arriveerden daar om 08.45 uur. Uitgaande van het meest late moment dat verdachte heeft genoemd als moment van vertrek met zijn auto, waren er toen dus vier uur en drie kwartier verstreken. In die tijdspanne is [slachtoffer 2] dus van een staat van normaal overkomend, afgegleden naar volledig out, liggend op een parkeerplaats, na overeind geholpen amper rechtop kunnen staan, schokkende bewegingen makend en brakend. [15] [slachtoffer 2] kan niet vertellen wat er in die uren is gebeurd of waar hij is geweest. Hij heeft geslapen, meermalen overgegeven en heeft verder slechts flarden van herinneringen aan wat er is gebeurd tussen het moment van het aan de praat raken met verdachte en het bijkomen op de parkeerplaats. In die tussentijd heeft [slachtoffer 2] geen alcohol gedronken.
Gezien de snelle achteruitgang van [slachtoffer 2] , uiteindelijk eindigend in de ambulance, kan het niet anders dan dat verdachte iets in het blikje Red Bull heeft gedaan, waardoor [slachtoffer 2] in die toestand is geraakt. Dat verklaart ook waarom verdachte [slachtoffer 2] pas wilde wegbrengen als hij “mans genoeg” was om uit een blikje Red Bull te drinken.
Overigens heeft verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven hoe een rit van Nijmegen tot kort voor Oss en terug, inclusief tanken, minstens vier uur en drie kwartier in beslag heeft genomen.
Gelet op al het vorenstaande, heeft de rechtbank geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen de tenlastegelegde handelingen te ondergaan. Op grond van artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht wordt met het plegen van geweld gelijk gesteld het in een staat van bewusteloosheid of onmacht brengen. De rechtbank acht daarom bewezen dat het dwingen heeft plaatsgevonden door geweld.
De rechtbank acht dan ook het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier zitten om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] heeft het volgende verklaard.
Op 1 november 2019 was hij uit in het centrum van Nijmegen. Toen hij rond 04:00 uur naar huis wilde gaan, ontdekte hij dat hij zijn fietsensleutel kwijt was. Terwijl hij die liep te zoeken, werd hij aangesproken door een hem onbekende man. De man bood aan hem naar huis te brengen. [slachtoffer 3] ging akkoord. Bij het tankstation aan de Sint Annastraat zijn ze gestopt omdat de man wat te drinken wilde halen. Daar hebben ze drinken gekocht. De man rekende dit af. [slachtoffer 3] nam een slokje en heeft zijn flesje drinken daarna in de houder in het midden van de auto gezet. Vanaf dat moment weet [slachtoffer 3] zich niets meer te herinneren. Zijn stappenteller geeft aan dat hij om 04:35 uur de laatste stappen heeft gezet.
Het volgende dat [slachtoffer 3] zich herinnert, is dat hij wakker werd en zag dat de man naast hem in de auto zat met de broek open en zijn piemel uit de broek. De man probeerde hem naar zich toe te trekken door zijn hand in [slachtoffer 3] ’s nek te leggen en zijn linkerpols vast te pakken. De man zei “wil je niet even zuigen?”. [slachtoffer 3] zag dat zijn eigen piemel uit zijn broek was en dat zijn onderbroek kapot was. [slachtoffer 3] zei dat hij dat niet ging doen. Daarop hoorde hij de man zeggen “dan moet je lopen”. [slachtoffer 3] is toen uitgestapt en gaan lopen. Hij weet niet precies waar hij is uitgestapt, hij denkt een stukje voor Hatert. Het heeft ook nog een tijd geduurd voordat hij zich realiseerde waar hij was. Na een tijdje te hebben gelopen, heeft [slachtoffer 3] zijn telefoon gepakt en merkte hij dat zijn telefoon uit stond, hoewel hij die zelf nooit uitzet. Hij heeft zijn telefoon toen aangezet. De eerste registratie van zijn stappenteller is om 09:20 uur. Hij voelde zich heel erg moe en niet helder. [slachtoffer 3] heeft om 11.25 uur, nog altijd niet helder, een taxi gebeld. Daarvoor heeft hij gelopen. Uiteindelijk is hij op de Hatertseweg beland en van daaruit met de taxi naar huis (in Nijmegen-Oost) gebracht.
[slachtoffer 3] is nooit eerder zo ‘weg’ geweest, dat hij van zo’n lange tijd niet weet wat er is gebeurd. Ook het feit dat hij zich de dag erna zo bekaf voelde, was normaal nooit het geval. [16] Toen hij vanuit het uitgaan naar buiten ging, had hij zich juist prima gevoeld. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is met wie [slachtoffer 3] is meegereden. [18] Hij was hem in de stad tegengekomen en [slachtoffer 3] vroeg hem waar hij naartoe ging. Toen verdachte zei dat hij naar Hatert ging, vroeg [slachtoffer 3] of hij mee mocht. [slachtoffer 3] zei dat hij in Nijmegen-Zuid woonde en knikte toen verdachte hem vroeg of dat Hatert of Grootstal was. Hij heeft hem een lift gegeven en daar ergens op een parkeerplaats afgezet. [slachtoffer 3] heeft nog een joint gerookt in de auto. Niemand heeft zijn geslachtsdeel uit de broek gehad en hij heeft [slachtoffer 3] niet gevraagd hem te pijpen. Er is niets gebeurd. Als [slachtoffer 3] niets meer weet, dan moet dat wel door de joint komen.
De beschadigde (gescheurde) onderbroek van [slachtoffer 3] is bemonsterd voor DNA-onderzoek. Op de bemonsteringen is DNA aangetroffen dat is vergeleken met de DNA-profielen van [slachtoffer 3] en verdachte. In drie van die bemonsteringen (buitenkant voorkant onderbroek ter hoogte van de beschadigingen) is een DNA mengprofiel aangetroffen dat DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer 3] en verdachte.
Bij twee bemonsteringen is de hypothese dat die bemonsteringen DNA bevatten van [slachtoffer 3] en verdachte en respectievelijk één of meer willekeurige onbekende personen meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat die bemonsteringen DNA bevatten van [slachtoffer 3] en respectievelijk één of meer willekeurige onbekende personen. Een van die bemonsteringen bevat een aanwijzing voor de aanwezigheid van spermavloeistof. De bewijskracht van de derde bemonstering, waarin ook DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, is niet berekend in verband met de overige resultaten. [19]
Op grond van de matchkans en de verklaring van verdachte dat hij met [slachtoffer 3] in de auto heeft gezeten, acht de rechtbank bewezen dat het aangetroffen DNA van verdachte is.
De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande dat DNA van verdachte op meerdere plaatsen op de gescheurde onderbroek (ter hoogte van de beschadiging) van [slachtoffer 3] is aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 3] niet heeft aangeraakt, wordt weersproken door het aangetroffen DNA. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij wakker werd met een kapotte onderbroek en een ontbloot geslachtdeel. De rechtbank ziet geen reden daaraan te twijfelen.
Gezien de DNA-sporen op de kapotte onderbroek kan het niet anders dan dat verdachte daarvoor verantwoordelijk is.
Dit wordt nog eens bevestigd door de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] , getuige [getuige 5] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 3] toen hij thuiskwam overstuur was en huilde. Hij vertelde haar dat iemand hem had aangeboden hem naar huis te brengen. In de auto zag dat de jongen zijn geslacht uit zijn broek had. Hij vroeg [slachtoffer 3] om eraan te zitten en had hem bij zijn hand gepakt om zijn hand daarnaartoe te leiden. [slachtoffer 3] had toen gezegd: “dat gaan we niet doen”. Dat ging toen nog zo’n keer, van “ah toe nou” en [slachtoffer 3] r zei weer “nee” en stapte uit. [20]
Het verhaal van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door de op zijn kapotte onderbroek aangetroffen sporen. Bovendien is niet aannemelijk dat [slachtoffer 3] een dergelijk verhaal zou verzinnen en aan zijn moeder vertellen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring [slachtoffer 3] .
De rechtbank merkt daar nog bij op dat ook bij de andere ten laste gelegde feiten verdachte vroeg om hem te pijpen. Ook bij [slachtoffer 2] (feit 2) zei hij na weigering om te pijpen zei dat de ander dan maar moest gaan lopen en ook tegen [slachtoffer 1] (feit 1) zei hij dat zij dan maar moest gaan. Hoewel de bewezenverklaringen ten aanzien van alle feiten zelfstandig gedragen worden door bewijsmiddelen, zijn bepaalde overeenkomsten in de feiten en omstandigheden, zoals de opmerkingen ten aanzien van het pijpen, wel opvallend te noemen. Dit draagt bij
aan de geloofwaardigheid van aangevers.
Bewustzijnsbeïnvloedende stof
De rechtbank moet verder de vraag beantwoorden of aan [slachtoffer 3] via zijn drinken een bewustzijnsbeïnvloedende stof is toegediend. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft voorgesteld eerst wat te drinken te halen, hoewel de rit van het tankstation naar de plaats van bestemming maar enkele minuten zou duren.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij daarna het flesje drinken, na een slok te hebben genomen, in de houder in het midden van de auto heeft gezet. [21] Dit betekent dat verdachte in ieder geval de gelegenheid heeft gehad om iets in het flesje te doen.
Zoals reeds eerder besproken heeft [slachtoffer 3] verklaard dat het eerste dat hij van na het tankstation zich herinnert, is dat hij wakker werd naast verdachte, met allebei hun geslacht uit de broek. Van de periode daarvoor, vanaf 04:30 uur, kan [slachtoffer 3] zich niets meer herinneren.
Ondertussen heeft hij niet gemerkt dat zijn onderbroek werd gescheurd en zijn geslachtsdeel uit zijn broek werd gehaald. Om 09:20 uur heeft zijn stappenteller weer een registratie gemaakt. Hoewel [slachtoffer 3] toen al enige tijd uit de auto was, betekent dit alsnog dat hij,, zo er niet al uren zijn verstreken terwijl hij bij verdachte in de auto zat, uren heeft rondgezworven in de omgeving van Hatert, kennelijk te verdwaasd om zich te realiseren waar hij was en waar zijn huis was. Pas rond 11:25 uur is hij helder genoeg om zich te realiseren dat hij een taxi kan bellen. Hij kan niet vertellen waar hij al die uren is geweest en heeft niet gemerkt dat zijn onderbroek werd gescheurd en zijn geslachtsdeel uit zijn broek werd gehaald.
Bij [slachtoffer 3] is hoofdhaar afgeknipt voor toxicologisch onderzoek. [22]
In dit hoofdhaar is de bedwelmende stof ketamine aangetoond. [23]
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte, waarbij een zoekslag is gedaan op het woord ‘drug’. Daaruit bleek het volgende.
Op 22 oktober 2019 werd met de telefoon van verdachte de pagina
https://www.nu.nl/276828/video/ketamine-steeds-populairder-als- partydrug-wat-doet-het-met-je.htmlbezocht. Op 26 oktober 2019 werd met de telefoon in Google gezocht op
ketamine.in+water, waarna de volgende pagina werd bezocht:
https://www.google.nI/amp/s/www.drugsinfoteam.nl/vraag-antwoord/lees-een-
antwoord/-/ketamine-drinken%3famp=l. [24]
De combinatie van:
- de fysieke staat van [slachtoffer 3] die avond en de dag erna (bewustzijnsverlies, niet merken dat zijn geslachtsdeel uit de broek werd gehaald waarbij zijn onderbroek werd gescheurd, urenlang doelloos door Hatert lopen en de dag erna bekaf);
- het aantreffen van ketamine in het haar [slachtoffer 3] ;
- de omstandigheid dat verdachte ongeveer een week voor het voorval heeft gegoogeld naar wat ketamine in drinken met iemand doet en
- het feit dat verdachte bij de bewusteloze [slachtoffer 3] de broek heeft opengemaakt en zijn geslachtsdeel betast;
maken dat de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte een bewustzijnsbeïnvloedende stof zoals ketamine in het drinken van [slachtoffer 3] heeft gedaan om hem te kunnen aanranden.
De rechtbank acht dus ook feit 4 bewezen. Ook hier acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] door middel van geweld heeft gedwongen de tenlastegelegde handelingen te ondergaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 31 augustus 2018 tot en met 1 september 2018 te
Heumen en/ofMolenhoek,
in elk geval in Gelderland, in elk geval in Nederland,met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte zijn penis
en/of vinger(s)in haar vagina gebracht;
2.
hij op
of omstreeks23 maart 2019 te
Nijmegen, in elk gevalin Nederland
,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] een bewustzijnsbeïnvloedende stof te laten drinken en
/ofhem met de auto naar een voor [slachtoffer 2] onbekende plek te rijden en
/ofhem (vervolgens) te zeggen dat hij [slachtoffer 2] verder/naar huis zou brengen als [slachtoffer 2] hem zou pijpen en
/ofop onverhoedse wijze
en/ofterwijl die [slachtoffer 2] stond te plassen (en zich daardoor niet/moeilijk kon afwenden/verweren), zijn vinger
(s)tussen de billen en/of naar de anus van die [slachtoffer 2] te brengen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij
op een of meer tijdstippenop
of omstreeks23 maart 2019
te Nijmegen, in elk gevalin Nederland, door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] een bewustzijnsbeïnvloedende stof laten drinken en
/ofhem met de auto naar een voor [slachtoffer 2] onbekende plek gereden en
/ofop
onverhoedse wijze en/of terwijl die [slachtoffer 2] stond te plassen (en zich daardoor niet/moeilijk kon afwenden/verweren) de billen van die [slachtoffer 2] betast en/ofterwijl die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, bestuurde auto zat en/of terwijl die auto reed
en/of afgesloten was(waardoor die [slachtoffer 2] in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt), meermalen,
althans eenmaal, zijn hand
op en/ofbij het kruis van die [slachtoffer 2] heeft gelegd;
4.
hij
op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 2 november 2019 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland, door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer 3] een bewustzijnsbeïnvloedende stof te laten drinken en
/ofhem met de auto naar een voor [slachtoffer 3] onbekende plek te rijden en
/ofterwijl die [slachtoffer 3] buiten bewustzijn was en
/ofterwijl die [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, bestuurde auto zat
en/of terwijl die auto reed en/of afgesloten wasde broek van die [slachtoffer 3] opengemaakt en
/ofhet geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] uit zijn broek gehaald en/of het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] betast en
/ofzijn, verdachtes, geslachtsdeel ontbloot en
/ofde hand van die [slachtoffer 3] naar zijn, verdachtes, geslachtsdeel gebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand van wie hij weet dat die in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feit 2:
poging tot verkrachting
feit 3 en feit 4 primair, telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (38z).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte in geval van bewezenverklaring een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier zedenmisdrijven. Hij heeft in een periode van anderhalf jaar drie verschillende slachtoffers, twee mannen en een vrouw, seksueel misbruikt, waarbij ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in ieder geval kan worden vastgesteld dat hij hen eerst een bewustzijnsbeïnvloedende stof heeft laten drinken zonder dat zij dat wisten. Hoewel dit drogeren niet bij [slachtoffer 1] is aangetoond, staat wel vast dat ook zij in staat van bewusteloosheid dan wel verminderd bewustzijn verkeerde.
De slachtoffers zijn de voor hen onbekende verdachte in de nachts in een uitgaansgebied tegen het lijf gelopen en hebben vervolgens urenlang in zijn aanwezigheid verkeerd, terwijl zij geen enkel idee hebben wat zij in die uren hebben gedaan, waar ze zijn geweest of wat hen is overkomen. Wanneer zij in de vroege ochtend weer aanspreekbaar worden, beschrijven zij dat verdachte op dat moment seksuele handelingen bij hen verricht of probeert te verrichten. Ten dele kan worden vastgesteld dat verdachte op eerdere momenten eveneens seksuele handelingen met en bij hen heeft verricht. Bij [slachtoffer 1] is diepvaginaal sperma aangetroffen. Daaruit, en uit haar verklaring over pijn bij haar anus, volgt dat zij in ieder geval vaginaal maar mogelijk ook anaal, contact met verdachte heeft gehad. Zij heeft daar geen enkele herinnering aan. [slachtoffer 3] ziet op het moment van bijkomen dat zijn onderbroek (met daarop DNA-sporen van verdachte) is gescheurd. Hoewel dit met kracht moet zijn gebeurd, heeft ook hij daar geen herinneringen aan. [slachtoffer 2] wordt na uren in gezelschap van verdachte te hebben doorgebracht uiteindelijk door verbalisanten op de grond aangetroffen, terwijl hij niet eens reageert op door hen toegebrachte pijnprikkels. Gezien de handelingen die bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn verricht en de toestand waarin [slachtoffer 2] zich bevond, moeten zij in de tijd dat zij bij verdachte waren nagenoeg volledig van de wereld zijn geweest. Het enige wat zij zeker weten, is dat er seksuele handelingen zijn verricht. Wat er precies met hen is gebeurd, weet alleen verdachte.
Verdachte heeft deze slachtoffers in de nacht zijn hulp aangeboden. [slachtoffer 1] omdat zij kennelijk (volgens verdachte) werd lastig gevallen, [slachtoffer 2] omdat hij de laatste trein had gemist en [slachtoffer 3] omdat hij zijn fietssleutel kwijt was. Dat vond telkens plaats midden in de nacht in het uitgaansgebied van Nijmegen. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op die plekken op die momenten in het holst van de nacht. Naar het oordeel van de rechtbank laat de aanwezigheid van verdachte, het aanspreken van en hulp aanbieden aan onbekende en schijnbaar willekeurige personen, en het zeer korte tijd later drogeren en misbruiken van die personen, zich moeilijk anders verklaren dan dat verdachte meermalen planmatig en gericht op zoek is geweest naar potentiële slachtoffers.
De vraag is welke straf en/of maatregel past bij de ernst van de feiten, de persoon van de verdachte en tevens recht doet aan de bescherming van de maatschappij en het voorkomen van recidive.
Verdachte is niet eerder veroordeeld. Wel heeft in 2016 een jongen bij de politie melding gemaakt van het feit dat hij werd gechanteerd door verdachte. Nadat verdachte zonder zijn toestemming seksueel contact tussen hen had gefilmd, dreigde verdachte om dat filmpje online te zetten als de jongen niet inging op zijn eis om nog een keer seks met hem te hebben. De jongen heeft bij de melding een van verdachte afkomstig whatsApp-bericht overhandigd, waarin onder meer staat:
“ En anders beginnen we met uploaden en kom ik je opwachten bij je stage en zal ik je met geweld dwingen te gaan bukken voor me”, “ Kies maar of je komt het morgen binnen 15 minuten oplossen voor altijd of ik pak je met geweld en neuk je kapot” en “ ik wil je gewoon 15 minuten buiten ff kort neuken en dat jij me ff kort pijpt, dan verwijder ik het filmpje pas”.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan NIFP-onderzoek, althans daaraan de voorwaarde verbonden dat hij eerst op vrije voeten wilde worden gesteld. De rechtbank heeft vervolgens klinische observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) bevolen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van het PBC. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Vanwege die consequente weigering en het gebrek aan overige informatie hebben de deskundigen van het PBC geen conclusies kunnen trekken. Zonder de medewerking van verdachte kan een seksuele stoornis, zoals een parafilie of hyperseksualiteit, niet worden aangetoond, maar evenmin worden uitgesloten.
Verdachte dient derhalve te worden aangemerkt als een weigerende observandus. Op grond van artikel 37a lid 4 van het Wetboek van Strafrecht is voor het opleggen van de maatregel van TBS bij een weigerende observandus niet langer het advies van tenminste twee gedragsdeskundigen vereist. Wel moet aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van TBS zijn voldaan. Vereist blijft dat vastgesteld wordt dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkig ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt om die vaststelling te doen. De rechter heeft hierbij een eigen verantwoordelijkheid en zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van gedragsdeskundigen. Maar als de deskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden of wanneer zij vanwege voor hen geldende tuchtrechtelijke normen of de consequente weigering van een verdachte en het ontbreken van andere informatie geen diagnostische conclusies kunnen trekken, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, voor zover de wet hem daartoe de ruimte geeft. De vaststelling dat al dan niet sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens hoeft niet te geschieden overeenkomstig wetenschappelijke maatstaven en binnen medische classificaties. De wet noch jurisprudentie eist dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens het handboek DSM-V of dat deze wordt vastgesteld door een gedragsdeskundige. Dat betekent dat de rechter uiteindelijk tot vaststelling van een stoornis kan komen, ook in het geval de gedragsdeskundigen niet kunnen vaststellen dat sprake is van een stoornis.
De bewezenverklaarde feiten zien op het meermalen plegen van seksuele handelingen met gedrogeerde en daarmee willoze en machteloze mensen, waarbij gezien de berekende wijze waarop verdachte te werk is gegaan en de toestand waarin de slachtoffers verkeerden dan wel door hem zijn gebracht tevens gesproken kan worden van planmatig machtsmisbruik. Daarmee is sprake van een patroon van niet alleen strafbaar, maar tevens zeer pervers gedrag, met welk gedrag ernstige schade wordt toegebracht aan anderen. Al in 2016 heeft verdachte iemand geprobeerd te dwingen met hem seks te hebben door te dreigen anders een seksfilmpje van die persoon online te zetten. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] konden zich in 2018 en in 2019 niet verzetten tegen de seksuele handelingen van verdachte. Zij maakten door hun toestand geen schijn van kans. Het patroon van machtsmisbruik en seksueel contact met machteloze en willoze mensen strekt zich daarmee uit over meerdere jaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gedrag dermate pervers dat het onaannemelijk is dat dergelijke feiten zijn gepleegd zonder dat daaraan een (seksuele) stoornis ten grondslag ligt. Hoewel bij een dergelijke beoordeling van de feiten een zeer grote mate van terughoudendheid moet worden betracht, valt niet in te zien waarom een stoornis niet kan worden aangenomen op basis van de beoordeling van de feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, temeer niet nu verdachte de gelegenheid heeft gehad deze aanname te ontkrachten maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Dat de rechtbank geen uitspraak kan doen over de precieze aard van de stoornis doet daaraan niet af. Classificatie van de stoornis is immers geen wettelijk vereiste.
Alles overziend en acht geslagen op de perverse feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, acht de rechtbank aannemelijk dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens bestond. De door hem begane feiten betreffen misdrijven waarop vier jaar of meer is gesteld.
In het feit dat sprake is van een jarenlang patroon ziet de rechtbank de kans op herhaling.
Gevreesd moet worden dat verdachte na oplegging en ommekomst van uitsluitend een langdurige gevangenisstraf wederom op dezelfde voet door zal gaan. Gezien de heftigheid van de feiten, waarbij drie mensen slechts kunnen gissen naar wat hen op seksueel gebied is aangedaan, acht de rechtbank het onverantwoord verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van goederen eist daarom de terbeschikkingstelling van verdachte en ook dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat de maatregel ingevolge artikel 38e van het Wetboek van Strafecht niet in tijd is beperkt.
De rechtbank realiseert zich dat oplegging van TBS met dwangverpleging een vergaande stap is voor iemand die nog niet eerder is veroordeeld dan wel eerder behandeling heeft gehad. De rechtbank ziet echter geen alternatief nu de houding van verdachte in de weg staat aan het opleggen van minder vergaande mogelijkheden om behandeling te verzekeren.
Naast de TBS met dwangverpleging acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. Nu de rechtbank een stoornis of gebrekkige ontwikkeling aannemelijk acht, zal zij bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening houden met een verminderde mate van toerekening van de feiten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte door het opleggen van de maatregel nog gedwongen gaat worden behandeld. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Die straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank naast de gevangenisstraf de TBS maatregel oplegt.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1] :
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 526,98 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte dient te worden afgewezen nu er geen causaal verband bestaat tussen het delict en de gemaakte kosten. Ten aanzien van de immateriële schade heef de verdediging zich op het standpunt gesteld dat die moet worden afgewezen nu er geen sprake is van immateriële schade. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot
€ 500,-.
Overweging van de rechtbank
De reis- en parkeerkosten vanwege het brengen van de benadeelde partij naar het politiebureau, ziekenhuis en slachtofferhulp (€ 107,38) is gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen.
De verlofuren en het verlies aan arbeidsvermogen van de ouders van de benadeelde partij (in totaal € 186,86) dienen te worden afgewezen, nu dit geen verplaatste schade betreft.
De materiële kosten van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zelf zijn voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar (€ 232,74).
Ten aanzien van de immateriële schade:
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van zo’n ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit.
De rechtbank acht alles afwegende het gevorderde bedrag van € 5.000,- naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar.
Verdachte is vanaf 1 september 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel bij verplaatste schade overweegt de rechtbank dat het hier gaat om een nieuwe maatregel, die in het nadeel van verdachte is.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel bij verplaatste schade daarom niet mogelijk is voor feiten die zijn gepleegd voor 1 januari 2019. Daarom zal de schadevergoedingsmaatregel niet zien op de toegewezen verplaatste schade.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de feiten 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot € 500,-.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van aantasting in de persoon van de benadeelde als in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek op andere wijze.
De rechtbank is van oordeel dat er, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, ook in het geval van [slachtoffer 2] sprake is van een dusdanig ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden.
De rechtbank acht alles afwegende dat het gevorderde bedrag van € 3.000,- naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar.
Verdachte is vanaf 23 maart 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36fm 37a, 37b, 45, 57, 242, 243 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.340,12,: vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 5.232,74. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 61 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 3.000,-. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 40 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. P..J.C. Cremers en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2021.
Mrs. Janssen en Y. Yeniay-Cenik
zijn buiten staat dit vonnis mede
te ondertekenen
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, nummer 2020081664, gesloten op 25 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 26; Proces-verbaal van aangifte, p. 30-37.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 40.
4.Rapport NFI, p. 49-51; rapport NFI p. 52-54.
5.Rapport NFI, p. 49-51; rapport NFI p. 52-54.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 33-34.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 62-63.
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 74-75.
9.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 76-77.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85 en 86.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 83.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
13.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 76 en 77.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 237.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
16.Proces-verbaal van aangifte, p. 109-115, proces-verbaal van verhoor, p. 4.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 120.
18.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 april 2021.
19.Rapport NFI, p.153-155.
20.Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] , p. 160-161.
21.Proces-verbaal getuigenverhoor RC d.d. 9 juli 2020.
22.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 182.
23.Rapport NFI, d.d. 5 maart 2020.
24.Proces-verbaal onderzoek aan gegevensdrager(s), p. 188-189.