ECLI:NL:RBGEL:2021:2518

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
360333
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen bij zorgovereenkomst en inkoopbeleid zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Apotheek [eiser] en Coöperatie VGZ U.A. over de zorgovereenkomst die VGZ heeft gesloten met Doktersapotheek [eiser]. Apotheek [eiser] stelt dat VGZ onrechtmatig heeft gehandeld door een zorgovereenkomst aan te gaan met Sofa c.s. zonder te toetsen aan haar inkoopbeleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat VGZ aan Apotheek [eiser] heeft toegezegd dat zij de aanvraag van Sofa (Doktersapotheek [eiser]) zou toetsen aan het inkoopbeleid, maar dat deze toezegging niet specifiek was voor nieuwe toetreders. De rechtbank concludeert dat VGZ haar toezegging is nagekomen en dat er geen sprake is van een nieuwe toetreder, maar van een verhuizing van een bestaande apotheek. De rechtbank wijst de vorderingen van Apotheek [eiser] af, omdat VGZ niet onrechtmatig heeft gehandeld en de zorgovereenkomst met Doktersapotheek [eiser] heeft mogen sluiten. Apotheek [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten van VGZ.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/360333 / HA ZA 19-74 / 167 / 876
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiser],
gevestigd te [plaats],
eiseres, hierna te noemen: Apotheek [eiser]
advocaat mr. N.C. van Steijn te Leiden,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIE VGZ U.A.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde, hierna te noemen: VGZ
advocaat mr. M.F. van der Mersch te Amsterdam,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK BEHEER SOFA B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 3] B.V.,
beiden gevestigd te Roosendaal,
gevoegde partijen aan de zijde van VGZ, hierna gezamenlijk te noemen: Sofa c.s., dan wel afzonderlijk Sofa en [naam 3],
advocaat: mr. E.J. Bijleveld te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2020
  • de akte houdende producties van de zijde van Apotheek [eiser]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 14 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Voor de weergave van de feiten wordt verwezen naar het vonnis in incident van
11 maart 2020 (onder 2.1. van dat vonnis). Hieraan worden de volgende feiten toegevoegd:
2.1.
In de ‘Regeling TH/NR-011 Transparantie zorginkoopproces Zvw’ van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) staat, voor zover hier van belang:
“(…)
2. Doel van de regeling
Deze regeling ziet op het proces waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars tot overeenkomsten komen. De regeling beoogt de transparantie van dit proces voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars te vergroten.
(…)
4. Bekendmaking zorginkoopbeleid en procedure van zorginkoop
Zorgverzekeraars maken het zorginkoopbeleid en de procedure van de zorginkoop uiterlijk op 1 april voorafgaand aan het kalenderjaar of de kalenderjaren waarvoor de zorginkoop zal plaatsvinden bekend. Deze informatie betreft in ieder geval:
(…)
4. de minimumeisen waaraan zorgaanbieders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een contract;
(…)”
2.2.
VGZ publiceert jaarlijks haar ‘inkoopbeleid Extramurale Farmaceutische zorg’ (hierna: het inkoopbeleid). In het inkoopbeleid van 2019 staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Nieuwe Toetreders
Wij zijn van mening dat het huidige aantal gecontracteerde apotheken ruimschoots voldoet. Daarom richten wij ons primair op zorgaanbieders met wie al een contractuele relatie bestaat. Als (nieuwe) apotheken ons benaderen voor een overeenkomst, dan toetsen wij hen aan de hand van de volgende criteria:
 in hoeverre lost de nieuwe apotheek een bereikbaarheidsprobleem op; dat is bijvoorbeeld mogelijk na sluiting van een apotheek in een bepaald stadsdeel, zonder nabijgelegen alternatief of bij de bouw van een grote nieuwe woonwijk;
 in hoeverre resulteert de nieuwe apotheek in betere zorg voor VGZ-klanten dan voorheen (bijvoorbeeld door verbeterde eerstelijns samenwerking met extra programma’s voor farmaceutische zorgverlening);
 in hoeverre is het zorgaanbod onderscheidend ten aanzien van medisch inhoudelijke kwaliteit, klantbeleving en/of kosten van farmaceutische zorg;
 in hoeverre is er sprake van toename van de keuzemogelijkheden voor onze klanten;
 de nieuw te openen apotheek moet een economisch bestaansrecht hebben waarbij de gekozen vorm past bij een doelmatige inrichting van het apotheeklandschap.
Als een apotheker in de ogen van VGZ voldoet aan deze criteria, kan een passend voorstel worden gedaan. (…)
VGZ behoudt zich het recht voor om voor 2019 geen nieuwe overeenkomst aan te gaan of een aangepaste overeenkomst aan te bieden als een apotheek in gebreke blijft, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
 de apotheekhoudende scoort meerdere jaren laag op (een combinatie van) klantbeleving, betaalbaarheid en medische kwaliteit en valt daardoor in het laagste profiel en is onvoldoende gemotiveerd om te verbeteren;
 de apotheekhoudende levert geen (of onvoldoende) informatie aan over klantbeleving, betaalbaarheid of medische kwaliteit.
(…)”.
2.3.
Voor de inkoop van farmaceutische zorg sluit VGZ jaarlijks zorgovereenkomsten met apotheken. In de Zorgovereenkomst Farmaceutische Zorg VGZ 2019 (hierna: de zorgovereenkomst) staat op de eerste pagina dat de contractuele relatie tussen partijen mede beheerst wordt door de Algemene Voorwaarden Zorginkoop VGZ 2019. In de zorgovereenkomst staat verder, voor zover hier van belang:

Artikel 7 Voorwaarden voor aflevering’:
1. De Zorgaanbieder is op basis van deze overeenkomst uitsluitend gerechtigd om farmaceutische zorg te verlenen op de vestiging zoals vermeld op de aanhef van dit document en de bij de Zorgverzekeraar bekende uitdeelposten op basis van de vertegenwoordigingsuitvraag van mei 2018. De Zorgaanbieder is daarmee uitsluitend gerechtigd om zorg te verlenen in het directe verzorgingsgebied van de Zorgaanbieder. Voor andere vestigingen (zoals nieuwe locaties of nieuwe uitdeelposten) of een uitbreiding van het verzorgingsgebied dient de Zorgaanbieder op voorhand schriftelijk toestemming te krijgen van de Zorgverzekeraar. Zonder deze toestemming maakt de nieuwe locatie, nieuwe uitdeelpost of de uitbreiding van het verzorgingsgebied geen onderdeel uit van deze overeenkomst.
(…)”.
2.4.
In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de zorgovereenkomst staat, voor zover hier van belang:

Inleiding
(…)
Voor u liggen de Algemene Voorwaarden Zorginkoop VGZ 2019. Ze gelden voor alle zorgaanbieders waarmee de zorgverzekeraars van Coöperatie VGZ U.A. hierna: “VGZ” een contractuele relatie aangaan en ze vormen een onmiskenbaar element in het streven van VGZ om samen met alle partijen in de zorg goede, betaalbare en toekomstbestendige zorg te organiseren. (…)
Samenwerken en ondersteunen van koplopers in de zorg zijn daarbij belangrijke begrippen. Van VGZ mag u verwachten dat wij daarbij duidelijk zijn over ons inkoopbeleid. (…) ”
2.5.
Apotheek [eiser] heeft herhaaldelijk bezwaar gemaakt bij VGZ tegen de werkwijze van [naam 3] (handelsnaam: [naam 2]) die, als onderdeel van Sofa, werkt met een zevental uitdeelposten bij huisartsenpraktijken in een straal van 20 kilometer rondom [eiser].
2.6.
Bij brief van 19 maart 2018 heeft de advocaat van Apotheek [eiser] aan VGZ gevraagd of de uitdeelposten van [naam 2] voldoen aan de vereisten van artikel 7.1 van de zorgovereenkomst. Hij heeft er VGZ tevens op gewezen dat Sofa voornemens is om in [eiser] een apotheek te vestigen en dat VGZ zich, kort samengevat, bij de vraag of zij met deze nieuwe apotheek een zorgovereenkomst moet sluiten, aan haar inkoopbeleid moet houden en rekening moet houden met de belangen van haar bestaande aanbieders.
2.7.
In reactie daarop heeft VGZ bij brief van 16 april 2018 aan Apotheek [eiser] geschreven dat Sofa zich niet bij VGZ heeft gemeld voor het aangaan van een nieuwe apotheek in [eiser] en dat VGZ voor wat betreft de vraag over de uitdeelposten geen uitspraken doet over de inhoud van de contracten met zorgaanbieders richting derden.
2.8.
Bij e-mailbericht van 11 september 2018 heeft Apotheek [eiser] VGZ erop gewezen dat Doktersapotheek [eiser], een Sofa Apotheek, onlangs op een adres in [eiser] in het apothekersregister is ingeschreven. In dit e-mailbericht schrijft Apotheek [eiser] verder:
“(…)
De eerder in mijn brief gestelde vraag is dus actueel: kunt u aangeven of VGZ een Zorgovereenkomst is aangegaan met deze apotheek of voornemens is dat doen?
(…)”.
2.9.
Bij e-mailbericht van 20 september 2018 heeft VGZ aan Apotheek [eiser] het volgende, voor zover hier van belang, bericht:
“Wij hebben inmiddels een verzoek ontvangen voor de contractering van deze apotheek. Zoals aangegeven toetsten wij alle verzoeken aan ons inkoopbeleid en nemen we de uitgangspunten die hierin beschreven staan mee in de afwegingen om een apotheek een overeenkomst farmaceutische zorg aan te bieden. De inhoudelijke afwegingen bespreken wij met de betreffende partij en delen wij niet met derden.”
2.10.
Bij brief van 6 december 2018 heeft Apotheek [eiser], samengevat weergegeven, VGZ bericht dat Apotheek [eiser] niet inziet dat Doktersapotheek [eiser] voldoet aan de criteria voor nieuwe toetreders, zoals opgenomen in het inkoopbeleid, en wordt gevraagd om een bevestiging dat er een zorgovereenkomst met Doktersapotheek [eiser] is gesloten, voorzien van een toelichting op dat besluit en een antwoord op de vraag of VGZ bereid is om, zo nodig, die keuze te herzien.
2.11.
Bij e-mailbericht van 20 december 2018 heeft VGZ aan Apotheek [eiser] bericht:
“Wij hebben met de in de brief genoemde apotheek inderdaad voor 2019 een overeenkomst Farmaceutische Zorg gesloten. Deze apotheek voldoet volgens ons aan één of meerdere voorwaarden zoals wij in ons inkoopbeleid hebben opgenomen. Aan welke voorwaarden wordt voldaan en welke inhoudelijke afwegingen wij gemaakt hebben delen wij niet met derden. Ook verstrekken wij de informatie over de categorie waarin deze apotheek wordt ingedeeld niet met derden.
Uw suggestie dat er sprake is van belangenverstrengeling door oneigenlijke financiële prikkels heeft uw client in een gesprek dat wij een tijd geleden met hem gevoerd hebben ook reeds aangegeven. Wij hebben geadviseerd dit aanhangig te maken bij de daarvoor aangewezen toezichthouders. “
2.12.
Bij brief van 2 juli 2019 heeft (de advocaat van) Apotheek [eiser] aan VGZ, voor zover hier van belang, bericht:
“(…)
In zijn beleving was hem toegezegd dat Doktersapotheek [eiser] geen contract zou worden aangeboden. Hoe dan ook, ziet hij niet hoe VGZ dat contract heeft kunnen aanbieden zonder schending van haar eigen contracteerbeleid (inkoopbeleid farmaceutische zorg 2019). Het is een
“nee, tenzij”beleid. Geen der uitzonderingsgronden doet zich voort. (…)
Zoals eerder aangegeven handelt VGZ onrechtmatig indien zij haar eigen contracteerbeleid schendt. VGZ kan zich er niet van afdoen door simpelweg te stellen dat zij geen informatie aan derden verschaft. VGZ dient rekening te houden met de belangen van haar mede-contractanten. (…)”.
2.13.
Bij e-mailbericht van 15 juli 2019 aan de advocaat van Apotheek [eiser] heeft mevrouw [naam 1], Zorginkoper Farmacie bij VGZ, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“(…)
Allereerst willen ik reageren op de bewering dat VGZ aan uw cliënt de heer [naam 4] heeft toegezegd dat VGZ Doktersapotheek [eiser] geen contract zou aanbieden. Deze toezegging is door VGZ niet gedaan. De heer [naam 4] heeft op 25 januari 2018 met de heer [naam 5] en ondergetekende gesproken. In dit gesprek hebben wij slechts ons inkoopbeleid toegelicht waarbij wij geen uitspraken hebben gedaan over het al dan niet contracteren van Doktersapotheek [eiser]. In de beantwoording van uw brief dd. 6 december 2018 op 20 december heeft VGZ al bevestigd dat Sofa BV is getoetst aan het inkoopbeleid van VGZ en dat op basis hiervan een overeenkomst is gesloten. Meer informatie is VGZ niet voornemens om te verstrekken aan derden en zij is hiertoe ook niet verplicht.“
2.14.
Op 25 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Apotheek [eiser] en VGZ, in het bijzijn van de advocaten. Tijdens dit gesprek heeft VGZ haar overwegingen om te komen tot een zorgovereenkomst met Doktersapotheek [eiser] toegelicht.

3.Het geschil

3.1.
Voor de weergave van de vordering, de gronden en het verweer van VGZ wordt verwezen naar het vonnis in incident van 11 maart 2020 (onder 2.2. en 2.3. van dat vonnis).
3.2.
Sofa c.s. heeft zich gevoegd aan de zijde van VGZ en heeft in dat verband, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Sofa c.s. bevestigt dat het gaat om een verhuizing van [naam 2] van Roermond naar [eiser] en dat bij deze verhuizing de handelsnaam is gewijzigd in Doktersapotheek [eiser]. Er is, zo stelt Sofa c.s., in de feitelijke situatie geen verandering gekomen nu Doktersapotheek [eiser] zich nog steeds richt op hetzelfde gebied en gebruik maakt van dezelfde uitdeelposten als voorheen [naam 2]. Al vanaf 2011 bestaat er een contractuele relatie tussen VGZ en [naam 3], waarvan voorheen [naam 2] en thans Doktersapotheek [eiser] de handelsnaam is. De contractspartij van VGZ is dus niet gewijzigd, zodat geen sprake is van een nieuwe apotheker of een nieuwe toetreder. Voor zover Doktersapotheek [eiser] als een nieuwe toetreder moet worden gezien, dan stelt
Sofa c.s. dat zij in die situatie ook voldoet aan het inkoopbeleid, waarbij volgens Sofa c.s. de criteria van het inkoopbeleid waaraan moet worden getoetst niet cumulatief zijn en VGZ als zorgverzekeraar een ruime discretionaire bevoegdheid heeft om een zorgovereenkomst te sluiten. Sofa c.s. betwist verder dat Apotheek [eiser] schade heeft geleden en stelt dat zij ook zonder zorgovereenkomst met VGZ zou zijn verhuisd naar de locatie in [eiser], zodat ook causaal verband met de gestelde schade ontbreekt. Ten aanzien van de uitdeelposten stelt Sofa c.s. dat VGZ toestemming heeft gegeven voor deze uitdeelposten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Apotheek [eiser] stelt dat VGZ onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat VGZ een zorgovereenkomst heeft gesloten met Sofa c.s. met betrekking tot Doktersapotheek [eiser] zonder te toetsen aan haar inkoopbeleid, terwijl VGZ aan Apotheek [eiser] heeft toegezegd dat VGZ aan de criteria van haar inkoopbeleid zou toetsen.
4.2.
De eerste vraag die voorligt is of Apotheek [eiser] jegens VGZ een beroep kan doen op naleving van het inkoopbeleid bij het sluiten van zorgovereenkomsten met andere zorgaanbieders. VGZ en Sofa c.s. betwisten dat Apotheek [eiser] in deze situatie rechtstreeks aanspraken kan ontlenen aan het inkoopbeleid. De Algemene Voorwaarden Zorginkoop VGZ 2019 maken onderdeel uit van de contractuele relatie tussen VGZ en de zorgaanbieder (zie hiervoor 2.3.). In deze algemene voorwaarden staat alleen dat een contractant/zorgaanbieder van VGZ mag verwachten dat zij duidelijk is over haar inkoopbeleid. Aan deze voorwaarde voldoet VGZ door het jaarlijks publiceren van haar inkoopbeleid, waarmee tevens wordt voldaan aan de eisen zoals deze door de NZa zijn opgesteld ten aanzien van de transparantie van het zorginkoopbeleid (aangehaald onder 2.1.). Uit de algemene voorwaarden volgt niet de conclusie dat het inkoopbeleid onderdeel uitmaakt van de zorgovereenkomst die VGZ met de zorgaanbieders sluit. Dit is een wezenlijk verschil met het door Apotheek [eiser] aangehaalde arrest van het Gerechtshof Arnhem van 16 september 2003 (ECLI:NL:GHARN:2003:AK4751), omdat in die procedure tussen partijen niet in geschil was dat de contracteerbeleidsregels deel uitmaakten van de zorgovereenkomsten, zodat zorgverzekeraar jegens de contracterende apotheek gebonden was aan deze contracteerbeleidsregels. Omdat het inkoopbeleid in het onderhavige geval geen deel uitmaakt van de contractuele relatie tussen Apotheek [eiser] en VGZ, kan Apotheek [eiser] daaraan in die zin geen rechten ontlenen.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de vraag of VGZ aan Apotheek [eiser] heeft toegezegd, dan wel de verwachting heeft gewekt dat zij de aanvraag van Sofa (Doktersapotheek [eiser]) zou toetsen aan het inkoopbeleid voor nieuwe toetreders, zoals Apotheek [eiser] stelt en VGZ betwist.
4.4.
De rechtbank overweegt dat uit de correspondentie (weergegeven onder 2.8. tot en met 2.13.) valt af te leiden dat VGZ aan Apotheek [eiser] heeft toegezegd dat zij Doktersapotheek [eiser] zal toetsen aan het inkoopbeleid van VGZ. Deze toezegging is gedaan in algemene bewoordingen en daaruit valt geen specifieke toezegging af te leiden dat zal worden getoetst aan de categorie van nieuwe toetreders. De rechtbank volgt Apotheek [eiser] dan ook niet in haar betoog dat uit de correspondentie volgt dat VGZ Doktersapotheek [eiser] heeft gezien als nieuwe toetreder. Anders dan Apotheek [eiser] stelt, valt dit niet af te leiden uit de zinsnede “deze apotheek voldoet volgens ons aan één of meerdere voorwaarden zoals wij in ons inkoopbeleid hebben opgenomen” uit het e-mailbericht van 20 december 2018. De woorden
‘voldoen aan één of meerdere voorwaarden’zijn in dit bericht te algemeen van aard om daaruit te concluderen dat daarmee gedoeld wordt op de criteria voor nieuwe toetreders. De ter zitting ingenomen stelling van Apotheek [eiser] dat VGZ in het gesprek van 25 november 2019 expliciet heeft toegezegd dat VGZ toetst aan het criteria voor nieuwe toetreders, is door VGZ uitdrukkelijk betwist en is op geen enkele wijze onderbouwd.
4.5.
Apotheek [eiser] stelt primair dat het niet uitmaakt of sprake is van een bestaande aanbieder of een nieuwe toetreder, omdat in beide gevallen aan dezelfde criteria moet worden getoetst. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. VGZ koopt als zorgverzekeraar jaarlijks zorg in voor haar verzekerden en sluit daarvoor elk jaar zorgovereenkomsten met zorgaanbieders. In dit kader heeft VGZ onweersproken gesteld dat zij, conform haar inkoopbeleid, jaarlijks een standaard-concept zorgovereenkomst aanbiedt aan de reeds gecontracteerde partijen. Dit volgt ook uit de hiervoor onder 2.2. aangehaalde passage uit het inkoopbeleid waarin staat: “Daarom richten wij ons primair op zorgaanbieders met wie al een contractuele relatie bestaat”
.Niet valt in te zien dat VGZ daarbij toetst aan de vijf criteria die VGZ in haar inkoopbeleid onder ‘Nieuwe Toetreders’ heeft opgenomen. Uit de bewoordingen van deze criteria volgt duidelijk dat deze vijf criteria zien op een toetsingskader voor een nieuwe apotheek en niet op een bestaande aanbieder. Dit wordt ondersteund door het feit dat VGZ, getuige de tekst onder deze vijf criteria, zich het recht voorbehoudt om in bepaalde situaties (waarvan er twee in het inkoopbeleid staan beschreven) geen nieuwe overeenkomst aan te bieden of te komen tot een aangepaste overeenkomst. Het feit dat het een jaarlijks terugkomend proces is van het sluiten van zorgovereenkomsten met bestaande aanbieders steunt eveneens de uitleg van VGZ dat de vijf genoemde criteria in het inkoopbeleid slechts zien op nieuwe toetreders. Niet valt in te zien dat VGZ al haar bestaande aanbieders jaarlijks aan een dergelijke toets moet onderwerpen. De conclusie is dan ook dat het inkoopbeleid van VGZ duidelijk onderscheid maakt tussen een bestaande aanbieder en een nieuwe toetreder. Apotheek [eiser] heeft zich in haar stellingen alleen gericht op de vijf criteria, die naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend gericht zijn op nieuwe toetreders.
4.6.
De rechtbank volgt Apotheek [eiser] ook niet in haar subsidiaire stelling dat Doktersapotheek [eiser] gezien moet worden als een nieuwe toetreder. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang. VGZ heeft samen met Sofa c.s. gemotiveerd aangevoerd dat het in dit geval een verhuizing betreft van een bestaande apotheek ([naam 3]) gekoppeld aan een wijziging van de handelsnaam van [naam 2] naar Doktersapotheek [eiser]. Dat deze apotheken een paar maanden naast elkaar (op twee locaties) hebben bestaan, zoals Apotheek [eiser] betoogt, doet niet af aan de conclusie dat het een verhuizing betreft die, gelet op de toelichting van VGZ en Sofa c.s., gefaseerd over een periode van twee maanden heeft plaatsgevonden. Volgens VGZ en Sofa c.s. bracht deze gefaseerde verhuizing de noodzaak mee tot het aanvragen van twee AGB-codes voor de administratieve afhandeling van de declaraties. Apotheek [eiser] heeft dit niet, of althans onvoldoende weersproken, waarmee dus een verklaring is gegeven voor de twee AGB-codes, waarnaar Apotheek [eiser] verwijst. Verder is van belang dat [naam 3] als [naam 2] al vanaf 2011 een zorgovereenkomst had met VGZ. Uit de door Apotheek [eiser] als productie 17 overgelegde informatie uit het apothekersregister volgt, zoals Sofa c.s. ook stelt, dat Doktersapotheek [eiser] hetzelfde KvK- nummer heeft als [naam 2], zodat de contractspartij van VGZ niet is gewijzigd. Ten slotte hebben VGZ en Sofa c.s. onweersproken gesteld dat Doktersapotheek [eiser] dezelfde activiteiten verricht in hetzelfde verzorgingsgebied, waarbij gebruik wordt gemaakt van dezelfde uitdeelposten als voorheen [naam 2]. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van voorgaande dan ook niet anders worden geconcludeerd dan dat geen sprake is van een nieuwe toetreder, maar van een verhuizing van een bestaande apotheek, waarbij niet getoetst hoeft te worden aan de criteria voor een nieuwe toetreder. Apotheek [eiser] heeft onvoldoende gesteld waaruit volgt dat VGZ bij de toetsing van Doktersapotheek [eiser] als bestaande aanbieder op grond van haar inkoopbeleid geen zorgovereenkomst met deze apotheek heeft mogen sluiten.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat VGZ haar toezegging dat zij aan haar inkoopbeleid zou toetsen is nagekomen en met Doktersapotheek [eiser] als bestaande aanbieder een zorgovereenkomst heeft mogen sluiten. De onder 1. gevorderde verklaring voor recht dat VGZ jegens Apotheek [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door een zorgovereenkomst met Doktersapotheek [eiser] aan te gaan of door af te wijken van haar inkoopbeleid, zal daarom worden afgewezen.
4.8.
Apotheek [eiser] vordert onder 2. een verklaring voor recht dat VGZ jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat VGZ in strijd met artikel 7.1 van de zorgovereenkomst toe staat dat Doktersapotheek [eiser] gebruik maakt van uitdeelposten zonder dat op voorhand schriftelijke toestemming is verkregen van VGZ. Dit deel van de vordering zal eveneens worden afgewezen, nu uit de stellingen van VGZ volgt dat het gaat om bestaande uitdeelposten die al bekend waren bij VGZ en die al onder de zorgovereenkomst van [naam 2] vielen. De conclusie is dan ook dat de vereiste toestemming van artikel 7.1 is verleend en dat met de verhuizing en de wijziging van de handelsnaam naar Doktersapotheek [eiser] geen wijziging is aangebracht in de uitdeelposten, zodat artikel 7.1 van de zorgovereenkomst geen nieuwe schriftelijke toestemming voorschrijft.
4.9.
De onder 3. gevorderde verklaring voor recht, inhoudende dat VGZ jegens Apotheek [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door geen mededelingen te doen over de inhoudelijke afwegingen aangaande de met Doktersapotheek [eiser] gesloten zorgovereenkomst, wijst de rechtbank af wegens gebrek aan belang. Daargelaten de vraag of VGZ gehouden is om mededelingen te doen aan haar bestaande zorgaanbieders over andere zorgaanbieders, heeft Apotheek [eiser] ter zitting desgevraagd verklaard dat VGZ tijdens het gesprek van 25 november 2019 inzicht heeft gegeven in haar overwegingen om tot een zorgovereenkomst met Doktersapotheek [eiser] te komen.
4.10.
Nu van onrechtmatig handelen van VGZ geen sprake is, zal de gevorderde veroordeling tot betaling van schadevergoeding eveneens worden afgewezen.
4.11.
Apotheek [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze veroordeling behelst niet de door Sofa c.s. gevorderde proceskosten. De rechtbank overweegt dat Sofa c.s. zich op grond van artikel 217 Rv heeft gevoegd aan de zijde van VGZ. Dit betreft een vrijwillige deelname aan de procedure tussen twee andere partijen, waarbij Sofa c.s. zich aan de zijde van één van die partijen, in dit geval VGZ, heeft geschaard. Met deze voeging heeft zij niet meer beoogd dan afwijzing van de vorderingen van Apotheek [eiser]. In het vonnis in incident van 11 maart 2020 is in r.o. 3.1. ook vastgesteld dat Sofa c.s. geen eigen vordering heeft ingesteld jegens Apotheek [eiser], zodat geen sprake is van tussenkomst. Nu niet geoordeeld kan worden dat Sofa c.s. onvrijwillig in een procedure is betrokken en daardoor kosten heeft moeten maken, komen de proceskosten van Sofa c.s. niet voor vergoeding in aanmerking, nu zij zelf om voeging heeft verzocht.
4.12.
Ten aanzien van de proceskosten van VGZ wordt als volgt overwogen. In het vonnis in incident tot voeging van 11 maart 2020 is de proceskostenveroordeling aangehouden. Er zal geen afzonderlijk salarispunt worden toegekend voor de incidentele conclusie van antwoord (tot referte) van VGZ. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
- griffierecht 639,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 1.765,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Apotheek [eiser] in de proceskosten van VGZ, tot op heden begroot op € 1.765,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.