ECLI:NL:RBGEL:2021:2514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/05/381898 / FZ RK 20-3756
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeslissing op verzoek zorgmachtiging na deskundigenonderzoek in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 maart 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank had eerder op 18 januari 2021 een tussenbeschikking gegeven waarin een deskundige was benoemd om de situatie van betrokkene te onderzoeken. De deskundige heeft op 19 februari 2021 gerapporteerd en zijn bevindingen zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2021. Betrokkene, die lijdt aan een psychotische stoornis, heeft aangegeven bereid te zijn tot behandeling, maar de rechtbank heeft, op basis van het deskundigenrapport, onvoldoende vertrouwen in zijn vrijwillige medewerking. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De zorgmachtiging wordt verleend voor de duur van tien maanden, waarbij de rechtbank de voorgestelde zorgmaatregelen als evenredig en effectief beschouwt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter L.J.P. Lambooij, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/381898 / FZ RK 20-3756
Datum mondelinge uitspraak: 16 maart 2021
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
voor wie een zorgmachtiging geldt tot en met 17 maart 2021,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
de (tussen)beschikking van deze rechtbank van 18 januari 2021;
het deskundigenbericht van dhr. [naam deskundige] van 19 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 25 februari 2021;
het e-mailbericht van het Openbaar Ministerie van 9 maart 2021.
1.2.
In voormelde (tussen)beschikking heeft de rechtbank de zorgmachtiging voor de duur van twee maanden toegewezen, tot 17 maart 2021, en voor het overige aangehouden ten einde de uitkomsten van het gelaste deskundigen-onderzoek af te wachten. Het deskundigenbericht is op 25 februari 2021 door de rechtbank ontvangen, waarna de advocaat van betrokkene heeft verzocht om een nadere mondelinge behandeling van het verzoek. De officier van justitie heeft in het e-mailbericht van 9 maart 2021 aangegeven dat zij kennis heeft genomen van de inhoud van het deskundigenonderzoek en dat dit geen aanleiding geeft om een aanvulling te geven op het reeds ingediende verzoekschrift tot een zorgmachtiging.
1.3.
De nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021, in het gebouw van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, waarbij de aios verbonden aan GGNet middels beeldbellen is gehoord en de behandelaren van Tactus telefonisch zijn gehoord.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
mw. [naam 1] , als aois verbonden aan GGNet;
mw. [naam 2] , als verpleegkundig specialist verbonden aan Tactus;
mw. [naam 3] , als verpleegkundige verbonden aan Tactus;
dhr. [naam 4] , als woonbegeleider van betrokkene verbonden aan Riwis.
1.5.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt over hetgeen in de (tussen)beschikking van 18 januari 2021 is overwogen en beslist en volhardt daarin.
2.2.
De rechtbank heeft middels de (tussen)beschikking van 18 januari 2021 psychiater dhr. [naam deskundige] benoemend tot deskundige. De deskundige heeft de door de rechtbank geformuleerde vragen als volgt beantwoord.
1.
Tot welke diagnose komt u op basis van uw onderzoek?
Psychotische stoornis, met nu desorganisatie, en negatieve symptomen. Stoornis in het gebruik van middelen, in remissie. Waarschijnlijk bijwerkingen van het gebruik van antipsychotische medicatie. Mogelijk een posttraumatische stoornis. In de persoonlijkheid externaliseren van problemen, en verkleinen van mogelijke nadelen van zijn eigen gedrag.
2.
Op grond waarvan bent u tot uw bevindingen gekomen?
Eigen gesprek met betrokkene, informatie van persoonlijk begeleider, informatie van de behandelend psychiater, informatie van de behandelaar van Tactus, dossieronderzoek.
3.
Moet op basis van uw bevindingen geconcludeerd worden dat bij betrokkene thans sprake is van een stoornis van de geestesvermogens in de zin van de Wvggz?Jazeker.
4.
Indien sprake is van een stoornis van de geestesvermogens in de zin van de Wvggz:
doet het uit die stoornis voortvloeiende gedrag betrokkene ernstig nadeel veroorzaken als bedoeld in de Wvggz, en zo ja, welk ernstig nadeel/ernstige
nadelen?Betrokkene beoordeelt zijn situatie, en de gevolgen van zijn handelen te eenzijdig. Hij kijkt te weinig kritisch naar de risico’s die er zijn, zou hij weer middelen gaan gebruiken, zou hij weer psychotisch worden. Deze oordeels- en kritiekstoornissen zijn stabiel aanwezig. Een deels hiermee samenhangende mogelijkheid is, dat betrokkene gaat twijfelen aan zijn huidige bereidheid de anti-psychotische medicatie in te nemen, door de bijwerkingen die hij ervaart, en door de externe druk van de begeleiding die bij een andere persoon grote voordelen gezien heeft van het stoppen. Als betrokkene stopt met het gebruik van anti-psychotische medicatie, is de kans op een nieuwe psychose groot.
Uit de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten betreffende Schizofrenie, het volgende citaat: “
Bij multipele-episodepatiënten dient de voorkeur steeds uit te gaan naar onderhoudsbehandeling; intermitterende behandeling of pogingen te stoppen leiden tot veel meer relapsen en hier staat geen winst tegenover. Bij onderhoudsbehandeling zijn er nauwelijks aanwijzingen dat het zinvol is de dosering te verlagen ten opzichte van de laagst effectieve dosering in de acute fase. Wanneer men dit toch wenst, is een doseringsverlaging met ongeveer 25% mogelijk. Men dient zeker niet lager te gaan doseren dan de helft van de laagst effectieve dosering in de acute fase. Om onderhoudsbehandeling succesvol te doen verlopen, dient zorgvuldig te worden nagegaan hoe het effect van de behandeling zich verhoudt tot de bijwerkingen; zo nodig dient te worden overgegaan op een ander middel. Gebrek aan effect is een belangrijke reden voor patiënten om onbegeleid te stoppen.”
Dus: verminderen van de dosering is verantwoord, het wijzigen naar een ander middel is verantwoord, echter het volledig stoppen heeft vaak veel meer nadelen dan voordelen. Het voorstel van betrokkene om de medicatie te stoppen, wordt door de behandelend psychiater dus begrijpelijk als te risicovol ingeschat.
Het optreden van een nieuwe psychose kan leiden tot het gevaar op gevaar voor anderen, het kwijtraken van zijn huidige stabiele woonsituatie, en dus tot het gevaar op maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing.
5.
Indien sprake is van ernstig nadeel als bedoeld in de Wggz:
a.
zijn er mogelijkheden voor passende zorg op basis van vrijwilligheid en zo ja welke?Betrokkene uit zijn bereidheid tot passende zorg (inname van anti-psychotische medicatie) op basis van vrijwilligheid, beschrijft dit in zijn eigen plan van aanpak, en toont die bereidheid ook. Echter, hij maakt de mogelijke nadelen van een eventuele keuze tot afbouw van medicatie, of van wijziging naar een ander antipsychoticum, steeds opnieuw klein. Deze eenzijdige ontkenning van mogelijke nadelen, maakt het gezamenlijk opstellen van een vroegsignaleringsplan om eventuele vroege signalen van verslechtering van het psychiatrisch beeld samen in kaart te brengen, minder goed mogelijk. Juist omdat er op dit moment nog geheel geen gezamenlijk plan is over eventueel afbouwen of wijzigen van medicatie, is passende zorg op vrijwillige basis nu geen afgewogen keuze, het is meer het aangaan van een risicovolle actie zonder voldoende voorzorgen.
b.
acht u de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk?De behandelend psychiater gaf aan in gesprek te willen gaan met betrokkene om te komen tot een gezamenlijk plan voor afbouw van de medicatie of van het wijzigen van de medicatie. Voorafgaand aan het uitvoeren van dit gezamenlijk plan dient eerst een gezamenlijk vroegsignaleringsplan opgesteld te worden, dus waar zowel betrokkene als de behandelend psychiater zich in kunnen vinden. Dit vraagt tijd, ook omdat de wijziging van de medicatie stapsgewijs en in gematigd tempo dient te gebeuren om veranderingen in het psychiatrisch beeld goed te kunnen observeren. Mijn inschatting van tijd is dat 1) het opstellen van een vroegsignaleringsplan, 2) keuze voor verlaging van de medicatie of wijziging van de medicatie, en 3) stapsgewijs veranderen van de medicatie, zeker meer dan een half jaar zal duren. Dan is de aangegeven duur van de verlenging van de zorgmachtiging langer, echter niet extreem veel langer.
De vormen van zorg die genoemd zijn, toedienen van medicatie en toezicht zijn hierbij passend.
c.
zijn er voor betrokkene minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben?Nee, ofwel verlaging van de medicatie, ofwel wijziging naar een alternatief antipsychoticum zijn de mogelijkheden.
d.
is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief?Ja, verlaging van de medicatie of wijziging kan tegemoetkomen aan de wens van betrokkene minder hinderlijk effect van de medicatie te hebben, en tegemoetkomen aan de wens van de behandelend psychiater een effectieve behandeling vorm te geven in het voorkomen van een nieuwe psychose.
6.
Indien behandeling noodzakelijk is, welke behandeling dient er dan plaats te vinden en voor welke duur?
Zie onder 5. Er is een wens tot behandeling van trauma, het lijkt mij haalbaar dat binnen GGNet een intake plaats vindt met een behandelaar gespecialiseerd in de behandeling van trauma, om te beoordelen of de behandeling van trauma bij betrokkene geïndiceerd is.
7.
Zijn er nog andere bevindingen uit uw onderzoek naar voren gekomen die van belang kunnen zijn?
Neen.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene bepleit dat betrokkene erkent dat er sprake is van een stoornis dat ernstig nadeel doet veroorzaken. Betrokkene ziet in dat als het minder goed met hem gaat, er ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang kan optreden. Hij is echter bereid vrijwillig Riwis toe te laten omdat de begeleiding en structuur hem goed doen. Betrokkene geeft aan dat hij niet bang is voor een zorgmachtiging en dat een zorgmachtiging geen invloed heeft op zijn leven. Betrokkene hoopt dat er op het gebied van medicatie perspectief komt en dat de medicatie wordt afgebouwd.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is voldoende gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis dat ernstig nadeel doet veroorzaken. De rechtbank sluit zich daarbij aan bij wat de deskundige daarover heeft gerapporteerd. Er is sprake van psychotische stoornis, met nu desorganisatie en negatieve symptomen. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van middelen, in remissie. Waarschijnlijk is er sprake van bijwerkingen van het gebruik van anti-psychotische medicatie. Er is mogelijk sprake van een posttraumatische stoornis. In de persoonlijkheid externaliseren van problemen, en verkleinen van mogelijke nadelen van zijn eigen gedrag
2.5.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang.
2.6.
Gelet op de toelichting van de deskundige zal de rechtbank zal de in het verzoekschrift opgenomen vorm van ernstig nadeel “
ernstig lichamelijk letsel” niet overnemen, zoals ook van de kant van betrokkene bepleit.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene geeft weliswaar aan dat hij vrijwillig de behandeling wil aangaan en Riwis wil toelaten, maar de rechtbank heeft daar, gelet op het rapport en de visie van de deskundige, onvoldoende vertrouwen in. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
beide voor de duur van tien maanden.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de resterende duur van tien maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.8. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
17 januari 2022.
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021 door mr. L.J.P. Lambooij, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.