In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep ingesteld door verzoeker tegen een beslissing van de klachtencommissie. Verzoeker had een klacht ingediend over de verleende verplichte zorg, waarbij hij stelde dat deze zorg verleend was zonder de vereiste uitvoeringsbeslissingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klacht deels gegrond is, met name voor de periode vóór de uitvoeringsbeslissingen die op 2 en 5 februari 2021 zijn genomen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet tijdig op de hoogte was gesteld van zijn klachtmogelijkheden, wat hem in zijn rechtspositie heeft benadeeld. De rechtbank heeft de zorgaanbieder veroordeeld tot schadevergoeding van € 550,- voor de geleden schade door het ontbreken van de uitvoeringsbeslissingen. De rechtbank heeft de beslissing van de klachtencommissie vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de periode voor de uitvoeringsbeslissingen en verklaarde dat deel van de klacht gegrond. Voor de periode na de uitvoeringsbeslissingen werd de klacht ongegrond verklaard. De zaak betreft de toepassing van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de rechten van de betrokkenen in het kader van verplichte zorg.