ECLI:NL:RBGEL:2021:2450

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
05.025454.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplichtigheid aan de productie van cocaïne in een varkensstal

Op 17 mei 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man uit Vragender, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de productie van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek op 28 januari 2020, waarbij in een varkensstal een complete, maar niet werkende cocaïne-wasserij werd aangetroffen. De verdachte had deze stal verhuurd aan twee mannen, waarvan hij vermoedde dat ze criminele activiteiten ondernamen. Ondanks zijn aanvankelijke weigering om de ruimte te verhuren, gaf hij uiteindelijk toe onder druk van bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en middelen had verschaft voor de productie van cocaïne, en dat hij zich bewust was van de risico's die hij nam door de ruimte te verhuren. De rechtbank achtte de medeplichtigheid aan het bereiden en verwerken van cocaïne bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het verkopen en vervoeren van cocaïne. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van een gevangenisstraf op zijn bedrijf en gezin. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.025454.20
Datum uitspraak : 17 mei 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 mei 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
één of meer (andere) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2019 tot en met 28 januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad,
- één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, te weten 6020 liter - 791,2 kg, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
tot en/of bij het plegen van bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 28 januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of
behulpzaam is geweest, door (een gedeelte van) verdachtes erf en/of daarop gelegen schuur en/of loods gelegen aan de [adres 1] ter beschikking te stellen en/of te verhuren en/of te helpen met het slopen van de stalinrichting en/of het storten van beton,
ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 28
januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meerdere hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen tot het plegen van dat/die
feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- ( een deel van) verdachtes erf en/of daarop gelegen schuur en/of loods gelegen aan de [adres 1]
(als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of als
productieruimte) laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of
- productielocatie (laten) plaatsen en/of productielocatie toegestaan en/of
- aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening en/of watertoevoer in en/of bij de loods (laten) maken en/of toegestaan
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling en/of appara(a)t(en)
waaronder: een of meerdere ketels en/of een elektrische verwarmingsketel en/of magnetrons
en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder:
een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of gasflessen,
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: een
grote hoeveelheid zakken kokossubstraat en/of ethylacetaat en/of benzine en/of ammoniak
en/of calciumchloride en/of Isopropylalcohol en/of naoh en/of zoutzuur en/of petroleumether
en/of kaliumpermanganaat en/of natriumhydroxide en/of zwavelzuur en/of actief kool en/of
cocaïne hsl in oplossing,
bestemd en/of geschikt voor de productie/bewerking van cocaïne en/of voor de opslag van
grondstoffen voor de productie/bewerking van cocaïne,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die
feit(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte alleen medeplichtig is geweest aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, omdat de cocaïne-wasserij nog niet volledig in gebruik was. In zoverre dient hij dan ook van het tenlastegelegde onder 1 te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 kan alleen het ter beschikking stellen van de schuur worden bewezen. Indien beide feiten bewezen worden verklaard is sprake van een eendaadse samenloop.
Beoordeling door de rechtbank
Aantreffen cocaïne-wasserij
Op 28 januari 2020 is er in een varkensstal op het perceel aan de [adres 1] te Vragender, gemeente Oost Gelre, een complete maar op dat moment niet werkende cocaïne-wasserij aangetroffen. [2] Deze wasserij bevond zich in een afgesloten ruimte achterin de varkensstal. Verdachte is de eigenaar van deze varkensstal. [3]
De LFO heeft de stal onderzocht en geverbaliseerd dat er zich in het achterste gedeelte van de stal een ruimte bevond die was ingericht als cocaïne-wasserij. De cocaïne-wasserij was als zodanig volledig ingericht. [4] Zo waren er een filtreerketel, roerstokken, dompelverwarmers en een zeeftafel aanwezig. De LFO heeft geverbaliseerd dat deze goederen typisch zijn voor locaties waar cocaïne word teruggewonnen uit dragermateriaal. [5]
Ook zou er reeds ‘gewassen’ cocaïne vervaardigd zijn. In de productieruimte bevonden zich in totaal 86-tal plastic zakken van 70 liter waarop stond vermeld ‘Sustrato de Coconut Substrate’. In de zakken bevond zich een bruine substantie. Door verbalisant [verbalisant 1] van de LFO werd verklaard dat de plastic zak zeer vermoedelijk een percentage tussen de 3 en 5% aan cocaïne zou bevatten. [6] Door het ‘wassen’ van de bruine substantie die zich in de zakken bevonden zou de cocaïne worden vervaardigd. Alle daarvoor benodigde goederen en chemicaliën waren in ruime hoeveelheden op deze locatie aanwezig. [7] In de ‘verpakkingsruimte’ werd een bruine substantie aangetroffen, verpakt in plastic folie. Het totale gewicht van de bruine substantie bedroeg 1,48 kilo. [8] Door verbalisant [verbalisant 1] van de LFO werd verklaard dat dit vermoedelijk ‘coke base’ zou betreffen. [9] Verder werd in de cocaïne-wasserij in een wit laken circa 74 gram wit poeder aangetroffen. Dit poeder werd indicatief positief getest op de aanwezigheid van cocaïne. [10]
Verder heeft de LFO geverbaliseerd dat het ontbreken van een substantiële hoeveelheid aan gerelateerde vervuiling en afvalproducten kan worden gezien als een aanwijzing dat het extractieproces op deze locatie nog niet op grote schaal had plaatsgevonden. [11]
Alle voornoemde goederen zijn in beslag genomen ten behoeve van nader onderzoek door het NFI. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat het gehalte van cocaïnebase in de bruine substantie die zich in de plastic zakken ‘Sustrato de Coconut Substrate’ bevond gemiddeld 8% was. Ook in de overige in beslag genomen materialen (de bruine substantie en het witte poeder) is de aanwezigheid van cocaïne aangetoond. [12]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het achterste gedeelte van de varkensstal heeft verhuurd aan twee mannen. Hij heeft in april 2020 voor het eerst bezoek gehad van twee mannen die een schuur van hem wilden huren. Dit betrof de kippenschuur. Verdachte kende de mannen niet. Eén van hen had een vuurwapen gelijkend voorwerp achter zijn broeksriem zitten. [13] Ze wilden hem niet vertellen wat ze met de schuur wilden doen. Verdachte vertrouwde het niet en vermoedde dat deze mannen iets crimineels van plan waren. [14] Verdachte heeft dit toen geweigerd, omdat deze schuur reeds verhuurd werd. Eind mei/begin juni 2019 kwamen de mannen weer terug en troffen hem aan bij de varkensstal. Ze zagen dat het achterste gedeelte van de stal leeg stond en zeiden tegen verdachte dat zij deze ruimte zouden gaan gebruiken. Toen verdachte wederom weigerde hebben ze hem met een hamer op zijn rechtervoet geslagen en hem foto’s laten zien van zijn dochters. Hierop heeft verdachte zich gewonnen gegeven. In september 2019 kwamen de mannen wederom langs en lieten ze hem wederom een foto van één van zijn dochters zien die diezelfde dag gemaakt was. Omstreeks oktober/november 2019 hebben ze de schuur verbouwd. Verdachte heeft hen toen geholpen met het slopen van de stalinrichting en het storten van beton. [15] Verder heeft hij het afval van de sloopwerkzaamheden laten afvoeren. [16] In december 2019 was de ruimte in gereedheid. Hij is er na het betonstorten niet meer in de ruimte geweest. De ruimte was afgesloten met een slot. Hij had hier geen sleutel van. [17]
Vanaf december 2019 heeft hij een scherpe lucht geroken achter in de stal. [18] Hij wist niet precies wat ze deden, maar wist wel dat het niet klopte. Hij dacht dat het met drugs te maken had. [19]
Feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf (hier het verhuren van de stal en de verrichte bouwwerkzaamheden) en dat zijn (voorwaardelijk) opzet was gericht op het gepleegde misdrijf (hier het terugwinnen van cocaïne uit dragermateriaal).
Uit de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat er in het achterste gedeelte van de varkensstal een cocaïne wasserij is aangetroffen, dat verdachte deze ruimte verhuurd heeft en heeft geholpen bij de bouwwerkzaamheden van deze wasserij. Hiermee staat vast dat verdachte gelegenheid en middelen heeft verschaft en behulpzaam is geweest bij de cocaïne wasserij.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de opzet van verdachte in ieder geval in voorwaardelijke zin was gericht op het gepleegde misdrijf. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet precies wist wat er gebeurde in de varkensstal, maar wél dat hij gelet op de bedreigingen en de houding van de twee mannen die de stal huurden dacht dat het om drugs ging. Verder heeft verdachte verklaard dat hij gelet op de scherpe lucht die hij heeft geroken achterin de stal dacht dat het met drugs te maken had. Verdachte heeft nagelaten om na het eerste bezoek van de mannen te politie in te schakelen terwijl op dat moment nog geen sprake was van impliciete bedreigingen noch van fysiek geweld tegen verdachte. Ook na de latere bezoeken van de mannen heeft verdachte nagelaten om naar de politie te gaan. Daardoor heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een cocaïne- wasserij achterin zijn varkensstal werd geëxploiteerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. De rechtbank acht, anders dan de verdediging stelt, ook bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het bereiden, verwerken en vervaardigen van cocaïne. De LFO heeft immers geconstateerd dat er in de cocaïne-wasserij reeds gewassen cocaïne vervaardigd is. Dat het extractieproces nog niet op grote schaal had plaatsgevonden doet hier niet aan af.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en zal hem van dit onderdeel vrijspreken.
Feit 2
Verdachte heeft door zijn varkensstal te verhuren en hier een productielocatie te (laten) plaatsen en daarvoor bouwkundige handelingen te verrichten, waarbij hij in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de stal gebruikt zou worden voor druggerelateerde doeleinden, naar het oordeel van de rechtbank zelfstandige en strafbare voorbereidingshandelingen verricht ter voorbereiding van de productie van cocaïne.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de in de wasserij aangetroffen goederen voorhanden heeft gehad. Er is bijvoorbeeld geen DNA van verdachte in de wasserij aangetroffen, verdachte had ook geen toegang tot de wasserij. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
Eendaadse samenloop
Wat betreft de medeplichtigheid aan het vervaardigen van cocaïne (feit 1) en de voorbereidingshandelingen (feit 2) is sprake van eendaadse samenloop. Hiermee zal rekening worden gehouden bij de strafoplegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
één of meer (andere) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 28 januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk
heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerden/of aanwezig gehad,
- één of meer hoeveelhe(
i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, te weten 6020 liter - 791,2 kg,
althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
tot en/of bij het plegen van bovengenoemd(e)
misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 28 januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althansalleen,
meermalen,
althans éénmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door
(een gedeelte van
)verdachtes erf en
/ofdaarop gelegen schuur
en/of loodsgelegen aan de [adres 1] ter beschikking te stellen en
/ofte verhuren en
/ofte helpen met het slopen van de stalinrichting en
/of het storten van beton, ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemd
(e
) misdrijf/misdrijven;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 28 januari 2020 te Vragender, gemeente Oost Gelre,
althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen
en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengenvan één of meerdere hoeveelhe(
i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-
(telkens
)zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen tot het plegen van
dat/die feit
(en
)heeft
/hebbengetracht te verschaffen en/of
- (
telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, datdat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)-
(een deel van
)verdachtes erf en
/ofdaarop gelegen schuur
en/of loodsgelegen aan de [adres 1]
(als opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en
/ofals
productieruimte
)laten huren en/of ter beschikking gesteld en/of
- productielocatie
(laten
)plaatsen en/of productielocatie toegestaan
en/of-
aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening en/of watertoevoer in en/of bij de loods (laten) maken en/of toegestaan en/of- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling en/of appara(a)t(en) waaronder: een of meerdere ketels en/of een elektrische verwarmingsketel en/of magnetronsen/of- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder:- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of trechters en/of maatbekers en/of gasflessen,- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: een grote hoeveelheid zakken kokossubstraat en/of ethylacetaat en/of benzine en/of ammoniaken/of calciumchloride en/of Isopropylalcohol en/of naoh en/of zoutzuur en/of petroleumether en/of kaliumpermanganaat en/of natriumhydroxide en/of zwavelzuur en/of actief kool en/ofcocaïne hsl in oplossing, bestemd en/of geschikt voor de productie/bewerking van cocaïne en/of voor de opslag van grondstoffen voor de productie/bewerking van cocaïne,voorhanden gehad, waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s)wist
(en)of ernstige redenen had
(den)te vermoeden, dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die
feit
(en
).
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Feiten 1 en 2
medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander, gelegenheid/middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
gepleegd in eendaadse samenlooop..

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van de strafuitsluitingsgrond psychische overmacht. Verdachte is door intimidaties en geweld gedwongen om de schuur af te staan. Indien hij niet zou meewerken zou zijn gezin gevaar lopen. Hij had dan ook geen keus.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen, nu de door verdachte gestelde bedreigingen niet te verifiëren zijn. Bovendien heeft verdachte wisselend verklaard over de mishandeling die zou hebben plaatsgevonden. Ook in het geval wel moet worden aangenomen dat verdachte bedreigd is, is dit onvoldoende om een geslaagd beroep te doen op psychische overmacht. Verdachte had immers naar de politie kunnen en moeten gaan.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
Verdachte heeft verklaard dat de mannen in april 2019 voor het eerst op zijn erf zijn geweest om hem te vragen naar het huren van een schuur of loods. Hij vermoedde toen al dat de mannen criminele bedoelingen hadden en heeft hen weggestuurd. Op dat moment was er nog geen sprake van bedreigingen richting verdachte en zijn gezin. Verdachte heeft er op dat moment voor gekozen niet de politie in te lichten. Hierdoor heeft hij zichzelf verwijtbaar in de positie gebracht, waarbij hij later bedreigd is door de twee mannen. Gelet hierop faalt het beroep op psychische overmacht.
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het voortbestaan van het bedrijf en het kunnen behouden van de boerderij is volledig afhankelijk van het inkomen van verdachte. Indien hij (wederom) in detentie komt te verkeren zal dit het einde van de boerderij betekenen. Daar komt bij dat er veel media-aandacht is geweest voor deze zaak en dat de gebeurtenissen grote financiële gevolgen hebben gehad voor verdachte nu hij verplicht is zijn gierkelders te saneren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is medeplichtig geweest aan het bewerken van cocaïne en de aanwezigheid daarvan en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen. De productie van en handel in (hard) drugs dienen krachtig te worden bestreden. Naast het gevaar voor de fysieke en mentale gezondheid van de gebruikers, schuilen in de productie van cocaïne nog andere gevaren. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu door de afvalstoffen, en het explosiegevaar van de chemisch instabiele stoffen die bij het wassen van de cocaïne worden gebruikt. De productie van en de (internationale) handel in harddrugs, waaronder cocaïne, wordt bovendien zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van (zware) criminaliteit en overlast, en kan dan ook leiden tot ernstige ontwrichting van de samenleving.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 19 april 2021. Verdachte staat sinds 13 maart 2020 onder schorsingstoezicht van de reclassering. Als bijzondere voorwaarde is een ambulante behandeling verplicht gesteld, die inmiddels is opgestart bij GGNet. Tot op heden is sprake van deels onbehandelde problematiek. De behandelaar schat in nog geruime tijd nodig te hebben om dit te behandelen. Nu de problematiek van verdachte samenhangt met zijn delictgedrag adviseert de reclassering bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De reclassering adviseert negatief over een gevangenisstraf nu deze de behandeling van verdachte kan doorkruizen.
Gelet op de ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd zou een terugkeer naar de gevangenis door verdachte bepaald niet ongepast zijn geweest. Gelet op de hulpverlening die rondom verdachte is gestart tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, alsmede de grote gevolgen die een verdere detentie zouden hebben op het bedrijf van verdachte acht de rechtbank dit echter niet wenselijk. De rechtbank zal dan ook bepalen dat een substantieel gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd. Nu de rechtbank het van belang acht dat de hulpverlening rondom verdachte wordt gecontinueerd, verbindt zij aan dat deel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd.
Naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt hierop in mindering gebracht. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op van 240 uur.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • stelt als
  • stelt als
zich binnen vijf dagen na het ingaan van het reclasseringstoezicht telefonisch bij de Reclassering op het adres [adres 2] te Zutphen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat zich behandelen door GGNet, zoals al reeds tijdens de schorsing is geïndiceerd door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor behandeling.
 stelt voorts als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt tevens als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de naleving van aanwijzingen, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 een
taakstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Gaastra, voorzitter mr. C. Kleinrensink en mr. mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.T. Vriezekolk-Velner griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , van de politie Oost-Nederland, Recherche team Achterhoek Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020043772 gesloten op 6 augustus 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122-123.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
5.Proces-verbaal LFO, p. 46.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
7.Proces-verbaal LFO, p. 57.
8.Proces-verbaal LFO, p. 56.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
10.Proces-verbaal LFO, p. 50.
11.Proces-verbaal LFO, p. 57.
12.Rappport NFI d.d. 1 september 2020, p. 1-6, 7,9 en 19.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 210-11.
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2021.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 211.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 220.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 229.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 218.
19.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2021.