ECLI:NL:RBGEL:2021:240
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz na beoordeling van de actuele toestand van betrokkene
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 januari 2021 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om voortzetting van de crisismaatregel die op 7 januari 2021 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2021, die via beeldbellen plaatsvond vanwege COVID-19, werd de psychiater gehoord. Deze had echter nog niet met betrokkene kunnen spreken over haar actuele toestandsbeeld, waardoor hij niet kon beoordelen of er nog sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank besloot de zaak aan te houden tot de volgende dag om de psychiater de gelegenheid te geven met betrokkene te overleggen.
Bij de voortzetting van de mondelinge behandeling op 12 januari 2021 bleek dat er inmiddels afspraken waren gemaakt over de veiligheid van betrokkene, en dat alle betrokken partijen het erover eens waren dat betrokkene terug kon naar het gezinshuis, waar de ambulante behandeling zou worden voortgezet. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake meer was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de voortzetting van de crisismaatregel niet langer noodzakelijk was. Daarom werd het verzoek van de officier van justitie afgewezen.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 18 januari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.