ECLI:NL:RBGEL:2021:2396

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1052
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van handhavingsverzoek inzake viswedstrijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Gezond Water en het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Vallei en Veluwe. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een verzoek om handhavend op te treden tegen het zonder vergunning organiseren van een viswedstrijd. Het waterschap verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de viswedstrijd al had plaatsgevonden. De Stichting stelde dat zij belanghebbende was bij het handhavingsverzoek, gezien haar statuten en feitelijke werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de Stichting wel degelijk belanghebbende was en dat het waterschap het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank vernietigde het besluit op bezwaar en oordeelde dat het waterschap de Stichting in de gelegenheid moest stellen haar bezwaar in een hoorzitting toe te lichten. De rechtbank veroordeelde het waterschap ook in de proceskosten van de Stichting en droeg hen op het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1052

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen 14 mei 2021

Stichting Gezond Water, te Hansweert, eiseres,

en
het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Vallei en Veluwete Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder een verzoek van eiseres afgewezen om handhavend op te treden tegen het zonder vergunning organiseren van een viswedstrijd.
Bij besluit van 23 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Eiseres is vertegenwoordigd door [A] (secretaris) . Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M. Burggraaf-Suur (beleidsadviseur juridische zaken) en G. Willemsen (senior beleidsadviseur planvorming, waterkwaliteit en ecologie), beiden werkzaam bij het waterschap.

Overwegingen

Wat houdt het handhavingsverzoek van eiseres in?
1. Eiseres heeft op 4 oktober 2019 bij verweerder een verzoek ingediend om handhavend op te treden. Dat verzoek betreft een viswedstrijd op 20 oktober 2019 in de IJssel, georganiseerd door hengelsportvereniging ‘Tot Ons Genoegen’ in Apeldoorn.
Aan het handhavingsverzoek heeft eiseres ten grondslag gelegd dat verweerder een zorgplicht heeft voor de waterkwaliteit in zijn beheergebied. Het vissen met lood veroorzaakt volgens eiseres een verontreiniging van het water, wat in strijd is met de wet- en regelgeving. Eiseres is daarom van mening dat verweerder ten onrechte viswedstrijden gedoogt, zonder verplicht te stellen dat hengelsportverenigingen hiervoor vooraf een vergunning moeten aanvragen.
Waarom heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen?
2. Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen omdat de viswedstrijd ten tijde van het besluit op het verzoek al heeft plaatsgevonden. Volgens verweerder heeft eiseres daarom geen belang meer bij een inhoudelijke reactie op haar verzoek.
Waarom heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard?
3. Het tegen de afwijzing gemaakte bezwaar was voor verweerder geen aanleiding om zijn standpunt te herzien in het bestreden besluit. Volgens verweerder heeft eiseres in het bezwaarschrift niet aangegeven dat zij het niet eens is met het standpunt van verweerder dat zij geen belang meer had bij een inhoudelijke reactie op het handhavingsverzoek. Omdat de viswedstrijd al heeft plaatsgevonden, kan eiseres niet meer het resultaat bereiken dat zij met haar bezwaar nastreeft. Daarom heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Wat voert eiseres hiertegen aan?
3. Eiseres voert aan dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres vindt dat verweerder inhoudelijk op het verzoek moet beslissen, omdat herhaaldelijk overtredingen van de wet- en regelgeving plaatsvinden. Door de werkwijze van verweerder blijven overtredingen voortbestaan, met negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit.
Is eiseres belanghebbende?
4. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of eiseres bij het verzoek om handhaving belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is een stichting zonder winstoogmerk en dus een rechtspersoon.
Voor de vraag of een rechtspersoon als belanghebbende bij het handhavingsverzoek kan worden aangemerkt, is gelet op artikel 1:2, derde lid, van de Awb met name bepalend of de stichting volgens haar statutaire doelstelling en gezien haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het verzoek betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. [1]
4.1
Eiseres heeft de statuten van de stichting en een lijst met feitelijke werkzaamheden aangeleverd. In het bezwaar heeft eiseres activiteiten opgesomd die te maken hebben met het waterschap Vallei en Veluwe. Gelet op de doelomschrijving in de statuten, de feitelijke werkzaamheden die de stichting heeft verricht en de opsomming van activiteiten in het bezwaar is eiseres naar het oordeel van de rechtbank belanghebbende bij het handhavingsverzoek als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
Heeft eiseres belang bij de beoordeling van haar bezwaar en beroep?
5. De volgende vraag is of eiseres belang heeft bij de beoordeling van haar bezwaar en beroep. Vast staat dat de viswedstrijd al had plaatsgevonden op het moment dat verweerder het handhavingsverzoek van eiseres afwees. In beginsel bestond dus geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel over het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek.
Daarop bestaat een uitzondering. In het geval aannemelijk is dat nieuwe besluiten over soortgelijke situaties volgen, kan het belang bij een inhoudelijk oordeel liggen in het betrekken van dat oordeel bij eventuele toekomstige besluiten en verzoeken om handhaving. [2]
5.1.
Eiseres heeft betoogd dat er jaarlijks tientallen viswedstrijden worden georganiseerd in het beheergebied van het waterschap. Verweerder heeft dit erkend.
Gelet hierop heeft eiseres belang bij de inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar door verweerder. Verweerder heeft het bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Hieruit volgt ook dat eiseres belang heeft bij de beoordeling van het onderhavige beroep, omdat zij hiermee kon bewerkstelligen dat verweerder alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslist.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak zelf in de zaak te voorzien en finaal te beslissen. De reden hiervan is dat verweerder nog geen inhoudelijk besluit heeft genomen op het handhavingsverzoek en ook niet op het bezwaar. Verweerder heeft pas tijdens deze beroepsprocedure in het verweerschrift zijn inhoudelijke standpunt over handhaving naar voren gebracht. Eiseres heeft haar bezwaren niet tijdens de bezwaarprocedure in een hoorzitting kunnen toelichten. Dat had wel moeten gebeuren, omdat het horen van de bezwaarmaker een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure is. Verweerder zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen. Voordat hij een beslissing op bezwaar neemt, moet hij eiseres in de gelegenheid stellen haar bezwaren tijdens een hoorzitting toe te lichten.
6.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten in beroep. Eiseres heeft verzocht om de vergoeding van reiskosten. Uit het Besluit proceskosten bestuursrecht volgt dat de reiskosten worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer, laagste klasse. In dit geval komt dat neer op een bedrag van € 50 (retour). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Verder moet verweerder aan eiseres het griffierecht vergoeden. Dat bedraagt € 354.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van
deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 50;
- draagt verweerder op om het griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, mr. J.J. Penning en
mr. J.A.M. van Heijningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 14 mei 2021
griffier
voorzitter
Verhinderd om te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4286.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:164.