Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 november 2020,
- productie 17 tot en met 20 zijdens Van der Lugt van 20 januari 2021,
- productie 4 zijdens Peters van 22 januari 2021,
- productie 3 zijdens Enzerink van 22 januari 2021,
- productie 21 zijdens Van der Lugt van 12 maart 2021,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 maart 2021, waarvan onderdeel uitmaken de door de raadslieden overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
De vorderingen jegens Peters
“(…) De opdrachtgever verklaart door ondertekening dezes, de AVA 92 te hebben ontvangen en bekend te zijn met de inhoud hiervan. (…)”De overeenkomst is op 17 oktober 2011 door Van der Lugt ondertekend. Anders dan zij heeft aangevoerd is dit geen algemene voorwaarde, maar een tot bewijs bestemde onderhandse akte die tussen partijen dwingend bewijs oplevert, behoudens door de wederpartij te leveren tegenbewijs. Dit volgt overigens ook uit het door Van der Lugt aangehaalde arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2012. Van der Lugt heeft dat tegenbewijs niet aangeboden, zodat ervan uitgegaan moet worden dat Van der Lugt de AVA 92 heeft ontvangen. Zij kan daarom niet de nietigheid van deze voorwaarden inroepen.
3.540,00(2 punten × factor 1,0 × tarief € 1.770,00)