Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 november 2016,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 11 november 2020,
- de akte uitlating na mondelinge behandeling van de zijde van Floor Holding;
- de antwoordakte van de zijde van de Gemeente.
2.De verdere beoordeling
Inleiding
a) € 5.212.582,50 (waarde van de grond)
€ 5.928.035,--;
€ 715.452,50. Hierbij is enerzijds rekening gehouden met de veelal lastopleverende bestemming “actieve recreatie”, anderzijds met de bijzondere geschiktheid voor dit doel, nu naburige grond reeds in gebruik is t.b.v. van sportvelden c.a.;
doordatdie grond die bestemming niet heeft gekregen en dat zij de vrachtwagens en het materieel bijvoorbeeld elders had moeten stallen als de grond die bestemming wel had gekregen. Het lijkt er eerder op dat Floor Holding die grond als stalling heeft kunnen gebruiken
hoeweldeze grond de overeengekomen bestemming niet heeft gekregen. Het voordeel dat Floor Holding heeft gehad door dit gebruik van de grond als stalling is dus niet het gevolg van de gebeurtenis die ook de schade heeft veroorzaakt (artikel 6:100 BW). Voor zover de Gemeente dus een beroep doet op verrekening van voordeel doordat Floor Holding de grond als stalling heeft gebruikt, zal het om die reden worden verworpen.
1.Opdracht
3.Uitwerking van de schade op basis van de DCF methode
4.Resultaat van de berekening
€ 1.151.708,56 (...)