Uitspraak
[onder bewind gestelde]
1.De procedure
2.De beoordeling
2 februari 2021.
3 oktober 2020 -voor het geval het eerste ontslag op staande voet geen stand zou houden- nogmaals op staande voet ontslagen en daarbij aan de eerder genoemde grondslagen bedreiging toegevoegd. [onder bewind gestelde] betwist dat er sprake was van diefstal, werkweigering en bedreigingen.
€ 69,99 inclusief btw. Dat [onder bewind gestelde] hiervoor toestemming had wordt door [verwerende partij] betwist en door [onder bewind gestelde] op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit niet komt vast te staan. Dat geldt temeer nu uit de overgelegde gegevens ook niet blijkt dat er sprake is geweest van telefonisch contact tussen [onder bewind gestelde] en [verwerende partij] voorafgaande aan het gebruik van de ShellCard. [onder bewind gestelde] stelling dat een en ander is ingegeven door het feit dat hij geen geld had om een havenpas te kopen, overtuigt niet, te meer nu zo’n pas (slechts) € 20,00 kost. Door aldus te handelen heeft [onder bewind gestelde] het vertrouwen van [verwerende partij] beschaamd.
“Dan kan ik maandag ook niet weg”, “En ik heb niks aankomende dan is het klaar”en
“Heb ik niks dan rij ik ook niet”. Vervolgens schrijft [onder bewind gestelde] naar aanleiding van het verzoek van [verwerende partij] van
1 oktober 2020 om duidelijkheid te verstrekken over of hij maandag 5 oktober 2020 gaat werken op 2 oktober 2020
“Weet niet hoe het verder voor maandag echt gaat”en op
3 oktober 2020
“Weet nu nog niks hoe verder en ik kan ivm geen brandstof ook niet naar bochelt toe”.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verwerende partij] hieruit kunnen opmaken dat [onder bewind gestelde] bij het uitblijven van een voorschot niet zou gaan werken. De stelling van
1 en 2 oktober 2020 bij de salarisbetaling over september 2020 plaatsgevonden, maar heeft bij akte van 9 maart 2021 geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis en geen verweer gevoerd tegen de loonvordering. Uit de overgelegde loonstrook over september 2020 blijkt overigens ook niet dat daarin 1 en 2 oktober 2020 ook zijn meegenomen. Sterker nog, het bruto loon is even hoog als het loon over de overige maanden. Het verzoek wordt daarom in zoverre toegewezen. De daarover verzochte wettelijke verhoging van 50% wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit bedrag te matigen. Dat
[onder bewind gestelde] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven, maakt immers nog niet dat hij niet betaald hoeft te worden over de wel gewerkte dagen.
7:625 BW en de wettelijke rente over de periode dat het loon te laat betaald werd;
2 oktober 2020 ten bedrage van € 198,25 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW;