ECLI:NL:RBGEL:2021:2296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
8892856
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende aannemelijkheid van bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verwerende partij] door ATAG Nederland B.V. De werkgever, ATAG, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:669 lid 3 sub a BW, stellende dat de arbeidsplaats van [verwerende partij] om bedrijfseconomische redenen verviel. ATAG stelde dat de samenvoeging van afdelingen noodzakelijk was voor een doelmatige bedrijfsvoering en dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren voor [verwerende partij].

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat ATAG onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk sprake was van bedrijfseconomische redenen die het vervallen van de arbeidsplaats rechtvaardigden. De rechter merkte op dat er geen verifieerbare documenten waren die de reorganisatie ondersteunden en dat de argumenten van ATAG niet voldoende onderbouwd waren. Bovendien was er geen herplaatsingsgesprek gevoerd met [verwerende partij], wat in strijd was met de wettelijke verplichtingen van de werkgever.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en ATAG gelast om [verwerende partij] weer toe te laten tot het werk. Tevens werd ATAG veroordeeld in de proceskosten van [verwerende partij]. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van ontslagaanvragen op bedrijfseconomische gronden en de verplichtingen van werkgevers om herplaatsingsmogelijkheden te onderzoeken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8892856 \ HA VERZ 20-206 \ 520 \ 918
uitspraak van 26 januari 2021
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATAG Nederland B.V.
gevestigd te Arnhem
verzoekende partij
gemachtigde mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra
en
[verwerende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde Stichting Achmea Rechtsbijstand, t.a.v. mr. R.H. Jansen
Partijen worden hierna ATAG en [verwerende partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 23 november 2020 met producties;
- het verweerschrift van 29 december 2020 met producties;
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2021 mede inhoudende de pleitnotities van beide gemachtigden.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij] is op 1 maart 2017 bij ATAG in dienst getreden in de functie van
Manager Service Support, welke functienaam per 1 januari 2019 is gewijzigd in
Manager Operations Support, tegen een salaris van thans € 5.541,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In een directiememo van 13 december 2017 is onder meer het volgende opgenomen:
“Hierbij willen we jullie graag informeren dat met ingang van 1 januari 2018 [betrokkene1] , Klant & Procescoördinator, overgaat van de Commerciële binnendienst naar de afdeling Service Support. De afdeling Service Support houdt zich bezig met de analyse van data, het opbouwen, borgen en delen van kennis en alle mogelijke innovaties binnen de Service afdelingen. [betrokkene1] zal zoveel mogelijk projectmatig ondersteuning bieden aan het verbeteren van processen binnen de ATAG Benelux organisatie en blijft ook voor onze klanten gesprekspartner voor optimale procesafstemming. We denken dat de rol van [betrokkene1] goed tot zijn recht komt binnen de afdeling Service Support. (…)”
2.3.
In twee directiememo’s van 24 december 2018 is onder meer het volgende opgenomen:
“Hierbij willen we jullie graag informeren dat met ingang van 1 januari 2019 onderstaande zaken ten aanzien van de afdeling Service Support zullen veranderen.
De naam van de afdeling wordt Masterdata & Operations Support. Hiermee doet de naam meer eer aan de werkzaamheden en inzetbaarheid van de afdeling.
De afdeling Masterdata & Operations Support houdt zich bezig met invoer, beheer, analyse en kwaliteit van masterdata (Klant, Leverancier, Product) en het opbouwen, borgen en delen van kennen en ondersteunt daarbij diverse afdelingen in de organisatie. (…)
Het onderdeel Project- en Procesbeheersing, bestaande uit [betrokkene3] en [betrokkene1] , zal overgaan naar het nieuwe team van [betrokkene2] , waar ook Omruiladvies deel van uit gaat maken. (…)”
en
“Hierbij willen we jullie graag informeren dat met ingang van 1 januari 2019 onderstaande zaken ten aanzien van het Team Omruil zullen veranderen.
Het Team Omruil (…) wordt uit de Verkoop Binnendienst gehaald en onder gebracht bij het Team Omruil en Business Projects dat onder leiding komt van [betrokkene2] . Bij dit team zullen ook [betrokkene3] en [betrokkene1] aansluiten. (…)”
2.4.
In januari 2020 heeft er een MT-bijeenkomst plaatsgevonden in Gent. [verwerende partij] was hierbij aanwezig.
2.5.
In de ‘Minutes Board meeting’ van 17 maart 2020 staat onder meer het volgende:
“(…)
7. Status outcome interactive sessions MT-members Kick Off
Business reasons merge department
The workforce is checked critically for the following reasons: reducing salary costs, decreasing MT, objective from Hisense regarding span of control. The Strategic and the number of FTE’s that work within the department were examined. On the basis of this, it was decided at this time to merge the Exchange & Business Projects department with the Operations Support department. These departments are closest to each other in terms of the character of the department. HR is asked to work out the personnel consequences. (…)”
2.6.
Tijdens een gesprek op 27 mei 2020 heeft ATAG [verwerende partij] bericht dat haar afdeling zou worden samengevoegd met die van [betrokkene2] en dat haar functie zou komen te vervallen.
2.7.
Bij e-mailbericht van 17 juni 2020 heeft de ondernemingsraad van ATAG de manager HRM van ATAG, de heer N. [betrokkene4] , onder meer als volgt bericht:
“De ondernemingsraad vindt het samenvoegen van de afdeling B2C en Business Projects, met als gevolg dat er 1 manager overtollig is, geen aanleiding voor een formeel advies van de ondernemingsraad. De keuze tot samenvoegen van afdelingen, voor meer efficiency en daarmee het managementteam te stroomlijnen, is ook eerder besproken in het MT van januari jl. Hierbij zitten 2 leden van de OR. Informeren en beter nog bespreken met de OR is voor ons belangrijk. Advies in deze situatie sluit o.i. niet aan met de intentie van de WOR (art. 25).
Natuurlijk is het een vervelende situatie voor [verwerende partij] . Veelal liggen de sociale maatregelen die ATAG treft ruim boven de reguliere. Hier gelukkig ook. (…)”
2.8.
Op 26 mei 2020 heeft ATAG een aanvraag ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen voor [verwerende partij] ingediend bij het UWV. Zij heeft de gronden van haar verzoek op 17 juni 2020 aangevuld. Het UWV heeft bij brief van 23 juni 2020 aanvullende vragen aan ATAG gesteld. ATAG heeft deze vragen op 1 juli 2020 beantwoord. [verwerende partij] heeft op 27 augustus 2020 verweer gevoerd tegen de aanvraag van ATAG. ATAG heeft hierop een reactie aan het UWV gezonden, waarna [verwerende partij] op 10 september 2020 heeft gereageerd. Het UWV heeft bij beslissing van 24 september 2020 de gevraagde toestemming om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen geweigerd. Het UWV heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“(…)
Beoordeling
Werkgever baseert de ontslagaanvraag op bedrijfseconomische redenen, namelijk organisatorische of technologische veranderingen.
Het feit dat de ondernemingsraad de reorganisatie niet adviesplichtig vindt, nemen wij aan voor kennisgeving. Wij dienen de Ontslagregeling en de Uitvoeringsregels ontslag wegens bedrijfseconomische redenen toe te passen.
Vervallen van arbeidsplaatsen
Wij beoordelen of aannemelijk is dat structureel een of meer arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. De werkgever moet de onderneming zo kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn is verzekerd. Wij toetsen deze beslissing(en) dan ook met een zekere mate van terughoudendheid. Wel beoordelen wij of werkgever zich heeft verantwoord voor de genomen beslissing(en).
Het behoort tot de ondernemersvrijheid om de eigen onderneming te reorganiseren om te komen tot een doelmatige bedrijfsvoering. Echter, feitelijk gezien zijn er onvoldoende verifieerbare documenten waaruit de huidige reorganisatie blijkt. Er ligt geen reorganisatieplan dan wel andere concrete stukken die inzicht bieden in de plannen van werkgever om te komen tot een nieuwe aangepaste organisatie. De Chinese moedermaatschappij vindt kennelijk dat er kritisch gekeken moet worden naar de salariskosten, maar een verifieerbaar document hieromtrent hebben wij niet aangetroffen bij de ontslagaanvraag. In wezen is er slechts een uiterst bondig stukje uit een (Skype) directieoverleg van 16 maart 2020 dat de beslissing ondersteunt tot samenvoeging van de afdelingen.
Een ander klemt te meer dat werknemer van de 385 werknemers de enige werknemer is die voor ontslag wordt voorgedragen na de personele herschikking vanaf 27 mei 2020. De stellingname van werkgever dat zij voortdurend krimpen door onder meer pensionering van werknemers en het sluiten van vaststellingsovereenkomsten kunnen wij niet volgen, want werknemer maakt ons duidelijk dat in meerdere gevallen de arbeidsplaatsen aantoonbaar weer opgevuld zijn na vertrek van werknemers.
Wij volgen werknemer dat er met allerlei personen is geschoven en de selectieprocedure niet transparant is. Voor de positie van manager kennismanagement is geen vacature bekend gemaakt, maar er is wel een medewerker geplaatst. De huidige teamleider master data was eerder procescoördinator tot het moment van de ontslagaanzegging aan werknemer en partijen spreken elkaar tegen dat dit een nieuw gecreëerde positie zou zijn.
Volgens werknemer moeten de medewerkers na haar ontslagaanzegging op 27 mei 2020 vervolgens rapporteren aan de heer [betrokkene1] , hun nieuwe teamleider. Voor ons is onduidelijk waarom werknemer met haar capaciteiten niet in aanmerking is gekomen voor bijvoorbeeld deze functie.
Wij constateren dat er met diverse werknemers en taken geschoven is, onder meer naar functies waarvoor geen vacatures waren. Het gaat daarbij met name om teamleider/coördinatie functies. Wij vinden de door werkgever gemaakte keuzes om collega’s van werknemer op bepaalde posten te (her)plaatsen en tegelijkertijd werknemer -als enige werknemer- voor ontslag voor te dragen een ondoorzichtige gang van zaken.
Wij vinden daarom dat werkgever, gelet op de bestaande onduidelijkheden en ontbreken van verifieerbare documenten die ten grondslag liggen aan de reorganisatie, niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische redenen als gevolg waarvan de betreffende arbeidsplaats structureel komt te vervallen.
Daarom vinden wij dat werkgever de noodzaak voor het vervallen van de arbeidsplaats van werknemer niet aannemelijk heeft gemaakt.
Ten overvloede
Herplaatsing
Wij beoordelen of aannemelijk is dat werknemer niet, eventueel met scholing, kan worden herplaatst in een andere passende functie binnen de onderneming of groep.
De periode waarin de werkgever inspanningen moet verrichten om de werknemer te herplaatsen, begint vanaf het moment dat de werkgever weet dat de arbeidsplaats van werknemer komt te vervallen en eindigt na afloop van de, in de wet genoemde, redelijke herplaatsingstermijn.
Voor ons is leidend dat vanaf het moment dat de directie besloten heeft om de arbeidsplaats te schrappen zij dan mogelijke vacatures/herplaatsingsmogelijkheden acties moeten beoordelen om te bezien of degene wiens arbeidsplaats komt te vervallen wellicht op een vacante functie kan worden geplaatst. Dit wordt voorgeschreven door de Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen.
Wij stellen tevens vast dat werkgever heeft vermeld in het aanvraagformulier Bijlage C d.d. 17 juni 2020 dat er geen herplaatsingsgesprek is gevoerd met werknemer om afspraken te maken over andere passende functies binnen de onderneming. De stellingname van werkgever dat er geen functies/vacatures zijn op het niveau van werknemer (qua opleiding, kennis en vaardigheden) vinden wij onvoldoende overtuigend gemotiveerd door werkgever. Het ‘op voorhand kijken’ door werkgever of er passende functies zijn is uiteraard geen antwoord op de door ons gestelde concrete vraag waarom er geen herplaatsingsgesprek gevoerd is met werknemer.
Wij vinden het daarom niet aannemelijk dat herplaatsing van werknemer in een passende functie niet mogelijk is.
Eindoordeel
Wij vinden dat er geen redelijke grond voor het ontslag van werknemer is.
Beslissing
Wij weigeren werkgever hierbij toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. (…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
ATAGverzoekt de kantonrechter om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens het noodzakelijkerwijs vervallen van de arbeidsplaats van [verwerende partij] in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub a BW, met veroordeling van [verwerende partij] in de kosten van de procedure.
3.2.
ATAG legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij wegens bedrijfseconomische omstandigheden maatregelen heeft moeten treffen voor een doelmatige bedrijfsvoering. De concurrentie binnen de keukenapparatuurbranche is groot. ATAG wordt hierdoor continu gedwongen kritisch te kijken naar mogelijkheden tot efficiëntieverbetering en kostenbesparing. Vanuit de moederonderneming Hisense heeft ATAG de opdracht om kritisch te kijken naar de onderneming en waar mogelijk functies te schrappen. Zij heeft daarom kunnen en moeten besluiten de afdelingen Omruil & Business Projects en
Operations Support samen te voegen, met het verval van de arbeidsplaats van [verwerende partij] tot gevolg. De samenvoeging draagt bij aan een doelmatigere bedrijfsvoering, omdat het schrappen van de functie van [verwerende partij] leidt tot a) verlaging van de loonkosten, b) een verkleining van het managementteam en c) efficiëntieverbetering op de samengevoegde afdeling.
ATAG heeft de herplaatsingsmogelijkheden concernbreed onderzocht, maar heeft moeten concluderen dat er geen mogelijkheden zijn voor [verwerende partij] , ook niet na scholing. Nu de arbeidsplaats van [verwerende partij] is komen te vervallen en herplaatsing niet mogelijk is gebleken, dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden.
3.3.
[verwerende partij] betwist dat er sprake is van een bedrijfseconomische reden op grond waarvan haar arbeidsovereenkomst beëindigd dient te worden. Daar komt bij dat ATAG niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsverplichting. [verwerende partij] concludeert daarom primair tot afwijzing van het verzoek om haar arbeidsovereenkomst tot ontbinden en ATAG te gelasten tot wedertewerkstelling over te gaan. Subsidiair, voor het geval toch tot ontbinding wordt overgegaan, verzoekt zij om toekenning van de transitievergoeding inclusief het geldelijke bedrag dat de aan haar ter beschikking gestelde bedrijfsauto vertegenwoordigd, dan wel meer subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding voor het gemis van de bedrijfsauto.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.2.
In artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub a BW is bepaald dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
4.3.
Op grond van artikel 7:671b lid 1 sub b BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW indien de toestemming van het UWV is geweigerd.
4.4.
Uit de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31) volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij zijn beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. Deze (wettelijke) criteria zijn verwoord in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
23 april 2015 (Stcrt. 2015, 12685) tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (hierna: de Ontslagregeling). Op grond van de Ontslagregeling dient een werkgever aannemelijk te maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsuitvoering (paragraaf 2 van de Ontslagregeling). Tevens dient voldaan te zijn aan het afspiegelingsbeginsel indien sprake is van uitwisselbare functies (paragraaf 4 van de Ontslagregeling) en, tot slot, dient er geen mogelijkheid te zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met behulp van scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming (paragraaf 3 van de Ontslagregeling).
4.5.
Vooropgesteld wordt dat het een werkgever vrij staat om voor een bepaalde bedrijfsvoering en inrichting van zijn onderneming te kiezen, ook als dat leidt tot een organisatieverandering met verlies van arbeidsplaatsen. Bij de toetsing van die keuze past dan ook een zekere mate van terughoudendheid, maar de werkgever moet zich wel voor zijn keuze verantwoorden door de bedrijfseconomische reden voor in casu het structureel laten vervallen van een arbeidsplaats aannemelijk te maken.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat ATAG, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [verwerende partij] , een en ander onvoldoende heeft onderbouwd.
Elke onderbouwing van haar stelling dat zij vanuit Hisense de opdracht heeft om functies te schrappen ontbreekt immers. Daar komt nog bij dat enig inzicht in dan wel enige onderbouwing van het proces (bestaande uit “interactieve sessies” van MT leden) dat heeft geleid tot het besluit de afdelingen Omruil & Business Projecs en Operational Support samen te voegen, ontbreekt. Dat de samenvoeging van deze afdelingen tot een doelmatiger bedrijfsvoering leidt is door [verwerende partij] gemotiveerd weersproken en evenmin op enige wijze onderbouwd. Voor zover ATAG stelt dat er door de samenvoeging geen bilateraal overleg meer gevoerd hoeft te worden, heeft [verwerende partij] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat een dergelijk overleg voorheen ook niet aan de orde was, terwijl zij eveneens onweersproken heeft gesteld dat de voorheen verschillende teams nog steeds los van elkaar functioneren en hun eigen overleggen hebben. Dat door de samenvoeging van de afdelingen sprake is van een efficiëntieverbetering, zoals door ATAG aan haar verzoek ten grondslag gelegd, is dan ook niet gebleken. Dat sprake is van een verkleining van het managementteam (met één persoon) moge zo zijn, maar dat dit maakt dat het managementteam slagvaardiger is, zoals ATAG stelt, is evenmin onderbouwd. Dit wordt door [verwerende partij] weersproken en komt de kantonrechter, gelet op de beperkte verkleining (van 32 naar 31 personen in het managementteam) ook niet aannemelijk voor. Het enkele feit dat het schrappen van de functie van [verwerende partij] leidt tot een verlaging van de loonkosten maakt nog niet dat daarmee sprake is van de noodzaak tot bedrijfsreorganisatie.
4.7.
De kantonrechter acht op grond van het voorgaande de door ATAG genoemde bedrijfseconomische reden onvoldoende aannemelijk. Het verzoek tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wordt daarom afgewezen. De overige stellingen en verweren ten aanzien van de ontbinding en de gevolgen daarvan behoeven daarom geen nadere bespreking.
4.8.
Nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, dient ATAG [verwerende partij] toe te laten tot het werk. De verzochte wedertewerkstelling wordt daarom toegewezen.
4.9.
ATAG wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
5.2.
gelast ATAG tot wedertewerkstelling van [verwerende partij] over te gaan;
5.3.
veroordeelt ATAG in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verwerende partij] begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.