ECLI:NL:RBGEL:2021:2282

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
9117003 \ VV EXPL 21-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en rechtsgeldige opzegging in kort geding tussen werkneemster en Stichting Kans & Kleur

In deze kort gedingprocedure vorderde een werkneemster, die als bestuurder werkzaam was bij de Stichting Kans & Kleur, haar loon en wedertewerkstelling na een geschil over de rechtsgeldigheid van haar opzegging. De kantonrechter oordeelde dat voorshands onvoldoende aannemelijk was dat er sprake was van een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster had op 14 december 2020 aangegeven dat zij zich niet in staat voelde haar functie te vervullen, maar de kantonrechter concludeerde dat haar uitlatingen niet als een definitieve opzegging konden worden opgevat. De rechter benadrukte dat de werkgever zich met redelijke zorgvuldigheid moet vergewissen van de werkelijke bedoeling van de werknemer. De kantonrechter wees de vordering tot wedertewerkstelling af, omdat de werkneemster zelf geen reële mogelijkheid zag om haar werkzaamheden te hervatten. De vordering tot loonbetaling werd toegewezen, omdat de werkgever gehouden was het loon door te betalen, gezien de onduidelijkheid over de opzegging. De proceskosten werden toegewezen aan de werkneemster, omdat Kans & Kleur grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9117003 \ VV EXPL 21-19 \ 610 \ 41245
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. F.J.J.M. Janssen en mr. A.F. de Koning,
tegen
de stichting
De Stichting Samenwerkingsstichting Kans & Kleur,
gevestigd te Wijchen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.S.C. Bos.
Partijen worden hierna [werkneemster] en Kans & Kleur genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de brief van 1 april 2021 met productie A van mr. Bos
- de e-mail namens mr. Janssen van 7 april 2021 met als bijlage een e-mail van mr. Bos dat Kans & Kleur vrijwillig zal verschijnen
- de brief van 7 april 2021 met producties B tot en met D van mr. Bos
- de mondelinge behandeling van 8 april 2021, mede inhoudende de pleitnotities van
mr. Janssen en mr. Bos.
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden voor overleg tussen partijen. Op 21 april 2021 heeft de gemachtigde van Kans & Kleur te kennen gegeven dat partijen geen overeenstemming over een minnelijke regeling hebben bereikt. De gemachtigden van [werkneemster] hebben vervolgens verzocht de zaak nog langer aan te houden. Nu echter ter zitting is afgesproken dat, indien na twee weken geen overeenstemming is bereikt, een vonnis zal volgen, heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In de onderhavige kort gedingprocedure zijn de volgende feiten van belang.
2.2.
Kans & Kleur is verantwoordelijk voor het verzorgen van het onderwijs op alle basisscholen in de gemeente Wijchen.
2.3.
De raad van toezicht van Kans & Kleur (hierna: RvT) benoemt [werkneemster] met ingang van 1 augustus 2020 tot statutair bestuurder van Kans & Kleur. Tevens sluiten partijen met ingang van diezelfde datum een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (1 jaar), waarbij [werkneemster] bij Kans & Kleur in dienst treedt als voorzitter van het college van bestuur. Haar salaris bedraagt € 7.760,-- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en een eindejaarsuitkering van 6,3%. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Bestuurders PO 2020 van toepassing.
2.4.
Medio oktober 2020 blijkt dat een reorganisatie van Kans & Kleur noodzakelijk is waarbij een reductie van 34 fte moet worden gerealiseerd. Aan het einde van het jaar blijkt dat dit aantal moet worden bijgesteld naar 50 fte.
2.5.
Op 12 december 2020 ontvangt [werkneemster] een e-mail over de voorlopige en definitieve begroting 2021 van Kans & Kleur. In deze e-mail schrijft de RvT onder andere dat de taakstelling inhoudt dat vanaf augustus 2021 met zogenoemde nul-begroting moet worden gewerkt.
2.6.
Op 14 december 2020 neemt [werkneemster] telefonisch contact op met de voorzitter van de RvT, [naam] (hierna: [voorzitter RvT] ). ’s-Avonds vindt een gesprek plaats tussen [werkneemster] en [voorzitter RvT] en [naam] (vicevoorzitter van de RvT, hierna: [vicevoorzitter RvT] ) bij [werkneemster] thuis. Na dit gesprek meldt [werkneemster] zich telefonisch af bij de voorzitter van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (hierna: GMR) voor de op diezelfde avond geplande begrotingsvergadering met de GMR.
2.7.
In zijn verslag van het gesprek op 14 december 2020 tussen [werkneemster] en [voorzitter RvT] en [vicevoorzitter RvT] (vastgelegd per e-mail op 17 december 2020) schrijft [voorzitter RvT] onder meer:
“Afgelopen maandag, hebben [vicevoorzitter RvT] en ik jou gesproken. Je gaf in dat gesprek aan, het liefst zelfs per direct, te willen stoppen als bestuurder van Kans&Kleur. Die aankondiging was en is verrassend, ook voor de andere leden van de RvT.
De reden die jij daarvoor aangaf is dat tijdens de vergadering van de auditcommissie van donderdag 10 december andere cijfers werden gepresenteerd dan in eerdere documenten en dat de geraamde fte-reductie hoger bleek of leek te zijn dan eerder berekend. Dit was voor jou, zoals je aangaf, een grote verrassing. Jij hebt hierdoor geen vertrouwen meer in de kwaliteit van informatievoorziening vanuit de afdelingen control en HRM. Jij ervaart daardoor onvoldoende basis om als bestuurder je taken uit te kunnen voeren. Hierbij speelt mee dat je jezelf niet voldoende bekwaam voelt om op dit moment je functie te continueren. Tevens speelt nadrukkelijk mee dat de opdracht als bestuurder een andere is dan jij je had voorgesteld op basis van de informatie die je o.a. van de RvT tijdens de sollicitatieprocedure en bij jouw start had ontvangen. Tevens gaf je aan dat jouw kwaliteiten op een ander gebied liggen dan wat er volgens jou nu nodig is.
Tijdens voornoemd gesprek hebben we benadrukt dat de RvT alle vertrouwen heeft in jou als bestuurder, ook al is de situatie ander dan jouw verwachtingen. In dat kader hebben wij een aantal opties besproken om je als bestuurder te ondersteunen bij het realiseren van de opdracht, bijvoorbeeld door een andere controller aan te stellen of naast jou een interim-bestuurder tijdelijk te plaatsen met een specifieke opdracht. Ook hebben we jou voorgesteld om een time-out te nemen, zodat je deze week en de kerstvakantie tijd en rust kan nemen om voor jezelf de balans op te maken. Jij gaf aan dat dit voor jou geen haalbare opties zijn omdat je niet meer de energie kunt opbrengen om je taken als bestuurder te kunnen uitoefenen.
Om die reden hebben we een aantal afspraken gemaakt. Hieronder geef ik deze puntsgewijs weer.
  • Jij blijft ‘gewoon’ in functie en wij zullen op zo kort mogelijke termijn op zoek gaan naar een interim-bestuurder. Daarbij handel je in ieder geval de noodzakelijke verplichtingen af. Alle rechten en plichten inzake je arbeidsovereenkomst blijven van kracht tot het moment dat er nadere afspraken zijn gemaakt. Wij rekenen op jouw professionaliteit.
  • We gaan intern en extern jouw besluit pas communiceren op het moment dat we hierover nadere afspraken hebben gemaakt, in aanwezigheid van de jurist van jou en van ons. Tot dan geldt absolute radiostilte hierover, in- en extern. Wij willen, mede op basis van advies van onze jurist – een zorgvuldig proces bewandelen.
  • Jij informeert de GMR dat de situatie zeer serieus is en hun inbreng serieus wordt genomen. Jij acht je echter niet voldoende in staat om het goede gesprek deze week te voeren, en derhalve opteert voor een gesprek eind december met de GMR. Dit geeft ons beiden tijd om volgende week nadere afspraken te maken en kunnen alsdan bezien welke afspraken richting de GMR gemaakt kunnen worden.
Aanstaande maandag is er een overleg met jou en de remuneratiecommissie gepland in aanwezigheid van jouw juridisch adviseur en onze juridisch adviseur. Dan wordt naar verwachting gestart met het maken van afspraken over de wijze waarop de samenwerking beëindigd gaat worden. Tevens is het voorstel om dan ook afspraken te maken over het vervolgproces.(…)”
2.8.
Op 14 december 2021 ontvangt [werkneemster] ’s-avonds een WhatsApp bericht van [naam] (lid van de RvT van Kans & Kleur, hierna: [lid 1 RvT] ), waarin hij schrijft: “
Dag [werkneemster] , ik krijg net het bericht door dat je stopt bij Kans en kleur. Ik snap je besluit helemaal en respecteer het ook. Het was en is dan ook een knal lastige opdracht waar jij voor stond.(…)
[werkneemster] reageert als volgt: “
Het is een enorme teleurstelling voor me dat ik dit besluit moet gaan nemen. Het doet me heel veel. De opdracht en de gevolgen die dat gaat hebben zijn zo niet waar ik voor kwam.(…)
2.9.
Op 15 december 2020 mailt [werkneemster] een voorstel voor een intern communicatiebericht over de ontstane situatie aan [voorzitter RvT] , waarin zij onder meer schrijft:
“(…)
De opdracht die er bleek te liggen en wat dat van mij vroeg, was dan ook heel anders dan het beeld dat ik hier vooraf bij had. Ik ben nu in overleg met de Raad van Toezicht over de gevolgen van deze constatering voor de uitvoering van mijn functie als bestuurder. Zodra de conclusies daarvan bekend zijn zal ik die met jullie delen. Tot dat moment heb ik met de Raad van Toezicht afgesproken dat ik belast blijf met de afhandeling van de dagelijkse gang van zaken en dat we op dit moment een pas op de plaats maken daar waar het gaat om het proces in de wtf reductie van de organisatie.”
De RvT geeft [werkneemster] vervolgens te kennen dat zij nog niets wil communiceren.
2.10.
[naam] (lid van de RvT, hierna: [lid 2 RvT] ) mailt op 15 december 2020 aan [werkneemster] :

Beste [werkneemster] ,
[voorzitter RvT] heeft gisteravond de leden van de RvT bijgepraat over je besluit om Kans & Kleur te verlaten. Ontzettend jammer, want ondanks het feit dat je zelf aangeeft nog niet helemaal toegerust te zijn voor financiële vraagstukken heb je het ontzettend goed opgepakt. Uiteraard respecteren we je keuze.
[lid 1 RvT] en ik willen op korte termijn een afspraak met je inplannen om te bespreken hoe we de komende tijd met elkaar af kunnen ronden.(…)
2.11.
Op 16 december 2020 spreken [werkneemster] en [voorzitter RvT] met elkaar. Later die dag meldt [werkneemster] zich ziek. In haar ziekmelding (gericht aan [voorzitter RvT] ) schrijft zij onder andere:
“Ons gesprek van vanmiddag heb ik op mij laten inwerken. Het gegeven dat nu niet gecommuniceerd gaat worden, betekent feitelijk het handhaven van de huidige situatie waarbij de druk van uit de organisatie alleen maar toeneemt, terwijl ik niet open en eerlijk kan communiceren. Dit leidt tot bijzonder veel spanning. In deze situatie voel ik mij dan ook niet meer in staat om invulling te geven aan mijn bestuurlijke rol en kan ik de daarbij horende verantwoordelijkheid dan ook niet dragen. Ik meld mij bij deze dan ook ziek.(…)”
[werkneemster] zegt de naar 18 december 2020 verplaatste begrotingsvergadering met de GMR af en meldt zich voor het directeurenoverleg af via een bericht in de WhatsApp-groep.
2.12.
Na 18 december 2020 verloopt het contact via de gemachtigden van partijen. In het verslag van hun gesprek op 21 december 2020 (opgesteld per e-mail van 22 december 2020 door de toenmalige gemachtigde van Kans & Kleur, gericht aan de gemachtigde van [werkneemster] ) is onder meer het volgende opgenomen:

(…)
3)
Omdat uw cliënte zich voor een gepland overleg via een Appbericht afmeldde, onder verwijzing naar haar ziekmelding bij de RvT, leidde dat tot de nodige reacties, niet alleen van de GMR en het directeurenoverleg.
Mede als gevolg hiervan is binnen een week, de situatie ook in die zin voor de RvT gekanteld dat de bestuurder niet langer kan aanblijven cq terugkeren in haar functie. Gekanteld, omdat dit voor de RvT nog geen week geleden ondenkbaar was.
4)
De RvT is voornemens om op zo kort mogelijke termijn een interim-bestuurder te benoemen.
5)
De RvT is bereid om op korte termijn te overleggen over een oplossing, die recht doet aan de (door uw cliëntes besluit) ontstane situatie.(…)
2.13.
In reactie hierop mailt de gemachtigde van [werkneemster] op 31 december 2020 onder meer:
“(…) In reactie op de veronderstelling in uw mail dat de ontstane situatie is ontstaan door het besluit van mijn cliënte hecht mijn cliënte eraan hierin wel een nuance aan te brengen. De reden dat mijn cliënte op 14 december 2020 heeft aangegeven op dat moment de bestuurlijke verantwoordelijkheid niet meer te kunnen dragen is gelegen in het feit dat zij volkomen onverwacht de verantwoordelijkheid kreeg voor het realiseren van een alsmaar toenemende reductie van het aantal formatieplaatsen en daarbij onvoldoende grip op de situatie kon krijgen door het ontbreken van goede ondersteuning vanuit de controller en HRM.
(…)
Nu een terugkeer naar het oordeel van de raad van toezicht niet meer tot de mogelijkheden behoort heeft mijn cliënte nagedacht over een oplossing en komt zij tot het onderstaande voorstel. Daarbij is rekening gehouden met het gegeven dat mijn cliënte een arbeidsovereenkomst heeft voor bepaalde duur waarin niet is voorzien in een tussentijdse opzegmogelijkheid. (…)”
2.14.
Op 24 december 2020 concludeert de bedrijfsarts dat [werkneemster] op dat moment niet in staat is haar werkzaamheden uit te voeren. De klachten liggen volgens de bedrijfsarts niet op het medische vlak, maar worden veroorzaakt door spanningen op het werk. Hij adviseert Kans & Kleur om geen ziekteverlof toe te kennen, maar een andere vorm van vrijstelling van arbeid. Daarnaast schrijft de bedrijfsarts in zijn rapportage onder meer:
“De problemen binnen de stichting én het herstel van [werkneemster] verdragen geen uitstel van de onderlinge communicatie. [werkneemster] is op dit moment zelf niet in staat om het gesprek op een constructieve manier te voeren. Daarom heb ik haar geadviseerd om zich te laten vertegenwoordigen door haar jurist in het overleg met haar leidinggevende.”
2.15.
Vanaf haar ziekmelding op 16 december 2020 verricht [werkneemster] geen werkzaamheden meer voor Kans & Kleur. Op 4 januari 2021 neemt een interim-bestuurder haar bestuurstaken over.
2.16.
In zijn e-mail van 4 januari 2021 schrijft de (voormalig) gemachtigde van Kans & Kleur onder meer aan de gemachtigde van [werkneemster] :
“(…)
Het gegeven dat uw cliënte de nadrukkelijk door de RvT aangeboden opties ter ondersteuning -zie hierboven- van de hand wees en wenst te defungeren als bestuurder, heeft cliënte te accepteren. Doch dat betekent ook dat uw cliënte de consequenties daarvan heeft te aanvaarden; statutair en arbeidsrechtelijk.
Cliënte is nog steeds bereid het door uw cliënte gewenste vertrek te faciliteren maar dan wèl onder de voorwaarde dat uw cliënte daarbij deze consequenties aanvaardt, zich rekenschap geeft van haar eigen verantwoordelijkheid en daaraan bijdraagt.
Concreet betekent dit - op hoofdlijnen - een vrijstelling van maximaal 3 maanden (einddatum 31.03.2021), zodat uw cliënte tijd en gelegenheid heeft zich te oriënteren op een passend vervolg op haar loopbaan elders. Dit betekent tevens dat uw cliënte volledig meewerkt aan de ontheffing van de herbenoemingsplicht en de noodzakelijke formaliteiten in de richting van het Participatiefonds.
Voor het geval uw cliënte daartoe niet bereid gevonden kan worden, ligt het in lijn der verwachtingen dat de verdere besluitvorming van de RvT zal tenderen naar de situatie waarbij uw cliënte (tot aan de overeengekomen einddatum) de inmiddels benoemde interim-bestuurder zal bijstaan e/o zal ondersteunen.(…)
2.17.
De gemachtigde van Kans & Kleur geeft op 26 januari 2021 aan (de gemachtigde van) [werkneemster] te kennen dat er met ingang van 1 februari 2021 geen loon meer zal worden betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[werkneemster] vordert kort gezegd bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kans & Kleur te veroordelen:
I. [werkneemster] binnen 48 uur na het te wijzen vonnis toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag(deel) dat Kans & Kleur in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
II. tot betaling aan [werkneemster] van het salaris van € 7.760,-- bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 1 februari 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
III. tot betaling aan [werkneemster] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [werkneemster] kort gezegd dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Zij wil haar werkzaamheden hervatten en heeft recht op doorbetaling van haar loon, evenals de inmiddels verschuldigde wettelijke rente. Ook maakt [werkneemster] aanspraak op de wettelijke verhoging.
3.3.
Kans & Kleur voert gemotiveerd verweer en concludeert kort gezegd:
I. Primair:
de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten;
II. Subsidiair:
a. de vordering onder II. af te wijzen over de periode van 1 februari 2021 tot 3 maart 2021;
b. de vordering onder III. te matigen tot nihil, dan wel tot een in goede justitie te bepalen bedrag;
c. ten aanzien van de gevorderde dwangsom onder I: deze af te wijzen, dan wel pas in te laten gaan als de vertrouwensbreuk na mediation is hersteld en Kans & Kleur desondanks [werkneemster] niet toelaat binnen veertien dagen na het positief afronden van de mediation, dan wel te bepalen dat de dwangsom pas verschuldigd is met ingang van 14 dagen na betekening van het vonnis,
in alle gevallen de dwangsommen te matigen tot € 50,-- per dag, met een maximum van € 5.000,--;
III. de vordering onder IV. af te wijzen;
IV. [werkneemster] in de proceskosten en de nakosten te veroordelen, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen van af de datum van het vonnis, dan wel van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.4.
Kans & Kleur voert samengevat aan dat op 14 december 2020 sprake is geweest van een duidelijke en ondubbelzinnige, op beëindiging gerichte wilsuiting van [werkneemster] . Hierdoor is [werkneemster] gebonden aan haar opzegging en is de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2021 geëindigd. Subsidiair voert Kans & Kleur aan dat het niet werken voor rekening en risico van [werkneemster] komt. Daarnaast ontbreekt bij [werkneemster] de daadwerkelijke bereidheid om de bedongen functie in volle omvang te verrichten. Bovendien is geen sprake van spoedeisend belang ten aanzien van de wedertewerkstelling, aangezien [werkneemster] al geruime tijd geen werkzaamheden meer verricht. De gevorderde dwangsommen dienen afgewezen, dan wel gematigd te worden, aldus Kans & Kleur.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang van de loonvordering
4.1.
Gebleken is dat [werkneemster] voor haar levensonderhoud afhankelijk is van haar inkomsten uit arbeid. Nu zij niet op een andere manier in haar levensonderhoud kan voorzien is de spoedeisendheid van de loonvordering gegeven.
Is rechtsgeldig opgezegd?
4.2.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.3.
De vraag die allereerst beantwoord moet worden is of sprake is van een rechtsgeldige opzegging door [werkneemster] . Voor het aannemen van een opzegging door de werknemer, die verder vormvrij is, is een duidelijke en ondubbelzinnige wilsuiting, gericht op definitieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst vereist. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor hem kan hebben, zoals het verloren gaan van de mogelijkheid zich op ontslagbescherming te beroepen en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving, met name een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden moet de werkgever zich er met redelijke zorgvuldigheid van vergewissen dat de werknemer inderdaad beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft beoogd. De vraag in hoeverre op een werkgever een onderzoeksplicht rust ter zake van de werkelijke bedoeling van de mededelingen of gedragingen van de werknemer waaruit de werkgever een opzegging heeft menen te mogen afleiden, kan slechts worden beantwoord in het licht van de omstandigheden en is daarmee sterk verweven met de feiten. Onder omstandigheden kan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat de werkgever, hoezeer hij ook de desbetreffende mededelingen of gedragingen heeft opgevat en heeft mogen opvatten als een ontslagname, de werknemer daaraan houdt, indien niet aan de zijde van de werkgever sprake is van (relevant) nadeel. Dit zal in het bijzonder het geval zijn indien de werknemer, toen hij deze uitingen deed, niet in staat was zijn wil te bepalen, omdat hij toen in een hevige gemoedsbeweging verkeerde of handelde onder de invloed van een stoornis van zijn geestvermogens.
4.4.
[vicevoorzitter RvT] heeft ter zitting verklaard dat [werkneemster] op 14 december 2020 heeft gezegd dat zij “niet meer wil” en “de opdracht teruggeeft”. [werkneemster] stelt zelf echter dat zij letterlijk heeft gevraagd of zij “vrijgesteld kon worden van haar taken en verantwoordelijkheden”.
De financiële situatie van Kans & Kleur en haar verantwoordelijkheid daarin leidde volgens [werkneemster] tot zodanige spanningen bij haar dat zij de situatie op dat moment niet meer overzag en zich niet bekwaam genoeg voelde haar werkzaamheden op een juiste wijze uit te voeren. Door tijdelijk van haar werkzaamheden vrijgesteld te zijn, zou zij weer tot rust kunnen komen om daarna in overleg met Kans & Kleur te bekijken hoe zij weer invulling aan haar taken als bestuurder kon geven. Verder heeft [werkneemster] ter zitting verklaard: “Dinsdag besefte ik me pas dat ze het totaal anders interpreteerden. Natuurlijk zeg ik mijn droombaan niet op. Ik wilde even rust en bezinning
.” En: “Achteraf gezien had ik me op 10 december (
toevoeging kantonrechter: de dag van het directieberaad waarin duidelijk werd dat er geen reductie van 34, maar van 50 fte moest plaatsvinden) moeten ziekmelden.”
4.5.
Hoewel in deze procedure niet is komen vast te staan wat [werkneemster] in het telefoongesprek met [voorzitter RvT] en later in het gesprek met [voorzitter RvT] en [vicevoorzitter RvT] bij [werkneemster] thuis precies heeft gezegd kan op basis van de thans voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter zitting niet zonder meer worden aangenomen dat de wil van [werkneemster] erop was gericht haar dienstverband definitief te beëindigen. Kans & Kleur voert aan dat [werkneemster] in ieder geval iets heeft gezegd dat zou moeten resulteren in het niet langer hoeven verrichten van de bedongen werkzaamheden. Niet onaannemelijk is echter dat de wil van [werkneemster] , zoals zij zelf stelt, erop was gericht om tijdelijk haar werkzaamheden niet te hoeven verrichten c.q. tijdelijk van haar werkzaamheden vrijgesteld te worden. Het is goed voorstelbaar dat [werkneemster] zich in een situatie van overspannenheid op 14 december 2020 tot [voorzitter RvT] heeft gewend en zich heeft uitgesproken in bewoordingen die door Kans & Kleur als een opzegging zijn aangenomen. Niet onaannemelijk is dat zij verkeerde in een dermate hevige gemoedstoestand dat zij zich die dag in wat sterkere bewoordingen heeft uitgedrukt, niet heeft nagedacht over de precieze formulering en zich op dat moment niet goed heeft gerealiseerd wat de gevolgen van deze bewoordingen zouden (kunnen) zijn. Dit sluit ook aan bij de verklaring van [voorzitter RvT] (overgelegd door Kans & Kleur als productie C), waarin hij onder meer verklaart: “
Op dinsdag 15 december heb ik een concept-communicatiebericht ontvangen van [werkneemster] . In dit bericht bleek dat [werkneemster] niet de stevige woorden gebruikte zoals zij die maandag had uitgesproken. Ik heb hierover gebeld en gesproken over het bericht. Daarbij merkte ik dat [werkneemster] op de achtergrond geadviseerd en ondersteunt door haar man een andere toon aansloeg. Ik voelde een bepaalde afstand en verwijdering die ik maandagavond niet voelde.”
4.6.
Kans & Kleur heeft er nog op gewezen dat [werkneemster] niet eerder dan op 4 januari 2021 (bij monde van haar gemachtigde) te kennen heeft gegeven dat het niet klopt dat zij heeft aangegeven te willen stoppen als bestuurder. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van [werkneemster] en de lopende onderhandelingen tussen partijen acht de kantonrechter het echter onredelijk om het nalaten van het rectificeren van een zin in een gespreksverslag aan [werkneemster] tegen te werpen, zeker gezien de verstrekkende gevolgen van het vrijwillig beëindigen van een dienstverband door de werknemer.
4.7.
Ook al zou Kans & Kleur de mededelingen en gedragingen van [werkneemster] op en rond 14 december 2020 hebben mogen opvatten als een ontslagname, is het nog maar de vraag of het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is als zij [werkneemster] daaraan houdt. Hierbij acht de kantonrechter tevens van belang dat [voorzitter RvT] in zijn verslag van het gesprek van 14 december 2020 schrijft dat partijen hebben afgesproken dat “alle rechten en plichten inzake de arbeidsovereenkomst van [werkneemster] van kracht blijven tot het moment dat er nadere afspraken zijn gemaakt”. Na 18 december 2020 hebben de gemachtigden van partijen overleg gevoerd over de invulling van die nadere afspraken. Zij zijn echter niet tot elkaar gekomen. Ook daaruit kan de conclusie worden getrokken dat de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt. Bovendien schrijft de gemachtigde van Kans & Kleur op 4 januari 2021 aan de gemachtigde van [werkneemster] dat in het geval [werkneemster] niet akkoord gaat met het door Kans & Kleur gedane beëindigingsvoorstel, het “in lijn der verwachtingen (toevoeging kantonrechter: ligt) dat de verdere besluitvorming van de RvT zal tenderen naar de situatie waarbij uw cliënte (tot aan de overeengekomen einddatum) de inmiddels benoemde interim-bestuurder zal bijstaan e/o zal ondersteunen.” Blijkbaar hield Kans & Kleur op dat moment zelf nog rekening met de mogelijkheid dat [werkneemster] in dienst bleef tot de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen einddatum en op een andere wijze invulling zou geven aan haar dienstverband (namelijk door het ondersteunen van de interim-bestuurder). Pas bij brief van 26 januari 2021 heeft Kans & Kleur zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een opzegging en dat de arbeidsovereenkomst daardoor per 1 februari 2021 eindigt.
4.8.
Op basis van voorgaande overwegingen is naar het oordeel van de kantonrechter in het kader van deze kort gedingprocedure voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Nader feitenonderzoek en wellicht nadere bewijsvoering is nodig om te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldige opzegging, mede gelet op de grote gevolgen daarvan voor [werkneemster] als werknemer en de strenge maatstaf die de Hoge Raad hierbij hanteert. Daarvoor leent deze kort gedingprocedure zich niet. Nader feitenonderzoek en nadere bewijsvoering horen thuis in een bodemprocedure, die Kans & Kleur overigens reeds aanhangig heeft gemaakt.
De wedertewerkstelling
4.9.
Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter er in het kader van de onderhavige kort gedingprocedure van uit dat de arbeidsovereenkomst van [werkneemster] voortduurt. [werkneemster] heeft dan ook het recht en de plicht om haar werkzaamheden te verrichten. Ter zitting heeft [werkneemster] echter erkend dat zij zelf, net als Kans & Kleur, op dit moment geen reële mogelijkheid ziet om haar werkzaamheden te hervatten, mede gezien de vertrouwensbreuk tussen haar en de RvT en de voorzitter van de GMR. In deze omstandigheden zal de kantonrechter de vordering tot wedertewerkstelling wegens gebrek aan belang afwijzen.
De loondoorbetaling
4.10.
Op grond van artikel 7:628 lid 1 BW is de werkgever verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, behoudens voor zover de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De bewijslast ligt hierbij op de schouders van de werkgever.
4.11.
Kans & Kleur voert aan dat bij [werkneemster] de bereidheid ontbreekt, althans in ieder geval in de periode van 1 februari 2021 tot 3 maart 2021 heeft ontbroken, om de bedongen arbeid te verrichten, omdat zij pas op 3 maart 2021 bij monde van haar gemachtigde te kennen heeft gegeven bereid te zijn haar werkzaamheden te hervatten.
4.12.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is ter zitting gebleken dat partijen het erover eens zijn dat, zonder een geslaagde mediation dan wel nader overleg, [werkneemster] haar werkzaamheden niet zonder meer kan hervatten. Dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de wijze waarop [werkneemster] haar werkzaamheden al dan niet zou hervatten, ligt niet uitsluitend of in hoofdzaak bij [werkneemster] . Dit betekent dat Kans & Kleur als werkgever vooralsnog gehouden is het loon van [werkneemster] door te betalen. Ten aanzien van de periode tussen 1 februari en 3 maart 2021 ziet de kantonrechter geen reden om tot een andersluidend oordeel te komen, zodat Kans & Kleur alsnog ook het loon over die periode moet betalen.
4.13.
De kantonrechter ziet reden de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Kans & Kleur was en is immers in de veronderstelling dat zij niet gehouden is het loon te betalen, omdat zij uitgaat van een rechtsgeldige opzegging door [werkneemster] . Aangezien in het kader van een bodemprocedure nog nader moet worden onderzocht of sprake is van een rechtsgeldige opzegging acht de kantonrechter het niet redelijk Kans & Kleur te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging.
4.14.
De wettelijke rente over de loonbetalingen als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen als gevorderd, aangezien Kans & Kleur het loon vanaf februari van dit jaar niet heeft betaald en daardoor in verzuim verkeert.
De proceskosten
4.15.
Kans & Kleur wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Nu de dagvaarding niet aan Kans & Kleur is betekend, omdat Kans & Kleur heeft toegezegd vrijwillig te verschijnen, bestaan de proceskosten uit het griffierecht van € 85,-- en het salaris voor de gemachtigde van € 747,--.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Kans & Kleur tot betaling aan [werkneemster] van het salaris van € 7.760,-- bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 1 februari 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Kans & Kleur in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werkneemster] vastgesteld op € 85,-- aan griffierecht en € 747,-- aan salaris voor de gemachtigde
;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma op 6 mei 2021.