ECLI:NL:RBGEL:2021:2257

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
5 mei 2021
Zaaknummer
C/05/386620 / KG ZA 21-123
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van kinderen op school na echtscheiding

In deze zaak vordert de moeder vervangende toestemming van de voorzieningenrechter om haar kinderen, [kind 1] en [kind 2], in te schrijven op basisschool [school 1] in [plaats 2]. De vader weigert zijn schriftelijke toestemming te geven, ondanks herhaald verzoek van de moeder. De moeder heeft de echtelijke woning verlaten en woont nu in [plaats 2], wat de reisafstand naar de oude school in [plaats 1] praktisch onhaalbaar maakt. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en het is in hun belang om in de nabijheid van hun nieuwe woonomgeving naar school te gaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de feitelijke situatie leidend is. De vader heeft geen argumenten aangedragen dat [school 1] geen goede school zou zijn voor de kinderen. De voorzieningenrechter wijst de subsidiaire vordering van de moeder toe en verleent vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op [school 1]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Familie en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386620 / KG ZA 21-123
Vonnis in kort geding van 16 april 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
eiser,
advocaat mr. M. Ünalan te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Usanmaz te Arnhem.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling, waar de ouders met hun advocaten zijn verschenen;
  • de pleitnota van de zijde van de vader.
1.2.
Er is geen vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugd Veilig Verder verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van de ouders zijn vijf nog minderjarige kinderen geboren. Deze procedure gaat over de jongste twee kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 december 2020 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. In deze beschikking heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van alle vijf kinderen vastgesteld bij de moeder.
De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De kinderen van partijen zijn onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling loopt nog tot 30 april 2021.
2.4.
De moeder heeft in november 2020 de echtelijke woning in [plaats 1] verlaten. Zij woont sindsdien begeleid in [plaats 2] , hemelsbreed zo’n 6 kilometer van de school waar [kind 1] tot dat moment heen ging.
2.5.
De moeder beschikt niet over een rijbewijs of auto.
2.6.
In overleg met de GI heeft de moeder [kind 1] en [kind 2] ingeschreven op basisschool [ naam school 1] in [plaats 2] (hierna: [school 1] ) op basis van een tijdelijke inschrijving. Tot het uiteengaan van partijen was [kind 1] ingeschreven op basisschool [naam school 2] in [plaats 1] , [kind 2] ging naar Peutercentrum [naam] in [plaats 1] . De moeder heeft de (definitieve) inschrijfformulieren voor beide kinderen voor [school 1] ingevuld en ondertekend. De vader heeft deze, ondanks herhaald verzoek van de moeder, tot nu toe niet ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert dat de voorzieningenrechter, samengevat:
I. primair, zal bepalen dat de vader zijn schriftelijke toestemming dient te geven om de [kind 1] en [kind 2] definitief in te laten schrijven op [ naam school 1] in [plaats 2] , het daartoe benodigde inschrijvingsformulier dient te ondertekenen en dit tijdig aan de school dient te verzenden/overhandigen;
II. subsidiair, voor zover de vader weigert zijn schriftelijke toestemming te verlenen en het formulier niet ondertekent, vervangende toestemming verleent vóór 19 april 2021 zodat deze in de plaats zal treden van de toestemming van de vader;
III. de vader in de kosten van de procedure zal veroordelen.
3.2.
De vader voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de voorzieningenrechter bevoegd een voorziening te geven in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. In aansluiting bij artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek neemt de voorzieningenrechter een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Het spoedeisende belang
4.2.
Het spoedeisende belang vloeit voort uit de stellingen van de moeder.
De inschrijving op de school
4.3.
De moeder voert, voor zover hier van belang, onder meer het volgende aan. Zij heeft tegen haar wil de echtelijke woning verlaten, omdat de vader niet wilde vertrekken. Er was sprake van grote spanningen tussen partijen. Om escalatie te voorkomen is de moeder vertrokken met vier van de vijf minderjarige kinderen. De moeder verblijft nu met de kinderen in een woning van begeleid wonen in [plaats 2] . Zij zijn daar ook ingeschreven. De moeder moet begeleid worden in zelfstandig functioneren, omdat tijdens het huwelijk de vader veel bepaalde en besliste. De moeder heeft baat bij ondersteuning.
In overleg met de gezinsvoogd zijn [kind 1] en [kind 2] ingeschreven op [school 1] , zodat de kinderen in de buurt naar school kunnen gaan. De kinderen gaan nu al enkele maanden naar [school 1] . Zij hebben het er naar hun zin, al moest vooral [kind 1] wel wennen.
Omdat de vader niet wil meewerken aan een inschrijving van de kinderen op [school 1] , is besloten gebruik te maken van een uitwisseling. Op die manier is het mogelijk dat kinderen maximaal dertien weken naar een school gaan, ook als een van de ouders daartoe geen toestemming geeft. De termijn voor deze uitwisseling verstrijkt echter op 19 april 2021 en kan niet worden verlengd.
Volgens de moeder is het in het belang van de kinderen dat zij naar [school 1] kunnen blijven gaan. Het is in hun belang onderwijs te volgen en de afstand van [plaats 2] tot de school in [plaats 1] is te groot, mede gelet op de jonge leeftijd van de kinderen. Het is niet in hun belang om elke dag heen en weer te reizen. De moeder heeft geprobeerd via de gemeente een busje te regelen en heeft ook haar persoonlijk begeleidster om advies/hulp gevraagd, maar niemand kan helpen bij het vervoer. Daarnaast vreest de moeder dat de vader de kinderen onverwachts op de school in [plaats 1] zal opwachten buiten de vastgestelde omgangsmomenten. Gelet op de onderlinge verhoudingen tussen partijen acht de moeder dit niet wenselijk. Ook hebben de kinderen inmiddels een fris begin gemaakt. Het gaat nu goed met de kinderen. Deze ontwikkeling dient te worden voortgezet, aldus de moeder. De gezinsvoogd ondersteunt dit verzoek ook.
4.4.
De vader heeft het volgende gesteld. De vader heeft een grote rol gespeeld in het leven van de kinderen. Hij is een betrokken en liefdevolle vader. Hij heeft helaas geen contact met de oudste twee kinderen van partijen, [kind 3] woont bij hem, [kind 1] en [kind 2] zag hij tot voor kort wekelijks van vrijdag tot zondag. De kinderen zijn altijd blij als zij bij hun vader zijn en willen vaak niet terug naar hun moeder. De vader heeft de kinderen op maandag 29 maart naar de oude school van [kind 1] gebracht. Daarop heeft de moeder de politie ingeschakeld. Zonder duidelijke aanleiding is een contactverbod opgelegd door de vervanger van de vervanger van de gezinsvoogd. Er is veel hulpverlening bij de moeder betrokken. Zij kan niet zelfstandig beslissen. Er was wel spanning tussen partijen toen zij nog samenwoonden, maar de veiligheid is nooit in het geding geweest.
De vader maakt zich zorgen over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Hun huidige woonomgeving is niet geschikt. Er is sprake van begeleid wonen. De kinderen wonen nu in een klein dorp, in een voor hen onbekende buurt. Hun vertrouwde omgeving is in [plaats 1] . De vader wil graag meer contact met de kinderen en zou het liefst zien dat zij hun hoofdverblijfplaats bij hem hebben. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de echtscheiding en verzoekt in die procedure ook om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Zolang de hoofdverblijfplaats niet definitief is vastgesteld, is het niet in het belang van de kinderen verstrekkende beslissingen te nemen. De moeder verblijft op een tijdelijke plaats en zal daarna opnieuw verhuizen. Daarom is het nu niet in het belang van de kinderen ze in te schrijven op een school in [plaats 2] . De [naam school 2] school heeft verklaard dat de kinderen daar nog steeds terecht kunnen. [kind 1] had daar vriendjes en [kind 2] was daar ook al ingeschreven en heeft al een kijkdag gehad. Nu de moeder zelf ook aangeeft op termijn naar [plaats 1] terug te willen, dient de situatie van voor het uiteengaan te worden hersteld.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.6.
Bij het nemen van een beslissing staat het belang van [kind 1] en [kind 2] voorop. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1] en [kind 2] . Dat betekent dat partijen in beginsel samen dienen te beslissen naar welke school de kinderen gaan. De moeder heeft aannemelijk gemaakt dat overleg tussen partijen in dit geval niet mogelijk was en dat het ondanks pogingen van haar en de gezinsvoogd niet is gelukt om samen met de vader op één lijn te komen. De vader voert aan dat hiertoe onvoldoende is ondernomen, maar feit is dat de vader zich uitdrukkelijk verzet tegen de inschrijving, terwijl de moeder geen andere mogelijkheid ziet. Dat rechtvaardigt echter nog niet zonder meer dat de moeder eenzijdig de keuze heeft gemaakt om de kinderen naar [school 1] te laten gaan. Dat dit voor haar praktisch niet haalbaar was de kinderen in afwachting van een beslissing van de rechter (al dan niet in kort geding) dagelijks naar [plaats 1] te (laten) brengen, acht de voorzieningenrechter onvoldoende zwaarwegend. Bij de beslissing zal de voorzieningenrechter daarom het meest gewicht toekennen aan wat het belang van [kind 1] en [kind 2] meebrengt los van de huidige situatie.
4.7.
[kind 2] ging tot januari 2021 nog niet naar de basisschool. Hij is immers pas in januari 4 jaar geworden. Voor hem is de keuze voor [school 1] logisch en begrijpelijk. De school is dicht in de buurt van de woning van de moeder. Dit brengt mee dat hij weinig reistijd heeft, dat hij vriendjes krijgt die in de buurt wonen en dat zo nodig de moeder gemakkelijk naar school kan komen als dit nodig is. Dit zijn allemaal argumenten waarom het in het belang van [kind 2] is dat hij naar [school 1] gaat. Dat hij al was ingeschreven op de [naam school 2] maakt dat niet anders. Dat was immers in de tijd dat de kinderen daar nog in de buurt woonden. Nog los van het feit dat [kind 2] inmiddels al bijna drie maanden naar [school 1] gaat, is er dus voldoende reden voor het oordeel dat het daarom niet in zijn belang is naar een andere, voor hem minder bekende school te moeten, die verder van zijn woonplaats is.
4.8.
Voor [kind 1] spelen dezelfde argumenten een rol voor wat betreft de nabijheid van de school bij haar woonplek. Dat betreft haar reistijd, het krijgen van vriendjes in haar woonomgeving en de bereikbaarheid van de school voor de moeder. Daar staat wel tegenover dat zij al vriendjes had op haar vorige school, [naam school 2] . De moeder probeert die contacten nog in stand te houden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [kind 1] op den duur ook zal wennen op [school 1] . Daarnaast is het zowel voor de moeder als voor [kind 1] en [kind 2] prettig dat [kind 1] en [kind 2] naar dezelfde school kunnen.
4.9.
De vader heeft niet aangevoerd dat [school 1] geen goede school zou zijn voor [kind 1] en [kind 2] . Hij wenst alleen dat de kinderen dicht bij hem op school gaan, in hun tot voor kort vertrouwde omgeving. Omdat de kinderen echter doordeweeks bij de moeder verblijven, is daarvoor geen aanleiding. Dat dit het gevolg is van het feit dat de vader niet op de hoogte was van de (tweede) echtscheidingsprocedure, maakt dat niet anders. Er is sprake van een kort geding en dus van een ordemaatregel. De rechtbank heeft klaarblijkelijk in de echtscheidingsprocedure vastgesteld dat de vader op de juiste wijze in de procedure is betrokken. Dit oordeel kan niet in kort geding ter discussie worden gesteld. De feitelijke situatie is leidend. Dit brengt ook mee dat de voorzieningenrechter niet meeweegt dat de wens van de moeder is om zo mogelijk op termijn naar [plaats 1] terug te keren. Op dit moment is dat feitelijk niet mogelijk. Op onzekere toekomstige omstandigheden kan de voorzieningenrechter niet vooruitlopen. Het is daarom het meest in het belang van de kinderen als zij naar [school 1] kunnen. Het belang van de kinderen brengt al met al mee dat de vordering van de moeder moet worden toegewezen.
4.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het belang van [kind 1] en [kind 2] gediend bij duidelijkheid. Toewijzing van de primaire vordering verschaft die duidelijkheid nog onvoldoende. Ook als de vader wordt veroordeeld tot het verlenen van toestemming, dient hij immers het formulier nog altijd te ondertekenen. Als dat ondanks de veroordeling niet gebeurt, blijft de onzekerheid en onduidelijkheid voor de kinderen bestaan. Gelet op de weigerachtige houding van de vader tot nu toe, is dit een reëel risico. In het belang van de kinderen zal de voorzieningenrechter daarom de subsidiaire vordering toewijzen en bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de vader.
De proceskosten
4.11.
De voorzieningenrechter zal niet overgaan tot een proceskostenveroordeling, zoals de moeder heeft gevorderd. De reden hiervoor is dat dit een procedure betreft met een familierechtelijk karakter. Het uitgangspunt bij familierechtelijke procedures is dat de proceskosten worden gecompenseerd. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om hiervan af te wijken. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om de kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
met ingang van 19 april 2021 in te schrijven als leerling van school [ naam school 1] in [plaats 2] ;
5.2.
bepaalt dat deze beslissing in de plaats treedt van de toestemming van de vader;
5.3.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Eskes en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021 in het bijzijn van mr. E.M. Beumer, griffier.