ECLI:NL:RBGEL:2021:2214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
C/05/384402 / KG RK 21-154
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 april 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een kort geding betrokken was, had de rechter, mr. I.C.J.I.M. van Dorp, gewraakt omdat deze had geweigerd om kennis te nemen van nadien ingediende stukken. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer stelde vast dat de beslissing van de rechter om de stukken buiten beschouwing te laten, geen grond voor wraking opleverde, omdat deze beslissing niet als onjuist of onbegrijpelijk kon worden aangemerkt. De wrakingskamer benadrukte dat de verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren die wijzen op partijdigheid, wat in dit geval niet was gebeurd. De mondelinge beslissing werd openbaar uitgesproken en vastgelegd, waarbij de griffier en de voorzitter aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/384402 / KG RK 21-154
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 19 april 2021
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.C.J.I.M. van Dorp,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 februari 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 24 februari 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 19 april 2021, waarvan de pleitnota van verzoeker onderdeel uitmaakt.
1.2.
Ter zitting heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan, die in uitgewerkte vorm, met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, als volgt luidt.

2.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft na de mondelinge behandeling van het kort geding geweigerd om kennis te nemen van de nadien ingediende stukken van verzoeker.
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker de rechter heeft gewraakt naar aanleiding van de procesbeslissing van de rechter om stukken, die verzoeker na de mondelinge behandeling van het kort geding heeft ingediend, buiten beschouwing te laten. Een procesbeslissing kan echter in beginsel geen grond vormen voor wraking. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Naar het oordeel van de wrakingskamer haalt hetgeen verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd en ter zitting nader heeft toegelicht deze hoge drempel niet.
3.5.
Het wrakingsverzoek is daarom afgewezen.
Deze mondelinge beslissing is gegeven door mr. D.S.M. Bak, voorzitter, mr. R.M.H. Pennings en mr. E.J. Davids, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.J.H. Klomp en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2021 en vastgelegd op 23 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.