ECLI:NL:RBGEL:2021:2193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
05/288418-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot taakstraf wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Op 3 mei 2021 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het dwingen van een slachtoffer tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen op 26 september 2019 in de gemeente Ermelo. De verdachte heeft het slachtoffer betast en hard in haar borsten geknepen terwijl zij op een rijdende scooter zat. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verdachte niet in de verdediging is geschaad door eventuele taalfouten in de tenlastelegging. De militaire kamer heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. De militaire kamer heeft benadrukt dat het gedrag van de verdachte niet past bij zijn functie als militair en dat het vertrouwen binnen de militaire organisatie ernstig is geschaad door zijn handelen. De rechtbank heeft de straf gegrond op de artikelen 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/288418-19
Datum uitspraak : 3 mei 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2019 in de gemeente Ermelo,
door één of meer feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of (hard) geknepen
in haar borsten, althans haar lichaam, terwijl die aanrakingen op onverhoedse en/of verdekte
wijze werden verricht in een situatie waarbij die [slachtoffer] op dat moment een rijdende scooter
bestuurde en verdachte bij haar achter haar op de scooter zat en terwijl verdachte meermalen
voorbij is gegaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van protest/weerstand.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 26 september 2019 in de gemeente Ermelo,
door één of meer feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige
handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] betast
en/of gestreelden
/of(hard) geknepen
in haar borsten,
althans haar lichaam,terwijl die aanrakingen op onverhoedse
en/of verdekte
wijze werden verricht in een situatie waarbij die [slachtoffer] op dat moment een rijdende scooter
bestuurde en verdachte bij haar achter haar op de scooter zat en terwijl verdachte meermalen
voorbij is gegaan aan haar verbale
en/of non-verbalesignalen van protest/weerstand.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur en twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening wordt gehouden met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft gelijk bij de KMAR al spijt betuigd en heeft excuses aangeboden aan het slachtoffer. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. De zaak is lang blijven liggen bij het OM en verdachte is inmiddels niet meer in dienst bij defensie. Verdachte heeft een baan waarvoor hij lange dagen maakt, zodat hij niet veel tijd heeft voor een lange werkstraf. De raadsman heeft verzocht om verdachte niet te veroordelen tot een gevangenisstraf, maar hem een werkstraf op te leggen van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 maart 2021
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 19 oktober 2020.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft aangeefster betast en hard in haar borsten geknepen terwijl hij bij haar achter op de scooter zat. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarbij heeft verdachte door zijn handelen misbruik gemaakt van de situatie, terwijl aangeefster hem juist wilde helpen door hem mee te laten rijden achter op de scooter. Doordat aangeefster de scooter bestuurde en verdachte achter haar zat, kon zij de aanranding niet zien aankomen of ontwijken en kon zij zich niet verweren. De militaire kamer neemt verdachte dit zeer kwalijk, temeer nu hij als (leidinggevende) militair een voorbeeldfunctie heeft. Met name in een militaire organisatie, waar militairen veelal in werk- en privétijd gezamenlijk moeten optrekken en langere tijd van huis zijn, is onderling vertrouwen cruciaal voor het functioneren van de organisatie. Als (leidinggevende) militair heeft verdachte door zijn handelen hierop ernstig inbreuk gemaakt en gedrag vertoond dat op geen enkele wijze past bij het ambt van een militair. Daarnaast schaadt zijn gedrag het aanzien van de krijgsmacht en leidt dit tot onbegrip en verontwaardiging in de samenleving.
Eén van de taken van militairen is bovendien het beschermen van burgers. Verdachte heeft juist het omgekeerde gedaan.
Dat het voorval veel impact heeft gehad op aangeefster komt onder meer naar voren uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zoals voorgelezen op zitting.
Uit het uittreksel justitiële documentatie komt naar voren dat verdachte niet eerder is veroordeeld van een vergelijkbaar feit.
Uit het rapport van de reclassering van 19 oktober 2020 komt naar voren dat de leefgebieden "psychosociaal functioneren" en "middelengebruik" delict gerelateerd zijn. Verondersteld wordt dat de aanleiding tot het delict vooral het overmatige alcoholgebruik is geweest, meer dan dat onderliggende seksuele motieven een rol hebben gespeeld. Verdachte is op eigen initiatief met aangeefster in gesprek gegaan in een herstelbemiddelingstraject. Dat getuigt volgens de rapporteur niet alleen van slachtofferempathie maar ook van het willen nemen van verantwoordelijk voor zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag
.Verdachte lijkt te beschikken over een steunend netwerk, er zijn geen aanwijzingen voor financiële problemen en hij gebruikt geen drugs. Het recidiverisico wordt laag ingeschat.
De militaire kamer weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij zowel in het herstelbemiddelingstraject als ter terechtzitting naar het slachtoffer spijt heeft betuigd en dat hij daarin oprecht overkomt.
Gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat verdachte zijn leven op de rit heeft, het recidiverisico laag is en verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag, ziet de militaire kamer, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De militaire kamer acht, alles afwegend, een werkstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. De militaire kamer gaat er van uit dat het voorwaardelijke gedeelte van de werkstraf in dit geval als voldoende dreiging geldt richting verdachte om herhaling te voorkomen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d, en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf groot
40 (veertig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. G.M. van den Broek, rechter, en Kapitein ter zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2021.
Mr. G.M. van den Broek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 19100913507329, gesloten op 27 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.