ECLI:NL:RBGEL:2021:2168

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
05/720076-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor openlijke geweldpleging tijdens vechtpartij op Willemsplein in Arnhem

Op 28 april 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen uit Otterloo, die op 10 september 2017 betrokken waren bij een vechtpartij op het Willemsplein in Arnhem. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De mannen kregen ieder een geldboete van 1.500 euro opgelegd en moeten schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De zaak tegen een zevende man was eerder afgedaan met dezelfde straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachten in vereniging geweld hebben gepleegd tegen meerdere slachtoffers, die tijdens de vechtpartij letsel opliepen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, hoewel verdachte van enkele specifieke geweldshandelingen werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en het tijdsverloop tussen de feiten en de uitspraak. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de oplegging van een werkstraf achterwege gelaten, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/720076-18
Datum uitspraak : 28 april 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 mei 2020 en 14 april 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij, op of omstreeks 10 september 2017, in de gemeente Arnhem, in ieder geval in Nederland, openlijk, te weten het Willemsplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)nen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] door
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder geval op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen, en/of
- die [slachtoffer 2] tegen de grond te trekken en/of naar de grond te werken en/of naar de grond te brengen (vervolgens) die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, te slaan op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder geval op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag, en/of
- het (vervolgens) nadat die [slachtoffer 2] is/was opgestaan, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder geval op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt en/of waardoor die [slachtoffer 2] stijl achterover is gevallen, en/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan/ te stompen, terwijl die [slachtoffer 2] (bewusteloos) op de grond lag, en/of
- het (met kracht) bij de keel vastgrijpen en/of vastpakken van die [slachtoffer 4] , en/of
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen, en/of - het op een dreigende manier (al dan niet rennend) achtervolgen van die [slachtoffer 5] , en/of - (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 5] te duwen en/of te tackelen en/of naar de grond te werken waardoor deze [slachtoffer 5] op de grond viel, en/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] , in ieder geval tegen het lichaam te slaan/ te stompen, en/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) te duwen en/of te trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] ;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 september 2017 heeft op het Willemsplein in Arnhem een vechtpartij plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] enerzijds en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 6] anderzijds. [2] [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben daarbij letsel opgelopen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 5] heeft getackeld waardoor deze ten val kwam. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, te weten openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de ten laste gelegde geweldshandelingen op de camerabeelden alleen te zien is dat verdachte [slachtoffer 5] tackelt waardoor deze op het gras ten val komt, [medeverdachte 2] eenmaal tegen [slachtoffer 2] trapt en probeert een trap te geven tegen [slachtoffer 5] , naar alle waarschijnlijkheid [medeverdachte 3] vier tot vijf klappen uitdeelt aan [slachtoffer 2] en het erop lijkt dat [medeverdachte 6] een trap geeft tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] . Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het slaan van [slachtoffer 1] en het schoppen van [slachtoffer 2] terwijl deze bewusteloos op de grond ligt. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals reeds vastgesteld, heeft op het Willemsplein in Arnhem een gevecht plaatsgevonden tussen meerdere personen, waarbij verdachte was betrokken. Ten aanzien van de ten laste gelegde geweldshandelingen overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij tussen de twee groepen is gesprongen en één van de mannen vervolgens uithaalde met zijn vuist, waardoor hij een harde klap tegen zijn kaak kreeg. Dit deed pijn en hij voelde zijn kaak nog lang bonken. [5] De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in het letsel aan de kaak en het gegeven dat hij onderdeel uitmaakte van de slachtoffergroep.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij van de man die links naast hem stond een vuistslag in de linkerzijde van zijn gezicht kreeg ter hoogte van zijn kaak en slaap. Hij herinnert dat hij bij zinnen kwam toen hij op het gras lag en wakker werd omdat hij werd geschopt. Vervolgens dook een man bovenop hem die hem klappen gaf. Hij werd met zijn gezicht in het gras geduwd en tegelijkertijd geschopt op zijn lichaam. Nadat [slachtoffer 2] was opgestaan zag hij een grote man op hem afkomen. Deze man sloeg hem ter hoogte van zijn linker onderkaak en linkerslaap, waardoor hij knock-out ging en met zijn hoofd op het trottoir viel. Hij kwam weer bij in het ziekenhuis. Zijn winterjas is hierbij gescheurd geraakt. [6] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 2] op de grond viel nadat één van de mannen hem met zijn rechtervuist sloeg. [7]
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij door een man bij de keel werd gegrepen en hij deze man terugsloeg. Vervolgens vielen ze samen op de grond. De mouw van zijn jas is daarbij stuk gegaan. [8] De verklaring van [slachtoffer 4] vindt steun in de verklaring van [slachtoffer 2] die heeft verklaard dat hij zag dat een man met camouflageshirt [slachtoffer 4] bij zijn keel vastgreep. [9]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij een man van [slachtoffer 2] trok en toen een harde vuistslag op haar linkeroog voelde. [10] De verklaring van [slachtoffer 3] vindt steun in de verklaring van [slachtoffer 2] die heeft verklaard dat hij zag dat een man haar sloeg. [11]
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat er drie of vier mannen achter hem aankwamen en hij probeerde weg te rennen. Nadat hij werd geduwd of getackeld kwam hij in het gras terecht en werd toen hard getrapt in zijn linkerzij. Toen hij was opgestaan kreeg hij nog een klap op zijn schouder en een klap op zijn linkerkaak. [12] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 5] werd geschopt terwijl hij op de grond lag. [13]
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tot het groepje personen behoorde die achter aangever [slachtoffer 5] aanliepen en dat hij [slachtoffer 5] heeft getackeld, waardoor deze op de grond viel. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte een voldoende bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. Zijn bijdrage hieraan bestaat uit het aangaan van de confrontatie door met anderen achter [slachtoffer 5] aan te lopen en hem vervolgens te tackelen. Verder heeft het geweld plaatsgevonden op de openbare weg en was het zichtbaar voor andere personen, zoals ook blijkt uit de verklaringen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het schoppen tegen het gezicht of het hoofd van [slachtoffer 2] terwijl deze bewusteloos op de grond ligt, waardoor verdachte van dit deel zal worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Hij, op
of omstreeks10 september 2017, in de gemeente Arnhem,
in ieder geval in Nederland,openlijk, te weten op het Willemsplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerperso
(o)nen, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] door
-
het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht
) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder gevalop/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te slaan
en/of te stompen, en
/of
- die [slachtoffer 2]
tegen de grond te trekken en/ofnaar de grond te werken
en/of naar de grond te brengen (vervolgens)door die [slachtoffer 2]
meermalen, in ieder gevaléénmaal, te slaan
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] , en
/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal,
(met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder gevalop/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen
en/of te trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag, en
/of
- het (vervolgens) nadat die [slachtoffer 2] is/was opgestaan,
meermalen,i
n ieder geval éénmaal, (met kracht
)in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd,
in ieder geval op/tegen het lichaamte slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt en/of waardoor die [slachtoffer 2] stijl achterover is gevallen, en
/of
- het (vervolgens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan/ te stompen, terwijl die [slachtoffer 2] (bewusteloos) op de grond lag,en
/of
- het (met kracht) bij de keel vastgrijpen
en/of vastpakkenvan die [slachtoffer 4] , en
/of
- het
meermalen, in ieder gevaléénmaal
, (met kracht
)op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan
en/of te stompen, en
/of
- het op een dreigende manier (al dan niet rennend) achtervolgen van die [slachtoffer 5] , en
/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 5]
te duwen en/ofte tackelen
en/of naar de grond te werkenwaardoor deze [slachtoffer 5] op de grond viel, en
/of
- het
(vervolgens)meermalen
, in ieder geval éénmaal,
(met kracht) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] , in ieder gevaltegen het lichaam te slaan
/ te stompen, en
/of
- het
(vervolgens) meermalen, in ieder gevaléénmaal,
(met kracht
) te duwen en/ofte trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,- met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij in overweging genomen dat aan medeverdachte [medeverdachte 6] een geldboete van € 1.500,- is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de officier van justitie in voldoende mate de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop heeft laten meewegen in de strafeis en verzoekt strafoplegging conform deze strafeis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 maart 2021;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 25 september 2019.
Verdachte heeft zich samen met zijn vrienden schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte en zijn medeverdachten vormden een overmacht ten opzichte van de slachtoffers, te meer door hun leeftijd en de grootte van de groep. Niet alleen heeft verdachte door zijn gedrag een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen, maar ook brengt dit soort gedrag gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving. De geweldpleging heeft immers plaatsgevonden op de openbare weg. Tot slot was er een grote hoeveelheid alcohol in het spel.
Gezien de ernst van het feit, lijkt het opleggen van een werkstraf aangewezen. De rechtbank
ziet echter af van het opleggen van een werkstraf, omdat specifieke omstandigheden daartoe
aanleiding geven.
Eén van die omstandigheden betreft het feit dat ook de slachtoffers een aandeel hebben gehad in
(de escalatie van) het geweld. De slachtoffers zijn verhaal gaan halen en hebben daarmee de
confrontatie opgezocht. Daarnaast is gebleken dat het letsel van de slachtoffers beperkt is
gebleven.
Een andere omstandigheid betreft de duur van de periode die is verlopen tussen de eerste
verdenking en het onderzoek ter terechtzitting. Het feit is al op 10 september 2017 gepleegd, de
verdachten zijn in november 2017 gehoord, maar het onderzoek ter terechtzitting heeft pas op 14 april 2021 plaatsgevonden. Onder meer vanwege de aard van het delict – het plegen van geweld tegen personen in de openbare ruimte – is het zeer belangrijk dat dit soort feiten snel voor de rechter wordt gebracht. Dat is hier niet gebeurd. Bovendien zijn verdachten veel te lang in onzekerheid gebleven over de afloop van hun strafzaak.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straffen rekening gehouden met de straf die reeds is opgelegd aan medeverdachte [medeverdachte 6] .
Gezien al het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een straf zoals door de officier van
justitie is geëist, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering heeft
doorgebracht komt in mindering op de geldboete, volgens de maatstaf van € 50,- per dag.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 4] vordert een onbekend gebleven totaal bedrag aan materiële schade, bestaande uit in elk geval een bedrag van € 360,- (iPhone);
  • [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 420,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade;
  • [slachtoffer 3] vordert een onbekend gebleven bedrag aan materiële schade en immateriële schade.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe te wijzen tot een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie verzocht de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 250,- en de immateriële schade volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht dat wordt bepaald dat verdachte voor deze beide vorderingen hoofdelijk aansprakelijk is.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in verband met het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. Voorts heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing en de gevorderde immateriële schade te matigen. Tot slot heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een gevorderd bedrag.
Beoordeling van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank acht het aannemelijk dat door het geweld dat op benadeelde partij is toegepast er schade is ontstaan aan zijn jas en iPhone. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 360,- voor de iPhone echter onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de jas heeft de benadeelde partij geen bedrag genoemd. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en een totaal bedrag van € 150,- toewijzen. De benadeelde partij zal in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 september 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank acht het aannemelijk dat door het geweld dat op benadeelde partij is toegepast er schade is ontstaan aan zijn kleding. De rechtbank kan op grond van de vordering echter niet vaststellen wat de nieuwprijs is geweest van zijn jas en broek. Daarnaast is gebleken dat de schoenen zijn beschadigd en niet volledig onbruikbaar zijn, waardoor toewijzing van de nieuwprijs niet in de rede ligt. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en een totaal bedrag van € 250,- toewijzen aan materiële schade.
Immateriële schade
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij als gevolg van de openlijke geweldpleging lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het feit impact heeft gehad op het leven van de benadeelde. Voor het bepalen van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade daarom matigen tot een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij zal in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 september 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat deze niet is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 27, 36f, 63, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboete van € 1.500,-(vijftienhonderdeuro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,- per dag;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 4]en
[slachtoffer 2]van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.
1. [slachtoffer 4] € 150,- 10 september 2017
2.
2. [slachtoffer 2] € 1.250,- 10 september 2017
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [slachtoffer 4] € 150,- 3 dagen

2. [slachtoffer 2] € 1.250,- 22 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2021.
mr. H.P.M. Kester, mr. M.G.E. ter Hart en mr. K.M. Rokette zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-201801550, gesloten op 19 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 33, [slachtoffer 2] , p. 36, [slachtoffer 3] , p. 49, [slachtoffer 4] , p. 57, [slachtoffer 5] , p. 65, en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2021.
3.De processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 33, [slachtoffer 2] , p. 36, [slachtoffer 3] , p. 49, [slachtoffer 4] , p. 57, [slachtoffer 5] , p. 65.
4.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2021.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 33.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 36-37 en geneeskundige verklaring, p. 46.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] p. 50.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 57-58.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 37.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] p. 49-50.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 37.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 65-66.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] p. 50.