ECLI:NL:RBGEL:2021:2140

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
384839
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek tot verlenging uithuisplaatsing van kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 26 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing afgewezen, terwijl de ondertoezichtstelling is verlengd tot 17 april 2022. De kinderrechter oordeelde dat de ouders in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, en dat een langere uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen is. De GI (gecertificeerde instelling) had geen concreet alternatief plan voor de terugplaatsing van de kinderen en de kinderrechter vreesde dat een onwenselijk lange uithuisplaatsing zou ontstaan zonder dat de situatie van de kinderen verbeterde. De kinderrechter adviseerde de ouders om hun communicatie te verbeteren en gas terug te nemen in hun eigen wensen en opvattingen, zodat de kinderen beter kunnen wennen aan de nieuwe situatie. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ouders hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/384839 / JE RK 21-297
Datum uitspraak: 26 april 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, locatie Nijmegen,

hierna te noemen: de GI,
betreffende

[kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 1] ,

[kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 2] ,

[kind 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. dr. M.P. de Jong- de Kruijf te Hardinxveld-Giessendam,

[naam 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft op 8 april 2021 een tussenbeschikking gegeven. Voor het procesverloop tot 8 april 2021 verwijst de kinderrechter naar deze tussenbeschikking en de bijbehorende herstelbeschikking van 20 april 2021. Daarna heeft de rechtbank nog ontvangen:
- de rapportage ‘evaluatie ondertoezichtstelling’ van 10 maart 2021, ingekomen op 9 april 2021,
- de stukken van de moeder van 21 april 2021 met bijlage 11-22,
- de mail van de vader van 22 april 2021 met brief,
- de brief van [kind 2] , ontvangen op 23 april 2021,
- de mail van [kind 3] van 26 april 2021.
Op 26 april 2021 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak voortgezet.
Verschenen zijn:
- de vader,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- twee vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
De kinderen verblijven in een gezinshuis.
In de tussenbeschikking van 8 april 2021 (en de herstelbeschikking van 20 april 2021) is de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van één maand. De rest van de beslissing is aangehouden in afwachting van de uitspraak in hoger beroep. Beide maatregelen lopen nu tot 17 mei 2021.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 april 2021 de beschikking van deze rechtbank van 3 december 2020 bekrachtigd.

Het nadere standpunten van de GI en de ouders

De GI handhaaft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar. Er heeft op 13 april 2021 een gesprek met de ouders plaatsgevonden en het volgende gesprek staat gepland halverwege mei. De GI wil inzicht krijgen in de patronen tussen ouders en vanuit daar kijken wat de kinderen nodig hebben om met beide ouders een onbelast contact te kunnen hebben. De uitspraak van het Hof verandert deze lijn niet. Pas als blijkt dat met de gezamenlijke gesprekken met de ouders onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, zal de GI bekijken of en zo ja welke andere route ingezet moet worden. Na de omgang met de moeder is bij de kinderen veel spanning zichtbaar. Het lijkt alsof de kinderen geen emotionele toestemming van de moeder krijgen om in het gezinshuis te verblijven. De kinderen moeten aan de verwachtingen van de moeder voldoen. Het Hof heeft benoemd dat de uithuisplaatsing voor [kind 3] meer nadelen dan voordelen lijkt op te leveren. De GI heeft [kind 3] daarom aangemeld voor een psycholoog.
De moeder staat niet achter de uithuisplaatsing en heeft de indruk dat de GI het ingewikkeld vindt dat zij kritisch is over hun aanpak en handelen. De GI lijkt onderdeel te worden van de strijd tussen de ouders. De moeder voert daarom ook verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij herkent zich niet in het beeld van de GI dat zij geen emotionele toestemming geeft voor contact met de vader en het verblijf in het gezinshuis. Ze laat zich over beiden niet negatief uit en zorgt voor een goede overdracht naar het gezinshuis en heeft altijd uitvoering gegeven aan de omgangsregeling met de vader. De kinderen zijn overstuur na de omgang, omdat zij het moeilijk vinden om terug te gaan naar het gezinshuis en liever thuis willen wonen. Dat is een logische reactie. De kinderen horen dat zij deze reactie niet mogen hebben en durven zich daardoor steeds minder goed te uiten. Beide ouders zijn op zichzelf goede verzorgers en opvoeders van de kinderen, maar er is weinig onderling vertrouwen. De moeder wil graag naar een vorm van zakelijke communicatie tussen de ouders over de kinderen. De SCHIP-methode zou passend zijn. Dat kan worden ingezet zonder het kader van de ondertoezichtstelling.
De vader is het wel eens met de verzoeken van de GI. Hij ziet het contact met zijn kinderen minder worden en ziet de uithuisplaatsing als enige oplossing om het contact te herstellen en behouden. De vader wil een grotere rol in het leven van de kinderen en vreest dat dit niet mogelijk is als de kinderen bij de moeder wonen en door haar beïnvloed worden. Hij ziet kenmerken van contactverlies/ouderverstoting en maakt zich hier grote zorgen over. De vader is het eens met de aanpak van de GI, maar vindt wel dat het traject te langzaam gaat.

De beoordeling

De ondertoezichtstelling
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] verlengen voor de overgebleven duur van elf maanden, dus tot 17 april 2022. Er is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd door de strijd en communicatieproblemen tussen hun ouders. Het lukt hen niet om samen op één lijn te komen over wat de kinderen nodig hebben en welke verdeling van zorg- en opvoedtaken passend is. Deze geschilpunten zijn enorm belastend voor de kinderen. Daarvoor is hulp nodig voor de ouders en voor de kinderen. Door het gebrek aan onderling vertrouwen, gezamenlijke visie, communicatie en samenwerking is het voor de ouders niet mogelijk om zelf de juiste hulp in te zetten. Hiervoor is de sturende rol van een jeugdbeschermer noodzakelijk.
De uithuisplaatsing
De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af. Dat betekent dat de machtiging op 17 mei 2021 afloopt en de kinderen vanaf dat moment weer volledig bij hun moeder moeten wonen, met een omgangsregeling met hun vader zoals al eerder is vastgesteld door de rechtbank en het Hof na advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter vindt een langere uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen. Beide ouders kunnen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen dragen.
Het Hof heeft duidelijk gezegd dat het voortduren van de uithuisplaatsing niet afhankelijk gesteld mag worden van het verbeteren van de communicatie tussen de ouders omdat dit niet haalbaar lijkt en dat de GI moet overwegen om de doelstelling van de uithuisplaatsing bij te stellen. Dit heeft de GI (nog) niet gedaan. De GI blijft inzetten op de communicatie en interactiepatronen tussen de ouders en geeft desgevraagd aan dat er geen tijdspad of escalatieladder is gemaakt en ook nog geen concreet alternatief plan indien blijkt dat het verbeteren van de communicatie tussen de ouders niet gaat lukken. De kinderrechter vreest dat dit mogelijk leidt tot een onwenselijk lange uithuisplaatsing van de kinderen, zonder dat hun situatie nadien aanzienlijk verbeterd is. Dit kan van de kinderen niet verlangd worden.
Het Hof heeft ten aanzien van [kind 3] opgemerkt dat de uithuisplaatsing haar meer kwaad dan goed lijkt te doen en dat het in het belang van [kind 3] lijkt dat zij zo spoedig mogelijk terugkeert naar haar moeder. De GI heeft uitgelegd niet in te zetten op terugplaatsing maar de negatieve effecten van de van de uithuisplaatsing te willen ondervangen met psychologische hulp. De kinderrechter is van oordeel dat [kind 3] meer gebaat is bij een terugkeer naar huis en dat dit ook geldt voor de andere kinderen die beter lijken om te gaan met de uithuisplaatsing, of in ieder geval minder verzet hiertegen vertonen. De kinderrechter gaat de kinderen niet uit elkaar halen en is van oordeel dat zij het beste af zijn bij één van hun ouders met nakoming van de omgangsregeling met de andere ouder.
Ook tijdens deze zitting zijn de patronen tussen de ouders zichtbaar. De moeder is kritisch op de GI, maar uit dat op zo’n scherpe manier waardoor haar al dan niet terechte kritiek door de GI niet meer gehoord wordt en zij haar doel daarmee voorbij schiet. De vader zit op zijn beurt in een slachtofferrol waarbij hij zich achtergesteld en tekort gedaan voelt. Hij wil een grotere rol in het leven van de kinderen, maar loopt het risico hen juist van zich weg te duwen door niet meer open te staan voor een andere visie dan de door hem geziene tekenen van ouderverstoting. De kinderrechter begrijpt zijn wens om een grotere rol in het leven van de kinderen te spelen, maar de Raad voor de Kinderbescherming, de rechtbank en het Hof hebben geoordeeld dat de weekendregeling voor nu het meest passend is voor de kinderen. Daar zal de vader zich bij neer moeten leggen.
Voor beide ouders zou het goed zijn om een pas op de plaats te maken, om tot rust te komen en de kinderen de ruimte te geven om te wennen aan de nieuwe situatie. De scheiding heeft tot gevolg dat hun leven anders is geworden en het contact met hun ouders ook, in ieder geval op dit moment. Dat is lastig voor kinderen en het is belangrijk dat de ouders proberen om het makkelijker voor hen te maken. Ook als dat betekent dat ze zelf gas terug moeten nemen bij het verwoorden van hun eigen visie en het nastreven van hun wensen en opvattingen van wat goed is voor de kinderen. Dat is niet makkelijk, maar wel nodig. De kinderrechter meent dat deze ouders daartoe in staat moeten zijn.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] tot 17 april 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021 door mr. W.J. Vierveijzer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.