ECLI:NL:RBGEL:2021:2094
Rechtbank Gelderland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling door aannemer met betrekking tot onduidelijke facturen en contante betalingen
In deze zaak vorderde de eiser, een aannemer, betaling van een bedrag van € 10.472,44 van de gedaagde partij, die in geschil was over de facturen en contante betalingen. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 augustus 2020, gevolgd door verschillende akten van beide partijen. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen al enkele beslissingen genomen over de redelijkheid van de in rekening gebrachte materialen en manuren. De gedaagde had bezwaren geuit tegen de hoogte van de facturen, maar deze werden door de kantonrechter niet gegrond bevonden. De gedaagde voerde aan dat hij contant € 8.110,- aan de eiser had betaald, maar dit werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de eiser recht had op betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.