In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 21 april 2021, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen over schadevergoeding in het kader van een vervoersovereenkomst. De eiser, een transportbedrijf, vordert betaling van € 21.975,00 van de gedaagde, die stelt dat zij schade heeft geleden door beschadiging en vertraging van de lading, in dit geval eieren, tijdens het transport naar Slowakije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde geen recht heeft op schadevergoeding, omdat de lading niet beschadigd was, maar alleen de verpakking. De rechtbank oordeelt dat waardevermindering van de eieren het gevolg was van vertraging en niet van beschadiging, en dat de schadevergoeding beperkt is tot eenmaal de vrachtprijs. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de verjaring van de vorderingen en de mogelijkheid van verrekening. De vordering van de gedaagde tot schadevergoeding is afgewezen, terwijl de vordering van de eiser tot betaling van € 20.328,43 is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. In de vrijwaringsprocedure is de gedaagde in reconventie ook veroordeeld tot betaling aan de eiser in vrijwaring van € 1.500,00, eveneens vermeerderd met wettelijke rente.