In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eisers, [eiser 1] en [eiser 2], zich verzetten tegen de executie van een eerder vonnis van 24 oktober 2014. Dit vonnis had hen veroordeeld tot het staken van het gebruik van de Beneluxmerken ‘[naam 2]’ en ‘S’, alsook tot het staken van de openbaarmaking van bepaalde foto’s en het doen van misleidende reclame. [naam 1], de gedaagde partij, stelt dat eisers niet aan de veroordelingen hebben voldaan en dat zij inmiddels het maximumbedrag aan dwangsommen hebben verbeurd, dat is vastgesteld op € 250.000,00.
De voorzieningenrechter heeft in deze procedure de feiten en de stellingen van beide partijen beoordeeld. Het verloop van de procedure, inclusief de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling, is in detail besproken. De rechter heeft vastgesteld dat eisers in meerdere opzichten niet hebben voldaan aan de veroordelingen uit het vonnis van 2014, waaronder het niet tijdig verwijderen van social media berichten en het gebruik van een video die inbreuk maakte op de merkrechten van [naam 1].
De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers om de executie van het vonnis te schorsen, alsook om de dwangsommen te matigen, zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat [naam 1] recht heeft op de executie van de dwangsommen, aangezien eisers gedurende een lange periode niet aan de veroordelingen hebben voldaan. De proceskosten zijn toegewezen aan [naam 1], waarbij de advocaatkosten zijn vastgesteld op € 15.667,00. In reconventie zijn de vorderingen van [naam 1] tot verhoging van het maximumbedrag aan dwangsommen afgewezen, evenals de vordering tot het treffen van voorzieningen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en mr. M.S.T. Belt op 22 februari 2021, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.