8.1De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen aanleiding is om de adviseur van verweerder niet aan te merken als een deskundige op het gebied van ecologie. Dat hij in dienst is bij verweerder maakt dat niet anders. Verzoekers hebben ter zitting gesteld dat zij een ter plaatse bekende hovenier hebben gevraagd naar zijn ervaringen in het gebied. Hij heeft hen verteld dat er dassen zijn gesignaleerd, zo stellen verzoekers. De voorzieningenrechter stelt vast dat de hovenier zijn bevindingen niet op papier heeft gezet. Bovendien heeft de deskundige van verweerder hier niet op kunnen reageren. Toetsing van dit argument is daarom lastig. Er is daarom geen aanleiding het advies van de door verweerder geraadpleegde deskundige voor onjuist te houden. Het betoog slaagt daarom niet.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven bereid te zijn in de bezwaarfase de deskundige te vragen een ecologische quick-scan uit te voeren, waar de eventuele aanwezigheid van dassen in meegenomen zal worden. Daarbij zal ook worden beoordeeld, zo is op de zitting besproken, in hoeverre het nodig is in de vergunning een voorwaarde op te nemen over de aan te leggen verlichting.
De verzoeken treffen, waar het gaat om de voorwaarde onder j, geen doel.
Landschappelijke inpassing
9. Op grond van artikel 3.6, vierde lid, onder k, moet het terrein worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing.
Voor de landschappelijke inpassing heeft vergunninghouder bij de aanvraag een beplantingsplan ingediend van [bedrijf] uit [verzoeker] van 18 februari 2021. Verweerder heeft dit beplantingsplan beoordeeld en voldoende bevonden om de camperplaatsen landschappelijk in te passen. Aan de omgevingsvergunning is de voorwaarde verbonden dat het terrein moet worden ingericht volgens de ingediende tekening. In de vergunning zijn bovendien voorwaarden opgenomen om te waarborgen dat de aanplant tijdig plaatsvindt en in stand wordt gehouden. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het terrein niet wordt voorzien van goede landschappelijke inpassing. Dat – zoals verzoekers hebben betoogd –niet alle struiken in de winter groen blijven maakt het plan niet ontoereikend. In de winter is het immers niet toegestaan de camperplaatsen te gebruiken. Het betoog slaagt daarom niet.
Onevenredige aantasting milieusituatie
10. Op grond van artikel 3.6, vierde lid, onder m, mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie. Uit een toets van verweerder blijkt dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van milieuzonering omdat het kampeerterrein op voldoende afstand is gelegen van omliggende woningen. Omdat campers niet als geurgevoelig object hoeven te worden beschouwd en in de directe omgeving geen bedrijven liggen met een zodanige geurbelasting dat sprake is van een slecht woon- en leefklimaat, zijn ook vanuit geur/agrarisch geen belemmeringen aanwezig, zo blijkt uit de toets van verweerder.
Verzoekers stellen dat CO2, het fijnstof en de stikstof zullen toenemen. Bovendien vrezen zij voor geluidsoverlast. Zij hebben hun betoog echter verder niet onderbouwd. De enkele stelling is niet voldoende om aan te nemen dat de milieusituatie onevenredig wordt aangetast. Het betoog slaagt daarom niet.
11. Gelet op het voorgaande wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.6 van het bestemmingsplan en is verweerder in beginsel bevoegd om binnenplans af te wijken. Een (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan is een discretionaire bevoegdheid. Het college heeft hierbij dus beleidsruimte. De voorzieningenrechter toetst of het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Hierbij geldt dat de gevolgen van het project moeten worden beoordeeld met inachtneming van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt.
12. Verzoekers hebben aangevoerd dat het verkeer zal toenemen. In een jeugddorp als [verzoeker] met veel kinderen op straat zal dat tot gevaarlijke situaties leiden. De wegen zijn daarvoor ook niet geschikt, zo stellen zij. Bovendien is het in de zomer al druk op de wegen door bijvoorbeeld toertochten.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er gelet op het aantal camperplaatsen vanuit wordt gegaan dat er maximaal 48 verkeersbewegingen per dag extra plaats zullen vinden. De wegen zijn daarnaast zo ingericht dat hard rijden onmogelijk is en bovendien rijden mensen die ter plaatse onbekend zijn ook voorzichtiger. Daarom is de toename van het verkeer aanvaardbaar, meent verweerder. Wel zal een verkeerskundige in bezwaar een nader advies uitbrengen, waarbij zal worden ingegaan op de door verzoekers aangevoerde gronden.