ECLI:NL:RBGEL:2021:1909

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
8647087
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schadevergoeding na brandschade aan auto met betrekking tot dagwaarde en nieuwwaarde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E.M. Horssius van de Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen, en de gedaagde partij, Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V., vertegenwoordigd door mr. J. van Rhijn. De zaak draait om de vraag of de eiser recht heeft op uitbetaling van de nieuwwaarde van zijn auto na brandschade, of dat enkel de dagwaarde vergoed dient te worden. De eiser stelt dat hij de auto tegen nieuwwaarde verzekerd heeft en dat deze voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de auto niet ouder is dan 36 maanden en hij de eerste eigenaar is. De gedaagde partij, Ansvar, heeft echter de schade berekend op basis van de dagwaarde.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 18 november 2020 reeds enkele overwegingen geuit en heeft de partijen verzocht om aanvullende informatie te verstrekken. De eiser moet de aankoopnota van de auto en de taxatie waarop de belastingdienst zich heeft gebaseerd in het geding brengen. De rechter heeft benadrukt dat de eiser, ook al beschikt hij zelf niet meer over de aankoopnota, in staat moet worden geacht om deze informatie te verkrijgen van de verkoper. De rechter heeft ook opgemerkt dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer over een taxatierapport beschikt dat relevant kan zijn voor de beoordeling van de schadevergoeding.

In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de zaak aangehouden en bepaald dat de eiser op 12 mei 2021 een akte moet nemen, waarna Ansvar een termijn van vier weken krijgt voor een antwoordakte. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de rechter op een later moment zal terugkomen op de zaak, afhankelijk van de ingediende stukken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats [woonplaats]
zaakgegevens 8647087 \ CV EXPL 20-2673 \ 476 \ 40141
uitspraak van 14 april 2021
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. E.M. Horssius, Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen
tegen
De naamloze vennootschap Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V. t.h.o.d.n. Ansvar Idea, alsmede Turien & Co. Verzekeringen
gevestigd te Amsterdam
gedaagde partij
gemachtigde mr. J. van Rhijn
Partijen worden hierna [eiser] en Ansvar genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 november 2020 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 18 november 2020.
2.2.
Ansvar is bij de berekening van de door haar te vergoeden schade uitgegaan van de dagwaarde van de auto van [eiser]. [eiser] daarentegen is van oordeel dat de nieuwwaarde uitbetaald moet worden, omdat hij de auto tegen die waarde verzekerd heeft.
Op grond van de bepalingen van de verzekering wordt de nieuwwaarde vergoed in geval er sprake is van een nieuw aangekochte auto, die op het moment van de schade niet ouder is dan 36 maanden. Uit de bepalingen 3.8.1 en 3.8.2 in onderlinge samenhang bezien is voor een uitkering op basis van nieuwwaarde voorwaarde dat de verzekerde de eerste eigenaar is van de auto.
Bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst is op basis van door [eiser] gegeven informatie zowel uitgegaan van de nieuwwaarde als van [eiser] als eerste eigenaar. Intussen is twijfel gerezen over de juistheid van zowel het eerste als het tweede.
Bij invoer van een auto uit het buitenland is vaak een Nederlands autobedrijf betrokken en dat is ook hier het geval geweest, te weten First Gear Cars. Het is de vraag of in zo’n geval een verzekerde direct al de aanspraak op vergoeding van nieuwwaarde verliest. Die vraag kan vooralsnog echter in het midden blijven. Een verzekerde kan immers geen aanspraak maken op de nieuwwaarde als van zo’n waarde bij aanvang van de verzekering helemaal geen sprake blijkt te zijn.
In dit geval staat vast dat de auto bij invoer voor een veel lager BPM-bedrag is aangeslagen dan correspondeert met de nieuwwaarde. Tenzij de belastingdienst een grove fout heeft gemaakt, kan dit geen andere oorzaak hebben dan dat de auto op dat moment zijn nieuwwaarde had verloren, hetgeen ondermeer het geval is bij forse schade. Nu er voor dit laatste zeer sterke aanwijzingen zijn gezien het in rekening gebrachte BPM-bedrag, is het van essentieel belang dat de aankoopnota in het geding wordt gebracht en ook de taxatie waarop de belastingdienst zich heeft gebaseerd. Tot het verstrekken van die informatie is een verzekerde ook gehouden, zowel op grond van de polisvoorwaarden (artikel 9) als op grond van de wet (artikel 7:941 BW). [eiser] heeft niet gesteld dat hij niet aan deze verplichting kan voldoen. Ook als hij zelf niet meer beschikt over de aankoopnota, de verkoper beschikt daar kennelijk wel over en is bereid om daarvan een afschrift te verstrekken als hij dat wenst. Het ligt voorts voor de hand dat deze auto niet in contanten is betaald, zodat [eiser] ook in staat geacht moet worden om een bankafschrift in het geding te brengen. In ieder geval beschikt de Rijksdienst voor het Wegverkeer over een taxatierapport aan de hand waarvan de hoogte van de BPM is vastgesteld.
2.3.
In geval deze stukken niet in het geding worden gebracht rest slechts de slotsom dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen met zijn veroordeling in de proceskosten. Tegenover het gemotiveerde verweer van Ansvar dient hij immers nadere invulling te geven aan zijn stelplicht.
2.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2021 voor het nemen van een akte door [eiser] zoals onder 2.2 is bepaald;
3.2.
bepaalt dat Ansvar daarna een termijn krijgt van vier weken voor het nemen van een antwoordakte;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021