ECLI:NL:RBGEL:2021:1657

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
05/740003-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf voor meervoudige diefstal en poging tot diefstal uit apotheken

Op 2 april 2021 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meervoudige diefstal en poging tot diefstal uit apotheken. De verdachte, geboren in 1991, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van medicatie, waaronder morfine, uit verschillende apotheken in de periode van 6 december 2019 tot en met 11 januari 2020. Tijdens de zittingen op 5 oktober 2020 en 22 maart 2021 zijn de feiten en het bewijs besproken. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich door middel van braak en inklimming toegang heeft verschaft tot de apotheken en heeft meerdere keren ingebroken. De officier van justitie eiste een werkstraf van 120 uren, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf, rekening houdend met de psychische problemen van de verdachte en zijn rol als mantelzorger. De militaire kamer heeft uiteindelijk besloten tot een werkstraf van 100 uren, met de overweging dat de verdachte al aanzienlijke beperkingen in zijn vrijheid heeft ervaren door het dragen van een enkelband. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor materiële schade van € 4.459,69, vermeerderd met wettelijke rente. De militaire kamer heeft de vordering tot proceskosten afgewezen, omdat deze niet onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, terwijl ook rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740003-20
Datum uitspraak : 2 april 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 oktober 2020 en 22 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 december 2019 tot en met 11 januari 2020 te Elst, gemeente Overbetuwe, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een apotheek ( [adres 2] ) heeft weggenomen een of meer pakje(s)/doosje(s) en/of ampul(len) medicatie, te weten (spuit)morfine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een apotheek ( [adres 3] ) weg te nemen een of meer pakje(s)/doosje(s) en/of ampul(len) medicatie, waaronder (spuit)morfine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, door een of meer ra(a)m(en) en/of rolluik(en) te forceren en/of te vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2019, p. 27 en 28;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] d.d. 16 december 2019, p. 29 en 30;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] d.d. 27 december 2019, p. 31 en 32;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 1] d.d. 30 december 2019, p. 33 en 34;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] namens [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2020, p. 41-43;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] namens [slachtoffer 1] d.d. 11 januari 2020, p. 49 en 50;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2020;
ten aanzien van feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] namens [slachtoffer 5] d.d. 11 januari 2020, p. 47 en 48;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2020.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 06 december 2019 tot en met 11 januari 2020 te Elst, gemeente Overbetuwe, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een apotheek ( [adres 2] ) heeft weggenomen
een of meer pakje(s)/doosje
(s
)en
/ofampul
(len
)medicatie, te weten
(spuit
)morfine,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/of dat/die weg te nemen goed
(eren
)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbrekingen
/ofinklimming;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een apotheek ( [adres 3] ) weg te nemen
een of meerpakje
(s
)/doosje
(s
)en
/ofampul
(len
)medicatie, waaronder
(spuit
)morfine,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan de [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/
of dat/die weg te nemen goed
(eren
)onder zijn bereik te brengen door middel van braak
en/of verbrekingen
/ofinklimming, door een
of meerra
(a
)m
(en)en
/ofrolluik
(en)te forceren en
/ofte vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermaals gepleegd;
feit 2:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van 8 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot voorwaardelijke militaire detentie voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht moet worden toegepast. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een geheel voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. De raadsman heeft de militaire kamer verzocht rekening te houden met het volgende. Verdachte wordt tweewekelijks behandeld door een psycholoog van de MGGZ. Daarnaast is hij mantelzorger van zijn echtgenote. Bij een werkstraf boven de 40 uren is de kans groot dat de verklaring van geen bezwaar (VGB) van verdachte zal worden ingetrokken. Verdachte heeft spijt en wenst de schade te vergoeden. Het recidiverisico is uiterst gering. Voorts dient rekening te worden gehouden met de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte voor de duur van ruim één jaar een enkelband heeft gedragen en daarmee een aanzienlijke duur in zijn vrijheid is beperkt.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan diefstal met braak en aan één poging daartoe, door in een periode van vijf weken tijd zesmaal in te breken in een apotheek en eenmaal een poging tot inbraak in een apotheek te plegen. Tijdens de inbraken heeft verdachte een spoor van vernieling achtergelaten en grote hoeveelheden ampullen met morfine meegenomen. Dit zijn ernstige en vervelende feiten. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen. Dit geldt ten aanzien van zowel de morfine, als de ramen, kozijnen en overige zaken die vernield zijn tijdens de (poging tot) inbraken. Juist op het moment dat de apotheker de vernielde ramen had vervangen, brak verdachte weer in en vernielde opnieuw de herstelde ramen. Daarnaast heeft verdachte de apothekers angst aangejaagd, met name de apothekers in Elst die gebukt gingen onder de stelselmatige inbraken.
De militaire kamer houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek, waarvoor vrijwillig behandeld wordt. Daarnaast is verdachte mantelzorger van zijn ernstig zieke vrouw. Verdachte heeft verder spijt betuigd van zijn handelen en is bereid de schade te vergoeden. De militaire kamer houdt er tevens rekening mee dat de diefstallen in belangrijke mate ingegeven zijn door de medische situatie van verdachtes echtgenote, die door verdachte daarmee van extra pijnstillende medicatie werd voorzien. Hoewel de keuze van verdachte om misdrijven te plegen daarmee op geen enkele manier wordt gerechtvaardigd, volgt hieruit dat verdachte niet louter uit eigenbelang lijkt te hebben gehandeld.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 augustus 2020 volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 18 september 2020 volgt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Volgens de reclassering lijkt verdachte voldoende in staat om in het vervolg adequaat te handelen. Daarnaast zijn geen problemen geconstateerd op het gebied van huisvesting, financiën en middelengebruik. Tot slot is verdachte goed ingebed in vrijwillige hulpverlening en omschrijven zijn behandelaren progressie ten aanzien van zijn gedrag en problematiek.
Alles afwegende acht de militaire kamer een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. De militaire kamer acht toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht of de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf niet passend, gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid inbraken die verdachte in korte tijd heeft gepleegd. Tot slot acht de militaire kamer de oplegging van een voorwaardelijke militaire detentie, naast een onvoorwaardelijke taakstraf, niet opportuun. Verdachte heeft gedurende een periode van één jaar een enkelband gedragen en is daarmee al aanzienlijk in zijn vrijheid beperkt geweest. Daarnaast wordt het recidiverisico als laag ingeschat en heeft verdachte zelf hulp ingeschakeld van een psycholoog, waardoor de militaire kamer een stok achter de deur in dit geval niet nodig acht..
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door [slachtoffer 4] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 6.609,69, bestaande uit € 6.359,69 aan materiële schade en € 250,00 aan proceskosten inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de materiële schade genoemde post ‘Eigenaar of apotheker aanwezig’ afgewezen dient te worden, dan wel dat de benadeelde partij ten aanzien van die post niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat voornoemde post niet onderbouwd is.
Beoordeling door de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft de post ‘Eigenaar of apotheker aanwezig’ begroot op € 1.900,00.
De militaire kamer is, daargelaten de vraag of voornoemde berekening juist is, met de verdediging van oordeel dat de post ‘Eigenaar of apotheker aanwezig’ niet onderbouwd is. Dit deel van de gevorderde materiële schade wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard
De militaire kamer is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 4.459,69 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 6 december 2019 wettelijke rente over dit toegewezen bedrag verschuldigd.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Proceskosten
De gevorderde proceskosten worden afgewezen, nu deze kosten niet zijn onderbouwd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;

heft ophet
geschorste beveltot
voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 4.459,69 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart inzake de materiële schade de post ‘Eigenaar of apotheker aanwezig’ ad
€ 1.900,00 niet-ontvankelijk;
 wijst de vordering tot proceskosten ad € 250,00 af;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 4.459,69 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 89 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. G.W.B. Heijmans, rechters en kapitein ter zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. H. Hadžić, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20-000208, gesloten op 20 april 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.