ECLI:NL:RBGEL:2021:1628

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
05/178232-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht door zorgmedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgmedewerker, die beschuldigd werd van ontucht met een cliënt. De verdachte, geboren in 1984, heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een vrouw die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2019 en 4 mei 2020 in Bennekom en Ede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen zijn penis in de vagina en/of mond van de vrouw heeft gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden opgelegd door de reclassering. De verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een bekennende verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de kwetsbaarheid van het slachtoffer in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte eerder gewaarschuwd was om professionele afstand te bewaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, en een verbod om binnen de zorgsector te werken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de zaak en de impact op het slachtoffer benadrukten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/178232-20
Datum uitspraak : 2 april 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat in Zevenbergen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met
4 mei 2020 te Bennekom, gemeente Ede en/of Ede in elk geval in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd,
met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had
toevertrouwd, door meermalen zijn penis in haar vagina en/of mond te brengen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer] , p. 20-24;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 34-36;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 40-41;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 44-45;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48-59;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2021.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met
4 mei 2020 te Bennekom, gemeente Ede en/of Ede
in elk geval in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd,
met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had
toevertrouwd, door meermalen zijn penis in haar vagina en/of mond te brengen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het gaat om een ernstig feit waarvoor een gevangenisstraf op zijn plaats is. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is deels al gestraft doordat hij is ontslagen en doordat hij niet meer in de zorg werkzaam zal kunnen zijn wegens het niet kunnen verkrijgen van een VOG. Een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf zijn passender.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer een jaar naar eigen zeggen vrijwel wekelijks seks gehad met een vrouw die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Verdachte was verliefd, hield de relatie stil en vroeg in ieder geval de vrouw dat ook te doen. Verdachte was daarbij op de hoogte van het in de zorgorganisatie geldende protocol. Ook was hij meerdere keren door de leiding gewaarschuwd om kort gezegd professionele afstand tot haar te behouden. Dat verdachte desondanks een seksuele relatie met de vrouw aanging en in stand hield, rekent de rechtbank verdachte aan. Of de seks nu de instemming van de vrouw had of niet, de vrouw verkeerde als cliënt in een afhankelijkheidsrelatie. Reeds dat gegeven had voor verdachte een no-go moeten zijn. De vrouw was om meerdere redenen een kwetsbaar persoon. Verdachte, die haar dossier kende, wist dat. Illustratief is dat zij volgens andere begeleiders sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een basisschoolkind.
De reclassering heeft in het rapport van 17 november 2020 benoemd dat het negatieve zelfbeeld van verdachte een rol speelde bij het plegen van het delict. Om die reden vindt de reclassering een verplichte behandeling bij een forensische polikliniek zinvol.
Verdachte is naar aanleiding van deze zaak ontslagen en niet langer in de zorg werkzaam.
Verdachte heeft pas op zitting – naar aanleiding van de vraag of hij nog contact had - verteld dat hij nog steeds een relatie met de vrouw heeft. Hij heeft dit niet uit zichzelf gemeld bij het gesprek met de reclassering. De rechtbank acht het gebrek aan openheid zorgelijk.
Verdachte heeft een blanco strafblad. De rechtbank ziet het belang van verdachte tot behoud van zijn nieuwe baan. Ook acht de rechtbank het van belang dat de voorgestelde begeleiding en behandeling zo spoedig mogelijk een start krijgt.
Hoewel het gaat om een ernstig feit, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarom niet passend. De rechtbank zal verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht en ambulante behandeling, voor de duur van de proeftijd of zoveel korter als dat de reclassering nodig vindt. Daarnaast wordt voor de duur van de proeftijd als voorwaarde een verbod opgelegd om een beroep binnen de zorgsector uit te oefenen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 249 lid 2 aanhef sub 3 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres: [adres 2] in Arnhem. Hij blijft zich vervolgens melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o verdachte zich ambulant laat behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o verdachte niet werkzaam zal zijn binnen de zorgsector.
 stelt als overige voorwaarden dat:
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en
mr. G. Hilberink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020224767, gesloten op 8 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.