In deze zaak heeft eiser, die zestien jaar als gemeenteraadslid in Barneveld heeft gediend, op 28 mei 2018 een aanvraag ingediend voor een koninklijke onderscheiding. Het primaire besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat de aanvraag niet te bevorderen, werd op 19 december 2018 genomen. Dit besluit werd later in een bestreden besluit van 31 oktober 2019 gehandhaafd, waarbij de minister aanvullende motivering gaf. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, en de rechtbank heeft op 15 februari 2021 een zitting gehouden waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser in zodanige mate van 'besproken gedrag' is dat de koninklijke onderscheiding geweigerd kan worden. De rechtbank wijst erop dat de discussie in de gemeenteraad en de media over eiser, die leidde tot een motie van treurnis, niet op zichzelf kan staan als reden voor de weigering. De rechtbank benadrukt dat politieke uitspraken niet automatisch als 'besproken gedrag' kunnen worden gekwalificeerd. Bovendien is de rechtbank van mening dat de minister niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van belangenverstrengeling, wat ook een belangrijke factor is in de beoordeling van de aanvraag.
De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om het gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen. Dit kan door een aanvullende motivering of door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft een termijn van zes weken gesteld voor dit herstel, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.