ECLI:NL:RBGEL:2021:1600
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht en gewone verblijfplaats in relatie tot ouderlijk gezag en omgangsregeling
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vader betreffende het ouderlijk gezag en de omgang met zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M. Koert, verzocht de rechtbank om gezamenlijk ouderlijk gezag en een regeling voor het hoofdverblijf van het kind. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.M.P. Gerrits, voerde verweer en stelde dat de rechtbank onbevoegd was, omdat het kind zijn gewone verblijfplaats in Duitsland had. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de verblijfplaats van het kind beoordeeld, waarbij de moeder betoogde dat zij en het kind in Duitsland waren geworteld, terwijl de vader stelde dat het kind in Nederland geworteld was. De rechtbank concludeerde dat de gewone verblijfplaats van het kind op het moment van indiening van het verzoek in Nederland lag, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was. De rechtbank verklaarde zich echter onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen en verwees de zaak naar de rechtbank Den Haag, waar de moeder op dat moment verbleef. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen.