ECLI:NL:RBGEL:2021:1577

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
8650335
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen verhuurder en MS Mode in het kader van coronamaatregelen en onvoorziene omstandigheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen een verhuurder en de besloten vennootschap MSNL B.V., handelend onder de naam MS Mode. De huurovereenkomst voor een winkelruimte in Nunspeet is op 8 december 2016 ingegaan, met een maandelijkse huurprijs van € 4.447,92. Door de coronacrisis en de daaropvolgende overheidsmaatregelen heeft MS Mode haar winkel van 19 maart 2020 tot 16 april 2020 moeten sluiten. MS Mode heeft vervolgens de huurbetaling tijdelijk opgeschort en slechts de helft van de huur over de maanden april tot en met juni 2020 voldaan.

De verhuurder heeft MS Mode aangeklaagd voor betaling van de achterstallige huur, inclusief een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. MS Mode heeft verweer gevoerd en betoogd dat de coronacrisis moet worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid, waardoor de redelijkheid en billijkheid vereisen dat de gevolgen van de crisis gelijkelijk over partijen worden verdeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de coronamaatregelen inderdaad als onvoorziene omstandigheden moeten worden aangemerkt en dat de verhuurder geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst kan verlangen.

De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder afgewezen, waarbij is bepaald dat MS Mode over de maanden april en mei 2020 slechts 50% van de huur verschuldigd is, en dat de huur over juni 2020 met 50% kan worden opgeschort. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 13 januari 2021.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 8650335 CV EXPL 20-2685
Afschrift aan: beide partijen
Verzonden d.d.
Vonnis d.d. 13 januari 2021 van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: P.G.C. Wittebrood,
tegen
de besloten vennootschap MSNL B.V.,
onder meer handelend onder de naam
MS Mode,
gevestigd te Diemen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S. van der Kamp.
Partijen worden hierna [eiser] en MS Mode genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2020 en de daarin genoemde processtukken,
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door MS Mode overgelegde aanvullende producties,
- de mondelinge behandeling van 24 november 2020, waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een huurovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eiser] met ingang van 8 december 2016 de bedrijfsruimte gelegen aan de Dorpsstraat 27 in Nunspeet (hierna: het gehuurde) verhuurt aan MS Mode voor een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van € 4.447,92 (excl. btw) per maand.
2.2.
MS Mode exploiteert een winkel in damesmode.
2.3.
MS Mode heeft als gevolg van de coronacrisis en de daarop gevolgde beperkende overheidsmaatregelen besloten de winkel van 19 maart 2020 tot 16 april 2020 te sluiten.
2.4.
In april 2020 heeft MS Mode aan [eiser] bericht dat zij als gevolg van het uitbreken van de coronacrisis in Nederland zich genoodzaakt ziet de huurbetaling tijdelijk op te schorten.
2.5.
Over de maanden april tot en met juni 2020 heeft MS Mode de helft van de maandelijkse huurprijs onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert, althans zo begrijpt de kantonrechter zijn vordering, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, MS Mode zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.547,10, bij niet tijdige betaling van de toekomstige huurpenningen primair te vermeerderen met de contractuele boete ad € 300,00 per maand, althans subsidiair de wettelijke handelsrente, althans meer subsidiair de wettelijke rente over € 8.072,96 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de volledige betaling, alsmede MS Mode zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt tegen de achtergrond van voormelde feiten aan zijn vordering ten grondslag dat MS Mode ondanks herhaalde sommatie niet tot betaling van de huur is overgegaan. Het totaal openstaande bedrag aan huur bedraagt € 8.072,96. MS Mode is daarnaast op grond van artikel 25.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden een contractuele boete van € 900,00 verschuldigd. Op grond van artikel 6:96 BW komen de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.574,14 (excl. btw) voor rekening van MS Mode.
3.3.
MS Mode heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing. Op de inhoud van het verweer zal hierna, waar nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
MS Mode heeft betwist dat zij de gevorderde huurpenningen (thans) is verschuldigd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de coronacrisis moet worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens MS Mode zijn de onvoorziene omstandigheden van dien aard dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de huurovereenkomst ongewijzigd in stand blijft. Gelet op de gegeven – onvoorziene – omstandigheden, die noch in de risicosfeer van [eiser] , noch in die van MS Mode liggen, moeten de negatieve financiële gevolgen van de coronacrisis door beide partijen worden gedeeld. Gezien de omvang van het door MS Mode geleden omzetverlies en hetgeen in de praktijk gebruikelijk is, is een huurkorting van 50% over april en mei 2020 en een opschorting van 50% van de huur over juni 2020 alleszins redelijk, aldus MS Mode.
4.2.
Op grond van artikel 6:258 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden als sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Voor een geslaagd beroep op dit artikel moet sprake zijn van omstandigheden die bij het aangaan van de overeenkomst in de toekomst liggen en die niet (stilzwijgend) door partijen in de overeenkomst zijn verdisconteerd. Daarnaast moeten de omstandigheden van dien aard zijn dat het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de wederpartij (in dat geval [eiser] ) ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst verlangt.
4.3.
De beperkende maatregelen van de overheid als gevolg van de coronacrisis moeten als onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 lid 1 BW worden aangemerkt. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst in 2016 voor ogen hebben gehad dat zich een crisis zou voltrekken die heeft geleid tot een ernstige belemmering van het gebruik van het gehuurde voor een langere periode. Partijen hebben de gevolgen van deze omstandigheden niet op enige wijze verdisconteerd in de huurovereenkomst, terwijl het bij het sluiten van de huurovereenkomst tevens om een toekomstige gebeurtenis ging.
4.4.
Dan is de vraag aan de orde of de omstandigheden die zich voordoen van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag worden verwacht. MS Mode heeft in dit verband gesteld dat zij groot financieel nadeel heeft ondervonden van de coronacrisis en dat de omzet van de winkel ten opzichte van het jaar daarvoor ver is achtergebleven, terwijl daarvoor juist sprake was van een aanzienlijke groei. In maart 2020 is volgens MS Mode sprake van een omzetverlies van 48% en in april 2020 van 74%. De winkel is een maand gesloten geweest en daarna zijn de meeste klanten, zo stelt MS Mode, thuis gebleven ter voorkoming van ieder risico. Daar komt bij dat in de winkels maar een beperkt aantal klanten kunnen worden toegelaten en de verkoopbegeleiding – een belangrijk onderdeel van de MS Mode formule – is belemmerd door de maatregelen, aldus MS Mode. [eiser] heeft tegen deze stellingen ingebracht dat MS Mode het door haar gestelde omzetverlies niet heeft onderbouwd met financiële stukken en dat voor zover sprake is van omzetverlies, zij niet heeft aangetoond dat dit een gevolg is van de coronacrisis. Vast staat echter dat de winkel vier weken gesloten is geweest en dat in de periode daarna de mogelijkheden om het gehuurde als winkel te exploiteren aanzienlijk waren verminderd. Door de anderhalve meter-maatregel en de oproep van de overheid om thuis te blijven, kan aangenomen worden dat de winkel veel minder is bezocht. Dit is ongetwijfeld van invloed geweest op de omzetcijfers over de maanden april, mei en juni 2020. Vastgesteld kan dus worden dat de coronacrisis grote gevolgen voor MS Mode heeft gehad. Als onweersproken staat voorts vast dat MS Mode de nodige maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Met MS Mode is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van de coronacrisis en de daarop gevolgde overheidsmaatregelen niet geheel voor rekening dienen te komen van MS Mode. Zij behoefde bij het aangaan van de huurovereenkomst niet te verwachten dat het huurgenot, dat wil zeggen de mogelijkheid om het gehuurde als winkel te exploiteren, in deze mate zou worden aangetast.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst (dat wil zeggen: volledige en directe betaling van de huur over april, mei en juni) mag verwachten. Er wordt geen aanleiding gezien om aan te nemen dat partijen qua maatschappelijke positie in hun onderlinge verhouding in belangrijke mate van elkaar verschillen nu vast staat dat [eiser] (mede)eigenaar is van in elk geval vijftien andere panden. [eiser] heeft op geen enkel wijze onderbouwd dat hij afhankelijk is van de inkomsten uit het gehuurde, zodat dit niet is vast komen te staan. Alle omstandigheden in aanmerking nemend en in lijn met eerdere rechtspraak op dit punt bestaat er aanleiding de gevolgen van de coronacrisis gelijkelijk (50/50) over partijen te verdelen, zodat de huur over de maanden april en mei 2020 in die zin moet worden aangepast. Dit betekent dat MS Mode over de maanden april en mei 2020 50% van de huur is verschuldigd, welk percentage MS Mode reeds heeft voldaan. De in deze procedure door [eiser] gevorderde huur over april en mei 2020 zal dan ook worden afgewezen. [eiser] zal daarnaast moeten gedogen dat MS Mode de huur over de maand juni 2020 met 50% opschort tot maart 2021. Dit betekent dat de huur over juni 2020 thans niet opeisbaar is, zodat ook de gevorderde huur over juni 2020 zal worden afgewezen.
4.6.
Voor toewijzing van de gevorderde contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten bestaat geen grondslag omdat de gevorderde hoofdsom is afgewezen.
4.7.
Gelet op de aard van dit geschil zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.
lt