ECLI:NL:RBGEL:2021:1410
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis met betrekking tot de nieuwe LOVS-richtlijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding vroeg voor de tijd die hij in verzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het verzoekschrift was ingediend op 6 maart 2021, na de invoering van nieuwe forfaitaire vergoedingen per 1 maart 2021. De verzoeker had 3 dagen in verzekering en 122 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, en vroeg een vergoeding van € 12.200,00. De officier van justitie stelde echter dat de vergoeding beperkt moest blijven tot € 10.075,00, omdat de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis vóór 1 maart 2021 had plaatsgevonden.
De rechtbank overwoog dat, hoewel het verzoekschrift na de invoering van de nieuwe richtlijnen was ingediend, de datum van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis bepalend is voor de hoogte van de vergoeding. De rechtbank concludeerde dat de oude LOVS-tarieven van toepassing zijn, omdat de vrijheidsbeneming vóór de nieuwe richtlijnen had plaatsgevonden. De rechtbank kende de verzoeker uiteindelijk een schadevergoeding toe van € 10.075,00, wat overeenkomt met de oude tarieven voor de dagen die hij in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af.
De beslissing werd genomen door rechter C. Kleinrensink, in aanwezigheid van griffier R. van Dijk, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen één maand na betekening van de beslissing hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.