ECLI:NL:RBGEL:2021:1390

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
05/093188-20 + 05/136830-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair vrijgesproken voor medeplegen van uitgeven van vals geld en bezit van Xtc-pillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het uitgeven van vals geld en het bezit van Xtc-pillen. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F. van Baarlen. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 05/093188-20, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van 50 Xtc-pillen in de periode van 4 februari 2020 tot en met 2 maart 2020, en 05/136830-20, waarbij hij werd beschuldigd van het uitgeven van valse bankbiljetten van €50 op 28 februari 2020.

Tijdens de zitting op 8 maart 2021 heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was voor beide tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot de valse biljetten werd gesteld dat de verdachte wist dat het biljet vals was en dat hij samen met een medeverdachte handelde. Voor het opiumdelict werd aangevoerd dat de verdachte pillen had besteld die door zijn broertje waren opgehaald en op zijn kamer waren neergelegd, wat zou impliceren dat hij op de hoogte was van hun aanwezigheid.

De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, en de militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van Xtc-pillen. Er ontbrak een definitieve test die bevestigde dat het daadwerkelijk om Xtc-pillen ging. Evenzo werd er onvoldoende bewijs gevonden voor de beschuldiging van het uitgeven van vals geld, aangezien er geen bewijs was van een gezamenlijk plan tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, maar beval wel de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen valse bankbiljetten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/093188-20 + 05/136830-20
Datum uitspraak : 22 maart 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. F. van Baarlen, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer05/09188-20 ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 2 maart 2020, te Helmond en/of Breda, in elk geval in Nederland, opzettelijk voorhanden heeft gehad, 50 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid XTC-pillen zijnde MDMA (telkens) zijnde middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Aan verdachte is onder
parketnummer05/136830-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2020, te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer valse/vervalste bankbiljetten van € 50,= (vijftig Euro). waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen hij/zij deze ontving(en) bekend was, als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven, althans een of meer valse/vervalste bankbiljetten van € 50,= (vijftig Euro) waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen hij/zij deze ontving(en) bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of in voorraad heeft/hebben gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2020, te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer valse en/of vervalste bankbiljetten van € 50,= uit te geven, een of meer valse of vervalste bankbiljetten van € 50,= als betaalmiddel heeft aangeboden/overgelegd aan (een) medewerker(s) van horecaderijf, café " [naam] ", in elk geval heeft getracht daarmee een betaling te verrichten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2020, te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) medewerker(s) van café " [naam] " te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid bier, althans één of meer drankjes, zich heeft voorgedaan als bonafide caféklant en/of bij die medewerker(s) een bestelling voor een hoeveelheid bier/drankjes heeft gedaan en/of vervolgens ter betaling van die bestelling een vals bankbiljet van € 50,= (vijftig Euro) heeft overgelegd/aangeboden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe is met betrekking tot de valse biljetten aangevoerd dat verdachte wist dat het biljet vals was en dat hij deze in vereniging met de medeverdachte heeft uitgegeven. Ze zijn samen naar de bar gelopen en medeverdachte [medeverdachte] heeft vervolgens met het valse biljet betaald. Verdachte wist dat medeverdachte voor hem een drankje ging kopen met vals geld. Dit was naar het oordeel van de officier van justitie wellicht gebaseerd op een stilzwijgende afspraak. Met betrekking tot het opiumdelict heeft de officier van justitie aangedragen dat er pillen besteld zijn en dat deze zijn opgehaald door het broertje van verdachte. Uit het dossier blijkt dat het broertje deze pillen op de kamer van verdachte heeft neergelegd waardoor de pillen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan. De officier van justitie is van oordeel dat het bezit van in ieder geval 30 pillen wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren en een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De militaire kamer zal de feiten hieronder per parketnummer bespreken.
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder parketnummer 05/093188-20 is de militaire kamer met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs bestaat voor het door verdachte voorhanden hebben van Xtc-pillen. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] zich hebben ingelaten met het verkrijgen van harddrugs. Zo heeft verdachte, mede namens medeverdachte [medeverdachte] , in totaal 50 Xtc-pillen besteld. De pillen zijn door een derde bij de verkoper opgehaald en er is contant afgerekend. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het geld overgemaakt aan degene die de pillen voor hen heeft opgehaald. Los van de vraag of verdachte deze pillen vervolgens wel of niet in zijn bezit heeft gehad, bevat het dossier geen indicatieve of definitieve test dat het daadwerkelijk om Xtc-pillen ging. Ook bevat het dossier geen verklaring over de uitwerking van de pillen, welke vergelijkbaar zou zijn met de uitwerking van Xtc. Zonder een dergelijke test of verklaring kan naar het oordeel van de militaire kamer niet buiten redelijke twijfel gesteld worden dat het Xtc betrof of dat de pillen MDMA bevatten. Gelet op het vorenstaande zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/136830-20 tenlastegelegde is de militaire kamer eveneens van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs tegen verdachte bestaat. Gelet op de verklaring van [getuige] en de ter zitting getoonde camerabeelden overweegt de militaire kamer dat verdachte wist dat de door [getuige] aan hem en medeverdachte [medeverdachte] overhandigde biljetten vals waren. Verdachte heeft namelijk gezien dat [getuige] een briefje versnipperde en heeft vervolgens een ander briefje enige seconden bestudeerd. Zonder vermoedens dat het hier om vals geld ging, bestaat er geen reden om het briefje enige tijd tegen het licht te houden. Verdachte is vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de bar gelopen, alwaar [medeverdachte] met het valse biljet drankjes heeft betaald.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt hierbij echter niet van een gezamenlijk optreden van verdachte en [medeverdachte] of van een vooraf gemaakt plan om het valse geld samen uit te geven. Nu een dergelijk bewijsmiddel ontbreekt en het [medeverdachte] is geweest die feitelijk heeft getracht met het valse biljet de drankjes te betalen, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.

4.De beoordeling van het beslag

De militaire kamer is - met de officier van justitie - van oordeel dat de onder verdachte in beslaggenomen (twee) valse bankbiljetten (goednummer PL2700-20-020781-4) die gelijk zijn aan het biljet waarmee door de medeverdachte een strafbaar feit is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze valse bankbiljetten van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

5.De beslissing

De militaire kamer spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/093188-20 en 05/136830-20.
De beslissing ten aanzien van het beslag:
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de twee valse bankbiljetten (goednummer PL2700-20-020781-4);
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2021.
mr. Pennings, kolonel mr. Hoedeman en mr. Roelfsema
zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.