ECLI:NL:RBGEL:2021:1389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
05/093194-20 + 05/136731-20 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld voor uitgeven van vals geld en vrijgesproken voor het bezit van Xtc-pillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het uitgeven van vals geld en het bezit van Xtc-pillen. De verdachte, geboren in 2000, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.K. van Wezel. De tenlastelegging bestond uit twee parketnummers: 05/093194-20, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van 20 Xtc-pillen, en 05/136731-20, waarbij hij werd beschuldigd van het uitgeven van valse bankbiljetten van €50. Tijdens de zitting op 8 maart 2021 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor het uitgeven van vals geld, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van Xtc-pillen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van Xtc-pillen en sprak de verdachte vrij van dat feit. Echter, voor het uitgeven van vals geld werd de verdachte schuldig bevonden. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de biljetten en dat hij deze had uitgegeven met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 40 uur. Daarnaast werden de in beslag genomen valse bankbiljetten verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/093194-20 + 05/136731-20 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 22 maart 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. T.K. van Wezel, advocaat in Geldrop.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer05/093194-20 ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 2 maart 2020, te Helmond en/of Breda en/of Haarlem in elk geval in Nederland, opzettelijk voorhanden heeft gehad, 20 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid XTC-pillen zijnde MDMA (telkens) zijnde middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Aan verdachte is onder
parketnummer05/136731-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2020 te Breda althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer valse/vervalste bankbiljetten van € 50,= (vijftig Euro). waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen hij/zij deze ontving(en) bekend was, als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven, althans een of meer valse/vervalste bankbiljetten van € 50,= (vijftig Euro) waarvan
de valsheid en/of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen hij/zij deze ontving(en) bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of in voorraad heeft/hebben gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2020, te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer valse en/of vervalste bankbiljetten van € 50,= uit te geven, een of meer valse of vervalste bankbiljetten van € 50,= als betaalmiddel heeft aangeboden/overgelegd aan (een) medewerker(s) van horecaderijf, café " [naam] ", in elk geval heeft getracht daarmee een betaling te verrichten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2020, te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) medewerker(s) van café " [naam] " te bewegen tot de afgifte van
enig goed, te weten een hoeveelheid drank, althans één of meer drankjes, zich heeft voorgedaan als bonafide caféklant en/of bij die medewerker(s) een bestelling voor een hoeveelheid bier/drankjes heeft gedaan en/of vervolgens ter betaling van die bestelling een vals bankbiljet van € 50,= (vijftig Euro) heeft overgelegd/aangeboden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 05/136731-20 tenlastegelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte wist dat het biljet vals was en dat hij deze in vereniging met de medeverdachte heeft uitgegeven. Zij zijn samen naar de bar gelopen waar verdachte vervolgens met het valse biljet heeft betaald. Naar het oordeel van de officier van justitie was het betalen voor de drankjes met het valse geld wellicht gebaseerd op een stilzwijgende afspraak tussen verdachte en medeverdachte.
Voor het onder parketnummer 05/093194-20 tenlastegelegde komt de officier van justitie tot een ander oordeel. Nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte de door hem bestelde en betaalde pillen ook zelf in zijn bezit heeft gehad, is de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot hetgeen tenlastegelegd onder parketnummer 05/093194-20 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het feit dat verdachte drugs in zijn bezit heeft gehad. Ten aanzien van het onder parketnummer 05/136731-20 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte heeft ontkend dat hij wist dat hij met vals geld betaalde en aldus dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer zal de feiten hieronder per parketnummer bespreken.
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder parketnummer 05/093194-20 is de militaire kamer met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs bestaat voor het door verdachte voorhanden hebben van Xtc-pillen. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] zich hebben ingelaten met het verkrijgen van harddrugs. Zo heeft verdachte middels medeverdachte [medeverdachte] een 20 tal Xtc-pillen besteld. De pillen zijn door een derde bij de verkoper opgehaald en er is contant afgerekend. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het geld overgemaakt aan degene die de pillen voor hen heeft opgehaald. Zij hebben hier ieder het door hen verschuldigde bedrag voor betaald. Los van de vraag of verdachte deze pillen vervolgens wel of niet in zijn bezit heeft gehad, bevat het dossier geen indicatieve of definitieve test dat het daadwerkelijk om Xtc-pillen ging. Ook bevat het dossier geen verklaring over de uitwerking van de pillen, welke vergelijkbaar zou zijn met de uitwerking van Xtc. Zonder een dergelijke test of verklaring kan naar het oordeel van de militaire kamer niet buiten redelijke twijfel gesteld worden dat het Xtc betrof of dat de pillen MDMA bevatten. Gelet op het vorenstaande zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/136731-20 tenlastegelegde overweegt de militaire kamer het navolgende.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij die avond een truc uit wilde halen met het valse geld. Hij heeft 1 biljet verscheurd voor de ogen van verdachte en heeft vervolgens laten zien dat het om filmgeld ging. [2] Deze verklaring wordt ondersteund door de ter terechtzitting getoonde camerabeelden, waarop het versnipperen van het briefje door [getuige] te zien is. Ook is op de beelden te zien dat verdachte door [getuige] wordt gewezen op de zijkant van het biljet, waarop te lezen is dat het om vals geld ging. [3] [getuige] heeft daarnaast verklaard dat hij heeft uitgelegd dat het om nep geld ging. [4] Gelet op het bovenstaande acht de militaire kamer het verweer van verdachte dat hij niet wist dat de biljetten vals waren, niet aannemelijk. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van de valsheid van de biljetten. Verdachte is vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de bar gelopen en heeft daar met één van de biljetten getracht drankjes te halen. Hij heeft het biljet aan de barmedewerker gegeven, [5] de barmedewerker had de bestelde drankjes op de bar gezet en is met het biljet naar de kassa gelopen. [6] Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er blijkt niet van een gezamenlijk optreden of van een afspraak tussen beiden over het gezamenlijk uitgeven van het geld. De militaire kamer gaat er derhalve vanuit dat verdachte het valse geld alleen en op eigen initiatief heeft uitgegeven, zodat verdachte van het tenlastegelegde medeplegen van deze feiten moet worden vrijgesproken.
Nu verdachte heeft betaald met een biljet waarvan hij wist dat deze vals was, komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/136731-20 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 februari 2020 te Breda
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een
of meervals
e/vervalstebankbiljet
tenvan € 50,= (vijftig Euro). waarvan de valsheid
en/of vervalsinghem, verdachte,
en/of zijn mededader(s),toen hij
/zijdeze ontving
(en)bekend was, als echt en onvervalst heeft
/hebbenuitgegeven,
althans een of meer valse/vervalste bankbiljetten van € 50,= (vijftig Euro) waarvan
de valsheid en/of vervalsing hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen hij/zij deze ontving(en) bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of in voorraad heeft/hebben gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij ze ontving, als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren en een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de militaire kamer gevraagd ingeval van een bewezenverklaring bij de strafmaat rekening te houden met het tijdstip waarop het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden, de beschonken toestand van verdachte en het korte tijdsverloop tussen het krijgen en het uitgeven van het biljet. Verdachte heeft hier niet om gevraagd en heeft gehandeld in een opwelling. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hetgeen zich in deze paar minuten heeft voorgedaan grote gevolgen kan hebben voor verdachte en heeft ze de militaire kamer gevraagd te volstaan met een werkstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft tijdens het uitgaan in februari 2020 vals geld uitgegeven. Het in omloop brengen van valse biljetten werkt ontwrichtend voor de Nederlandse economie, nu deze gestoeld is op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde kan worden toegekend. Het betalen met valse bankbiljetten ondermijnt dit principe. De militaire kamer rekent verdachte dit – in het bijzonder gelet op zijn functie als militair en aspirant-officier – aan.
Ondanks dat het gedrag van verdachte laakbaar en strafbaar is en dat er over het algemeen zwaar aan een dergelijk feit wordt getild, houdt de militaire kamer ook rekening met het feit dat dit een incident is geweest en dat hierbij sprake was van jeugdige overmoed. De militaire kamer vindt hierin redenen om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.

8.De beoordeling van het beslag

De militaire kamer beslist dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, drie valse bankbiljetten met goednummer PL2700-20-020673-2, verbeurd worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 214bis en 209 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/093194-20 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op twee jarenwordt bepaald, te weten:
dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 en daarnaast een
taakstrafgedurende
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
 beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De beslissing ten aanzien van het beslag:
 beveelt de verbeurdverklaring van de valse bankbiljetten (goednummer PL2700-20-020673-2).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Brabant-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27YZ-20-001139, gesloten op 9 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] , p. 99.
3.Proces-verbaal camerabeelden, p. 122.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige] , p.107.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 111.
6.Proces-verbaal camerabeelden, p. 123.