ECLI:NL:RBGEL:2021:1352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
C/05/381923 / KG ZA 21-1
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onafhankelijkheid van thuiszorgorganisatie bij herbeoordeling zorgindicatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2021, gaat het om een kort geding waarin eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. C.M. Sent, vorderingen hebben ingediend tegen de zorgverzekeraar N.V. Univé, vertegenwoordigd door mr. M.H.P. Claassen. De zaak betreft de herbeoordeling van de zorgindicatie van eiseres sub 1, waarbij de onafhankelijkheid van de aangewezen thuiszorgorganisatie, Kinderthuiszorg, ter discussie staat. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende grond is om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van Kinderthuiszorg, ondanks de bezwaren van eiseressen over het indiceren beleid van de organisatie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de herbeoordeling moet plaatsvinden volgens de vastgestelde criteria en dat Univé de verpleegkundige aanwijst die de herbeoordeling uitvoert. Eiseres sub 2 heeft het recht om de verpleegkundigen van Kinderthuiszorg niet in haar woning toe te laten, wat kan leiden tot het niet uitvoeren van de herbeoordeling. De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat Univé geen contact mag opnemen met de verpleegkundige tijdens het herbeoordelingsproces om de onafhankelijkheid te waarborgen. De vorderingen van eiseressen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij Univé verplicht is om binnen een week na de herbeoordeling het aantal zorguren vast te stellen, conform het reglement van Univé. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/381923 / KG ZA 21-1
Proces-verbaal van mondeling vonnis gedaan op 22 januari 2021
in de zaak van
1. [eiseres sub 1]in deze procedure wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder:
2. [eiseres sub 2],
[adres 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. C.M. Sent te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.P. Claassen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] [eiseres sub 2] en Univé worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. G.J. Meijer, voorzieningenrechter, en [naam griffier] , griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • mevrouw J. [eiseres sub 2] , eiseres sub 2 (digitaal via Skype)
  • mevrouw mr. C.M. Sent, advocaat, voornoemd
  • de heer mr. M.H.P. Claassen, advocaat, voornoemd.
De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De voorzieningenrechter constateert dat er veel speelt op landelijk niveau. Uiteindelijk moet worden beslist op de vorderingen zoals die nu zijn voorgelegd door mr. Sent namens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gaat om de herbeoordeling van de indicatiestelling van [naam 1] . Daar gaat dit geding over en bekeken moet worden wat daarmee moet gebeuren. Partijen denken daar verschillend over en daar zijn vorderingen uit voortgevloeid. De vorderingen dekken echter niet helemaal waar partijen over twisten. De voorzieningenrechter constateert dat partijen het erover eens zijn dat de herbeoordeling dient te geschieden volgens de ‘Toetsingscriteria herbeoordeling indicatie’ en artikel 5 lid 8 van kort gezegd het Reglement 2020 van Univé. Dat staat voor beide partijen vast. Daaruit volgt, met name ook gelet op het vonnis in kort geding van
17 december 2020, dat Univé de verpleegkundige aanwijst die de herbeoordeling uitvoert. Dat staat met zoveel woorden in rechtsoverweging 4.4. van het vonnis, de laatste regel op pagina 5. Univé heeft Kinderthuiszorg aangewezen om die herbeoordeling uit te voeren en partijen zijn het erover eens dat de term herbeoordeling in dit geval betekent dat een verpleegkundige bij [eiseres sub 1] langs gaat om daar een herbeoordeling uit te voeren.
1.2.
De vraag is of er voldoende grond is om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van Kinderthuiszorg. De voorzieningenrechter acht dat niet aannemelijk geworden. Namens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] is gezegd dat Kinderthuiszorg handelt op basis van beleid van indiceren dat onder vuur ligt. Dit beleid is gepubliceerd door beroepsvereniging V&VN. De inhoudelijke strijd over dat beleid zal verder gevoerd worden, maar feit is dat het beleid door de beroepsvereniging is gepubliceerd. Daar hebben partijen het nu mee te doen. Het volgen van dit beleid door Kinderthuiszorg biedt onvoldoende grond om aan te nemen dat zij geen onafhankelijke partij is. De voorzieningenrechter acht verder wel vaststaan dat Kinderthuiszorg aan het beleid heeft meegeschreven, maar constateert dat zij niet de enige betrokken partij is. Uiteindelijk is V&VN de partij die het beleid heeft gepubliceerd en tegen de onafhankelijkheid van V&VN is niets aangevoerd. Dat Kinderthuiszorg verder een speciale overeenkomst met zorgverzekeraars zou hebben die is gericht op het verlagen van zorgindicaties, is niet in voldoende mate komen vast te staan. Het daartoe overgelegde krantenartikel is daarvoor onvoldoende. Ook het feit dat het vestigingsadres van Kinderthuiszorg tevens het vestigingsadres is van meerdere ondernemingen/organisaties is op zichzelf niet voldoende om een objectieve vrees voor de onafhankelijkheid van Kinderthuiszorg te rechtvaardigen. Dit komt vaker voor. Als er bijkomende omstandigheden zijn kan dat maken dat sprake is van belangenverstrengeling, maar alleen hetzelfde adres is onvoldoende om de onafhankelijkheid van Kinderthuiszorg aan te tasten. Dit leidt ertoe dat vordering I zal worden afgewezen.
1.3.
Het leidt er echter ook toe dat het [eiseres sub 2] nog steeds vrij staat de verpleegkundigen van Kinderthuiszorg niet in haar woning toe te laten. Het is haar huis en [eiseres sub 1] is haar dochter en [eiseres sub 2] mag daarom zelf bepalen of zij deze mensen laat binnenkomen voor het uitvoeren van een herbeoordeling. Het gevolg indien [eiseres sub 2] Kinderthuiszorg niet zou toelaten is dat er geen herbeoordeling komt, met als gevolg dat het blijft bij de toekenning van uren van 29 mei 2020. Indien [eiseres sub 2] ervoor kiest Kinderthuiszorg wel toe te laten, dan is de gang van zaken als volgt. Univé zegt dat de minister heeft bepaald dat Univé altijd het laatste woord heeft bij de toekenning van zorguren en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zeggen dat artikel 5 lid 8 van het Reglement 2020 van Univé moet worden gevolgd waarin staat dat Univé de uitkomst van de herbeoordeling volgt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een herbeoordeling plaatsvindt door een verpleegkundige. Die verpleegkundige overlegt vervolgens conform artikel 5 lid 8 van het Reglement 2020 van Univé met [naam 1] en na dat overleg past [naam 1] eventueel haar indicatie aan. Dat kan zij doen, maar dat moet niet. Uiteindelijk staat in de laatste zin van lid 8 van artikel 5 dat de indicatie van [naam 1] wordt gevolgd. Wat [naam 1] doet, ofwel vasthouden aan de oorspronkelijke indicatie ofwel aanpassen na overleg met de herbeoordelend verpleegkundige, wordt gevolgd door Univé. Dit reglement is van toepassing op de rechtsverhouding tussen Univé en [eiseres sub 1] en bepaalt wat er moet gebeuren met de uitkomst van de herbeoordeling.
1.4.
Ten aanzien van vordering II overweegt de voorzieningenrechter dat de kinderverpleegkundige die de herbeoordeling uitvoert, dat in onafhankelijkheid moet kunnen doen. Dit betekent dat zij niet beïnvloed mag worden door zowel de zorgverzekeraar als de verpleegkundige die [eiseres sub 1] verzorgt. Zij moet een eigen oordeel kunnen vormen en zij moet daartoe vrij met [eiseres sub 1] kunnen praten, zonder door Univé of bijvoorbeeld mevrouw [naam 2] te worden ingefluisterd. Vordering II wordt daarom in zoverre toegewezen dat het tijdens en voorafgaand aan het herbeoordelingsproces verboden is voor Univé om contact op te nemen met de persoon van de verpleegkundige. Als de herbeoordeling is afgerond is dat contact niet meer verboden.
1.5.
Onder III is gevorderd te bepalen dat Univé binnen een week na het afronden van de herbeoordeling het aantal zorguren moet vaststellen. Univé moet daarin artikel 5 lid 8 van het Reglement 2020 volgen. Deze vordering is toewijsbaar, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
1.6.
De, na vermeerdering van eis, nieuwe vordering onder IV wordt eveneens toegewezen, omdat Univé ook daartegen geen verweer heeft gevoerd.
1.7.
De vordering onder V ten aanzien van buitengerechtelijke incassokosten en rente wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
1.8.
De proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen gedeeltelijk in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld.

2.De beslissing

2.1.
verbiedt Univé tijdens en voorafgaand aan het proces van indiceren contact op te nemen met de betreffende kinderverpleegkundige die de herbeoordeling uitvoert,
2.2.
bepaalt dat Univé binnen een week nadat de kinderverpleegkundige de herbeoordeling heeft afgerond, in overeenstemming met artikel 5 lid 8 van Het Reglement Persoonsgebonden Budget, het aantal zorguren moet vaststellen,
2.3.
bepaalt dat het naar aanleiding van dit vonnis te nemen indicatiebesluit, voor tenminste één jaar vanaf datum toekenning wordt vastgesteld,
2.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
2.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
2.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De voorzieningenrechter